Met strafverzwaring wegens discriminatoir oogmerk wordt onze vrijheid nog verder ingeperkt
Frans Timmermans (GroenLinks-PvdA) en Mirjam Bikker (ChristenUnie) proberen het ‘discriminatoir oogmerk’ als strafverzwaringsgrond toe te voegen aan het Wetboek van Strafrecht. Dat idee ontstond in 2021 door Kathalijne Buitenweg (GroenLinks) en Gert-Jan Seegers (ChristenUnie); uiteindelijk zorgden Timmermans en Bikker voor aanpassingen.
De Memorie van Toelichting die bij het initiatief van deze wetswijziging werd gedeeld, begint met ‘de gewelddadige dood van George Floyd in de Verenigde Staten van Amerika’ (een crimineel met een donkere huidskleur die door een blanke agent werd gedood gedurende een arrestatie; hierdoor ontvlamde in 2020 het racismedebat op allerlei plekken in de wereld). Ook wordt aandacht gevraagd voor het geweld tegen het joods/Israëlische restaurant HaCarmel in Amsterdam.
De initiatiefnemers willen graag een strafverhogende component in het strafrecht zien bij zogenaamde hate crimes. Dat klinkt wellicht nobel, maar is behoorlijk riskant. Toch ging een ruime meerderheid in de Tweede Kamer erin mee. Het is de zoveelste uitholling van de vrijheid van meningsuiting.
Huidige situatie
Momenteel komt discriminatie reeds voor in de strafwet. Artikel 137d luidt:
‘Hij die in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, aanzet tot haat tegen of discriminatie van mensen of gewelddadig optreden tegen persoon of goed van mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.’
Het gaat dus om het aanzetten tot discriminatie (niet om het discrimineren zelf). Het gaat erom dat de dader iets zegt of doet waardoor anderen gaan discrimineren. Wat discriminatie is, staat vermeld in artikel 90quater:
‘Onder discriminatie of discrimineren wordt verstaan elke vorm van onderscheid, elke uitsluiting, beperking of voorkeur, die ten doel heeft of ten gevolge kan hebben dat de erkenning, het genot of de uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven, wordt teniet gedaan of aangetast.’
Het gaat dus om (a) een discriminerende intentie met potentieel discriminerend effect, (b) om een discriminerende intentie zonder potentieel discriminerend effect (c) of – en dit is de meest problematische optie – een potentieel discriminerend gevolg zonder discriminerende intentie.
Wie een uiting doet die niet bedoeld is om mensen uit te sluiten of anderzijds op basis van ongelijkheid hun mensenrechten te ontnemen, kan toch aan discriminatie doen als de rechter meent dat dit mogelijk het effect van die uiting zou kunnen zijn (let op de voorzichtige woordkeuze: zo’n uiting hoeft geen discriminerend effect te hebben). Wanneer daar sprake van is is echter moeilijk te bepalen. Maar is deze situatie niet bij uitstek van toepassing op cabaretiers?
Welke wetswijzigingen staan Timmermans en Bikker, met steun van de Tweede Kamer, dan voor? Hun wens is om allereerst een nieuw artikel toe te voegen aan de strafwet (art. 44bis):
‘Indien een strafbaar feit wordt begaan met een discriminatoir oogmerk dan wel bestaat uit, wordt voorafgegaan door, vergezeld van of gevolgd door gedragingen die haat tegen of discriminatie van een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun seksuele gerichtheid of hun handicap tot uitdrukking brengen, kan de op dat feit gestelde tijdelijke gevangenisstraf of hechtenis met een derde worden verhoogd.’
Het idee is dus dat alle strafbare feiten in maximumstraf verhoogd kunnen worden als daar een discriminatoir oogmerk aan ten grondslag lag. Daarom willen zij aan het eerder genoemde artikel 90quater een tweede lid toevoegen:
‘Onder discriminatoir oogmerk wordt verstaan het oogmerk om haat tegen of discriminatie van een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun geslacht, hun seksuele gerichtheid of hun handicap tot uitdrukking te brengen.’
