Met rigoureus verbouwplan vergeet Amsterdam Museum zijn rol als hoeder van erfgoed

hermitage

Het Amsterdam Museum pronkt op zijn website met een ambitieus plan voor een verbouwing van het huidige gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal. Het betreft een eeuwenoud complex dat bij een ingrijpende restauratie in de jaren 1962–1975 geschikt werd gemaakt als museum voor de geschiedenis van Amsterdam. Het plan beoogt een zware aantasting van een sinds de Middeleeuwen gegroeide structuur vanwege een veel te ambitieus programma van eisen. Daarmee vergeet het museum even zijn rol als hoeder van erfgoed.

Historische bouwwerken kunnen doorgaans best wel wat aanpassingen aan, want niet alle onderdelen vertegenwoordigen evenveel (kunst)historisch belang. Om tot geschikte herbestemmingen te komen, moet van deze speelruimte vaak creatief gebruik gemaakt worden. De historisch waardevolle structuren en de van belang zijnde historische materie en details moeten uiteraard bewaard blijven. Moeizame aanpassingen horen daarom bij herbestemmingen vanzelfsprekend te zijn. Dat is het respect dat van een gebruiker van historische panden verwacht mag worden.

Ons’ Lieve Heer op Solder

Kortom, monumenten leveren altijd ongemak op, maar een sprekend verleden kan, zeker voor een museum, een belangrijk argument vormen om toch voor een historisch gebouw te kiezen. In de praktijk schuurt dat nog al. Waar particulieren zich in geval van monumenten aan strenge eisen moeten onderwerpen, kunnen musea zich kennelijk permitteren boven het verleden te staan.

Judikje Kiers, de huidige directeur van het Amsterdam Museum, toonde dit al eerder aan als directeur van het Museum Ons’ Lieve Heer op Solder aan de Oudezijds Voorburgwal, dat op 22 september 2015 werd geopend na een grondige restauratie onder haar leiding. Het museum kreeg bij deze ingreep bovendien de beschikking over een entreegebouw aan de overkant van de Heintje Hoekssteeg.

Dit pand had een traditionele negentiende-eeuwse gevel met hoge vensters die zich naadloos voegde in de historische grachtenwand. De inwendige houtconstructie met gebinten en een kap stamde nog grotendeels uit de zestiende eeuw. In de monumentenprocedure voorafgaande aan de verbouwing ging het vooral om de verbinding tussen dit entreegebouw en het eigenlijke museum op de andere hoek van de steeg. Aanvankelijk wilde het museum een luchtbrug, die echter als te storend werd ervaren voor het stadsbeeld. Er werd uiteindelijk gekozen voor een tunnel tussen de kelders van beide panden.

Radicale kijk op het verleden

Bij de verbouwing van het historische pand tot entreepand ging het ondertussen helemaal mis. Hiervoor in de plaats verrees er een nieuwbouw met een sterk uit de toon vallende voorgevel in harde postmoderne vormen, die beantwoordde aan de behoefte van het museum om op te vallen. Het bewaren van dit beeldbepalend pand was hier even niet opportuun.

Niet lang na de opening van museum Ons’ Lieve Heer op Solder werd Kiers, die zich graag het etiket ‘woke’ laat toevallen, directeur van het Amsterdam Museum. De tentoonstellingen van dit museum, dat al enkele jaren daarvoor het woord Historisch uit de naam had laten schrappen, kenmerkte zich al langer door een radicale kijk vanuit het heden op het verleden. De kern van het museum bleef als voordien ook na de komst van Kiers lange tijd de opstelling het ‘DNA van Amsterdam’, met als de kernwaarden ondernemerschap, creativiteit, vrijdenken en burgerschap. Hierbij bleef bijvoorbeeld de rijke collectie aan kunstnijverheid grotendeels verborgen in het depot in Amsterdam Noord, want deze abstracte thema’s vormden daarvoor geen aanleiding. Er werd toen al langer nagedacht over de verbouwing van het bestaande gebouw of aan een eventuele verhuizing naar een geschikter gebouw.

Zware concessies

Dat een eeuwenoud complex niet gemakkelijk valt te verenigen met de doelstellingen van een museum staat buiten kijf, zeker niet een museum dat radicaal eigentijds poogt te zijn. Het grotendeels zeventiende-eeuwse Burgerweeshuis kwam voort uit het middeleeuwse vrouwenklooster Sint-Lucia en het middeleeuwse Oudemannenhuis, dat achter de bebouwing aan de Kalverstraat staat. Tussen deze gebouwen liep de deels overkluisde en later gedempte Begijnensloot.

De in 1975 voltooide restauratie liet de historische gegroeide structuur en de bestaande volumes volledig intact, maar in die periode gingen restauratiearchitecten niet altijd even terughoudend om met de nog aanwezige historische substantie. Veel houten onderdelen die niet helemaal in orde werden bevonden, maakten plaats voor nieuwe van ongeveer dezelfde vorm. De achttiende-eeuwse schuur waar de weesjongetjes leerden timmeren, werd in zijn geheel vervangen door een hypothetische reconstructie van de eerdere middeleeuwse koestal van de nonnen. Als basis daarvoor dienden slechts twee vogelvluchttekeningen waarop het dak zichtbaar is en enkele schamele bodemvondsten. Hierin kwam het café-restaurant van het museum. In 1975 moesten ook al zware concessies worden gedaan.

