Met minder experimenten en meer praktisch inzicht kan het onderwijs een veel beter rendement halen 

TonAppels 24-8-24
Beeld: deonderwijsspecialisten.nl.

In het politieke debat staan de laatste jaren zaken als immigratie, klimaat, stikstof, woningmarkt en bestaanszekerheid centraal. De breed gedragen onvrede over deze thema’s heeft ongetwijfeld een grote rol gespeeld bij de dramatische verschuiving naar rechts bij de verkiezingen in november vorig jaar.  

Hun belang is evident, maar dat geldt ook voor een thema dat nu veel minder de gemoederen bezighoudt: het onderwijs. Als je bedenkt dat men van links tot rechts doordrongen zegt te zijn van het enorme belang van onderwijs, is het toch opmerkelijk dat de prestaties op dit gebied al jaren dalen en op een dramatisch laag niveau zijn aanbeland.  

Steeds meer geld met steeds minder rendement 

Dit blijkt uit talrijke studies en rapporten maar eigenlijk is het zonneklaar voor iedereen die met voldoende kennis en ervaring in het onderwijs en met een onbevangen blik de neergang heeft zien gebeuren. Het meest schokkende is dat die neergang zich heeft voltrokken ondanks het feit dat de uitgaven door het Rijk aan onderwijs al decennialang sterk stijgen. Zie onderstaande tabel. 

NB De uitgaven voor 2024 betreffen de begroting. 

Ook als rekening wordt gehouden met inflatie is sprake van almaar stijgende bedragen. Deze weerspiegelen de bijkans universele politieke pleidooien voor meer en beter onderwijs. Voor een partij als D66 is meer geld naar onderwijs jarenlang prioriteit 1, 2 en 3 geweest. Maar al dit geld heeft dus een dramatisch laag, zo niet negatief rendement opgeleverd. Je zou verwachten dat de vraag hoe het kan dat we qua onderwijsprestaties zo slecht, en steeds slechter, scoren hoewel we er steeds meer geld tegenaan gooien, een van de grootste politieke thema’s zou zijn. Maar niets daarvan.  

In het Hoofdlijnenakkoord worden structurele bezuinigingen van 1,8 miljard euro op het onderwijs voorzien. Dat bedrag wordt met de in Nederland zo geliefde kaasschaafmethode bij elkaar geschraapt. Dat wil zeggen dat er geen fundamentele keuzes worden gemaakt in termen van afweging van kosten en baten van individuele beleidsonderdelen in de onderwijsbegroting. Daar is nauwelijks kritiek op. De vele critici zijn vooral boos dat er überhaupt wordt bezuinigd, maar besteden geen woord aan de chronische wanprestaties en dus de gigantische geldverspilling in het onderwijs.  

Een diepgaande, structurele analyse van wat er fout gaat, die aan ingrijpende maatregelen vooraf moet gaan, is geen eenvoudige zaak. Hier volsta ik met een paar vragen die aan de orde zouden moeten komen. Wat is de toegevoegde waarde van het ambtelijk apparaat in Den Haag, inclusief het systeem van periodieke inspecties en de daaruit voortvloeiende regelgeving? Wat is het nut van al die experimenten en vernieuwingen die door een stroom van studies en rapporten van consultants en zelfbenoemde onderwijsdeskundigen al decennialang over de sector worden uitgestort? In hoeverre is onderwijzend personeel gefocust op de core business – lesgeven – en in hoeverre wordt het afgeleid en gehinderd door allerlei randzaken en bureaucratische rompslomp? Hoe inhoudelijk sterk zijn de onderwijzers, wat is hun niveau?   

Statistische verbanden 

Kortom, het gaat niet om nog meer geld, maar het gaat om het (veel) beter besteden van de beschikbare financiële middelen. Meer geld naar een disfunctioneel systeem is verspilling; het geld beter inzetten leidt tot een acceptabel rendement. 

De al vele jaren gevoerde discussies over het belang van goed onderwijs voor mens en maatschappij worden gevoed door een stroom aan studies en rapporten die dit zouden aantonen, vaak met statistische verbanden op basis van gigantische empirische datasets.  