In de Memorie van Toelichting staat vermeld dat hate crimes strenger aangepakt moeten worden:
‘Bij hate crimes worden de gedragingen immers gemotiveerd door wie de slachtoffers zijn of tot welke groep zij behoren. Het zijn delicten die deel uitmaken van polarisatieprocessen, die de sociale afstand tussen bevolkingsgroepen vergroten.’
Zoals we eerder zagen hoeft er – conform de huidige wetgeving – bij zulke delicten echter geen discriminerende intentie te zijn. Een potentieel discriminerend effect is voldoende.
Complexe vraagstukken
Deels is dit wetsvoorstel te begrijpen. Wildplassen tegen de gevel van een willekeurige ander omdat je het niet kunt ophouden is terecht beboetbaar. Wildplassen tegen de gevel van de woning van een Joods gezin omdat je een hekel hebt aan Joden is veel erger.
Maar er zijn ook genoeg twijfelgevallen denkbaar. Het is volgens de wetgever erger om te stelen van moslimmigranten omdat je meent dat zij ‘onze’ banen inpikken, dan om te stelen van mensen die een uitkering ontvangen omdat ze geen baan kunnen vinden. Als die moslimmigranten er warmer bij zouden zitten dan degenen die een uitkering ontvangen, dan durf ik niet zo stellig te zeggen dat het eerste scenario erger is dan het tweede. De ernst zou wel eens heel dicht bij elkaar kunnen liggen; dit zijn complexe morele vraagstukken.
Voorkeursbehandeling op grond van godsdienst
Dan zijn er scenario’s denkbaar die volgens de letter van de wet strafbaar zouden worden, maar ongetwijfeld niet tot vervolging zullen leiden (dit is immers ook het geval in soortgelijke zaken met de huidige wetgeving). Denk aan een discriminerende uitspraak tegen blanke mensen door iemand ‘van kleur’. Of aan discriminatoire uitspraken tegen ongelovige mensen.
Hoe moet overigens worden omgegaan met voorkeursbehandelingen die religieuze mensen krijgen ten opzichte van ongelovigen of andersgelovigen? Met zulke wetgeving is het te simplistisch om het verschil tussen het toestaan van de islamitische hoofddoek op de rijbewijsfoto en het weigeren van de pet of muts af te doen als vrijheid van godsdienst. Elk privilege dat de overheid geeft op grond van godsdienst kan dan niet anders worden gezien dan als discriminatie.
Dat brengt me op de vraag waarom er in zo’n artikel überhaupt categorieën van bescherming worden genoemd. Dat betekent immers dat slechts op basis van deze categorieën bescherming bestaat. Oftewel dat uitsluiting, beperking of bevoorrechting op basis van iets anders dan ras, godsdienst, levensbeschouwing, geslacht, seksuele gerichtheid of handicap geen discriminatie is. Discrimineren op basis van uw inkomen, de waarde van uw eigendom, de status van uw werk, uw uiterlijk, uw provinciale afkomst, uw accent, en wellicht uw politieke voorkeur (dat is immers anders dan ideologie) is niet vervolgbaar. Waarom al deze categorieën niet? Het is niet dat de bij wet beschermde categorieën onveranderbaar zijn en deze niet, of andersom.
Het belang van vrijheid van meningsuiting
Zulke praktische implicaties zijn interessant om te overdenken. Ze tonen allerlei situaties aan waarover ogenschijnlijk niet of nauwelijks is nagedacht door de politici die dit voorstel hebben gesteund; allerlei eenvoudig zichtbare mazen in de wet. Zulke mazen hebben echter zowel morele als juridische gevolgen. Ze creëren rechtsonzekerheid. De overkoepelende vraag is echter niet gesteld: zulke wetgeving zorgt voor een verdere inperking van de individuele vrijheid van burgers. Is dat nodig en verantwoord?