Absurde plannen

Bij de voorbereiding van de planvorming voor de huidige verbouwing bleef een gedegen onderzoek van wat er nog wel aan balklagen en kappen bewaard bleef, zoals dat tegenwoordig hoort plaats te vinden, nagenoeg achterwege. De onduidelijkheid daarover beschouwden Neutelings Riedijk Architecten als een vrijbrief voor vergaande ingrepen in de eeuwenoude structuur van het complex door sloop en nieuwbouw.

In eerste instantie hadden de plannen zelfs een enigszins absurd zo niet lachwekkend karakter. Het vroegere Oudemannenhuis, heden voorzien van een achttiende-eeuwse gevel, maar nog beschikkend over een middeleeuwse opzet, zou ten koste van een historische kap plaats moeten gaan bieden aan een dakterras. Deze plannen stuitten terecht op een negatief advies van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK).

Onomkeerbare ingreep

De huidige plannen, die wel de goedkeuring van de commissie kregen, voorzien in de sloop van bijna de helft van twee historische kapconstructies aan weerszijden van de Begijnensloot, die van het vroegere Oudemannenhuis en die van de vleugel evenwijdig daaraan. Die laatste kwam in 1598 tot stand naar plannen van Hendrick de Keyser en kreeg in de achttiende eeuw zijn huidige gedaante.

Zo moet boven de Begijnensloot een aanzienlijke zaal tot stand komen om plaats te bieden aan schuttersstukken. Deze zal ver uitsteken boven het huidige gebouw. De huidige Schuttersgalerij ter plaatse van de vroegere Begijnensloot, een buitengewoon aardige toevoeging aan het complex van architect Bart van Kasteel ten tijde van de restauratie in 1975, die de middeleeuwse structuur op creatieve manier in stand hield, moet daarbij verdwijnen. Deze voorgenomen ingreep behelst zowel een ernstige aantasting van de historische kappen als van de historische structuur. Deze onomkeerbare ingreep had de CRK nooit van een positief advies mogen voorzien.

Genoeg alternatieven

Bij monumenten moeten alternatieven voor sloop en ruimtelijke aantasting altijd ernstig overwogen worden. In het geval van het Amsterdam Museum liggen dergelijke alternatieven voor het oprapen. Het Programma van Uitgangspunten van 20 oktober 2017, gebruikt voor de architectenselectie, gaat uit van een ‘netwerkmuseum’ dat zich op verschillende plaatsen in de stad kan bevinden, met het vroegere Burgerweeshuis als focus. Het museum was al lang over diverse plekken verdeeld.

Indachtig deze visie zouden de schutterstukken kunnen blijven hangen in een gebouw dat al helemaal ingericht is als museum, het vroegere oude vrouwenhuis Amstelhof aan de Amstel. Afgelopen jaren diende dit als onderkomen van tentoonstellingen uit de Hermitage te Sint-Petersburg. Het ziet er sowieso naar uit dat deze veel bezochte tentoonstellingen vanwege het verbreken van de culturele betrekkingen met Rusland voorlopig geen vervolg zullen krijgen. Dit gebouw bevat te weinig grote zalen om het gehele Amsterdam Museum plaats te bieden, maar met dit gebouw erbij zou het de mogelijkheden voor exposities zonder al te grote kosten aanzienlijk kunnen vergroten.

Gemeente en directie moeten zich bezinnen

Op deze manier kan de gemeente Amsterdam een groot deel van de voor de verbouwing gereserveerde 66 miljoen op zak houden. Dit op een totaalbedrag van 81,9 miljoen euro. De hele operatie voor de vernieuwing van het museum zou dan nog kunnen plaatsvinden op de aanvankelijk beoogde datum van 27 oktober 2025, die als de zevenhonderdvijftigste verjaardag van Amsterdam geldt. Behoud en herstel verhouden zich echter slecht met prestige en ambitie: daarvoor hebben sommige gemeenten altijd geld te veel.

Door het verzet van de erfgoedorganisaties Bond Heemschut en de Vereniging Vrienden van de Amsterdamse Binnenstad kan aan de uitvoering van de plannen voorlopig niet begonnen worden en staat het te bezien of er ooit toestemming voor komt. Op 23 mei komt de kwestie voor de rechter. Rechtszaken leveren zelden een goede en creatieve discussie op. De gemeente Amsterdam en de directie van het museum zouden er goed aan doen zich al eerder terdege te bezinnen op alternatieven.

Gerrit Vermeer was van 1985 tot 2023 universitair docent architectuurgeschiedenis en bouwhistorie bij de Universiteit van Amsterdam. Hij is actief in de monumentenzorg.

Wynia’s Week is onafhankelijk, ongebonden en onverstoorbaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!