Analyses zeggen niets over fundamentele factoren 

Een typerend voorbeeld is een artikel van Bas Jacobs in EW Magazine van midden juli waarin hij beklemtoont hoezeer er een (sterk) positief verband is tussen hogere investeringen in onderwijs enerzijds en arbeidsproductiviteit en economische groei anderzijds. Jacobs – die niet verrassend ook ageert tegen de voorgenomen bezuinigingen in het Hoofdlijnenakkoord en geen oog heeft voor de dramatisch gestegen uitgaven aan onderwijs sinds de jaren zestig en het beroerde rendement daarvan – heeft het in dit verband zelfs over ‘honderden, zo niet duizenden economische studies’ die een en ander zouden aantonen.  

Het fundamentele probleem met dit soort studies is dat er variabelen met elkaar in verband worden gebracht – totale uitgaven aan onderwijs, groei van de arbeidsproductiviteit en economische groei – die veel te alomvattend en complex zijn om met een simpel statistisch verband te worden vastgepind. Al zijn de datasets nog zo groot en de statistische analyses nog zo verfijnd (met talrijke controlevariabelen en dergelijke), de analyses zeggen niets of weinig over de onderliggende fundamentele factoren die bepalend zijn voor de mate van succes of falen.  

Veel dropouts onder succesvolle ondernemers 

Om wat voorbeelden van echt relevante vragen te noemen. Hoe kan men in het hoger onderwijs goede resultaten boeken als in het lager onderwijs onvoldoende basisvaardigheden – lezen, schrijven, rekenen, elementaire logica – worden bijgebracht? Wat is de feitelijke bijdrage van in opleidingen opgedane kennis en vaardigheden aan de stijging van de arbeidsproductiviteit en economische groei? Dit zal sterk verschillen per opleiding en per opleider. Wat houdt ‘hoog’ in ‘hoger opgeleid’ in dit verband concreet in? Hoe worden praktische vaardigheden bijgebracht en is dat niet meer een zaak van learning on the job met goede begeleiding en gezond verstand? En hoe waardevol zijn die voor economie en maatschappij?  

Wat zegt het feit dat uiterst succesvolle ondernemers – bijvoorbeeld Steve Jobs, Bill Gates, Mark Zuckerberg, Elon Musk, Travis Kalanick in de VS, en in Nederland bijvoorbeeld Frits van Eerd, Wim van der Leegte, John de Mol – college dropouts waren of sowieso niet of nauwelijks hoger onderwijs hebben genoten? Zou de wet van dalend marginaal nut ook niet opgaan bij almaar toenemende aantallen ‘hoger’ opgeleiden?  

Het punt is niet dat onderwijs geen rol van betekenis zou spelen. Het punt is dat de precieze bijdrage onmogelijk vast te stellen is, omdat die afhankelijk is van een groot aantal verschillende, maar vaak onderling afhankelijke en soms sterk fluctuerende factoren, die ook nogal eens niet of nauwelijks betrouwbaar te kwantificeren zijn.  

Het door Jacobs en vele anderen als absoluut gegeven sterk positieve verband tussen de hoogte van investeringen in onderwijs en arbeidsproductiviteit en economische groei is op drijfzand gebouwd en miskent de inherente complexiteit van de materie. Het doet enigszins denken aan sciëntisme: het idee dat je in de sociale wetenschappen net als in de natuurwetenschappen vaste, absolute wetmatigheden kunt ontdekken die altijd en overal opgaan. Dat is vrijwel altijd een illusie.  

Doodlopende weg 

Het is jammer dat het nieuwe kabinet de kans laat liggen om eindelijk eens serieus schoon schip te maken op dit zo belangrijke thema en doormoddert op de zo heilloze, doodlopende weg. Een beetje minder geld voor onderwijs lost de structurele problemen niet op. Dat geldt ook voor het omarmen van pretentieuze studies en rapporten over het algemene belang van onderwijs waarin de echt wezenlijke vragen niet aan de orde komen. En het geldt tevens voor die tsunami aan  regeltjes, directieven, formulieren, folders, experimenten, adviezen van externe consultants en wat dies meer zij, die de problemen vaak eerder erger maken dan oplossen.  

We zouden in het onderwijs veel meer moeten vertrouwen op praktisch inzicht van nauw betrokkenen, common sense en een pragmatische aanpak, gefocust op het lesgeven. Dan zouden we best wel eens met veel minder geld veel betere resultaten kunnen boeken.  

Ton Appels is econoom, publicist en auteur van het boek ‘Pleidooi voor het Kapitalisme’. 

Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de lezers, kijkers en luisteraars. Bent u al donateur?Hartelijk dank!