Groepsbelediging werd al in 1934 strafbaar en daaruit vloeide de strafbaarstelling van het aanzetten tot haat en discriminatie voort. De aanleiding daarvoor had ogenschijnlijk te maken met de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) en de Communistische Partij van Nederland (CPN) die als bedreigingen werden gezien. Die strafbaarstelling van deze gedragingen is echter lange tijd bediscussieerd gebleven. In het Handyside-arrest (Richard Handyside versus het Verenigd Koninkrijk) van 1976 oordeelde het Europees Hof voor de Rechten van de Mens:
‘Freedom of expression constitutes one of the essential foundations of such a society, one of the basic conditions for its progress and for the development of every man. (…) It is applicable not only to “information” or “ideas” that are favourably received or regarded as inoffensive or as a matter of indifference, but also to those that offend, shock or disturb the State or any sector of the population. Such are the demands of that pluralism, tolerance and broadmindedness without which there is no “democratic society”. This means, amongst other things, that every “formality”, “condition”, “restriction” or “penalty” imposed in this sphere must be proportionate to the legitimate aim pursued.’
Sommige groepen worden meer beschermd dan andere
Zelfs wat beledigend werd geacht, wat choqueert of stoort, viel volgens dit hof onder de vrijheid van expressie. Dat betekende het verdwijnen van de Nederlandse strafrechtartikelen 137c (groepsbelediging) en 137d (aanzetten tot haat en discriminatie), zo denkt u waarschijnlijk? Integendeel. Door de jaren heen werden meer uitingen onder deze delicten geschaard en werd de vrijheid van meningsuiting steeds verder ingeperkt. Zowel juridisch als moreel mocht je steeds minder zeggen.
Aan het begin van de jaren ’90 ontstonden er hernieuwde politieke zorgen over wat als extreemrechts werd gezien. De afgelopen twintig, dertig, jaren werden steeds meer restricties op de vrijheid van meningsuiting opgelegd. Maar, zoals geschreven, die restricties lijken niet consequent te worden toegepast. Sommige vermeende minderheidsgroepen lijken meer juridische bescherming te genieten dan andere. Zoiets is problematisch in een liberale democratische rechtsstaat, omdat het dan juist de overheid is die discrimineert.
Hier gaat het wellicht wringen. In een liberale rechtsstaat mag iedereen doen wat hij of zij wil zolang hij anderen niet schaadt. De vraag is wanneer daar sprake van is. U mag uw eigen vrienden kiezen op basis van allerlei voorkeuren die u heeft. Als u geen homo’s in uw vriendenkring wil hebben – het lijkt me overigens een absurd criterium om uw vriendenkring mee te bepalen – dan mag u dat besluiten.
Maar de overheid mag zo’n onderscheid nooit maken. De overheid is er namelijk voor elke burger. Zij dient ons tegen elkaar te beschermen, zij dient onze vrijheden zoveel mogelijk te beschermen en daarom dient zij alle burgers in gelijke gevallen gelijk te behandelen. Een overheid die de ene vermeende groep – vermeend omdat moslims, atheïsten en transgenders geen homogene groepen zijn – privileges geeft boven de andere doet aan discriminatie.
U moet kunnen zeggen wat u denkt
U moet echter kunnen zeggen wat u denkt en voelt, ook als dat anderen zou kunnen storen, choqueren of beledigen. Dat is de essentie van een liberale democratische rechtsstaat. Zonder de vrijheid van expressie kunt u geen politiek bedrijven (noch actief, noch passief), kunnen ideeën niet worden bekritiseerd en zal de menselijke en morele vooruitgang stagneren.
Het is noemenswaardig dat de Memorie van Toelichting van de wetswijziging 14 pagina’s beslaat en uitgebreid motiveert waarom deze wijziging er dient te komen, maar niet ingaat op de vrijheid van meningsuiting; kennelijk is dat geen belang dat gewogen is of diende te worden.
Het bedrijven van politiek en het bekritiseren van ideeën wordt in 2024 te eenvoudig gezien als discriminerend van aard. Het voorstel van de strafverzwaring rondom het discriminatoir oogmerk is riskant. De kern van het juridische probleem ligt echter al verankerd in onze strafwet: de artikelen 137c (groepsbelediging) en 137d (het aanzetten tot haat en discriminatie).
Van Bart Collard verscheen in 2023 ‘Het recht op misinformatie’. Het boek is overal te koop en te bestellen, ook in de winkel van Wynia’s Week. Kijk HIER.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!