Met Europese staatssteun kan Rutte toch nog een paar multinationals in Nederland houden
Waarom liggen de Europese Unie en de VS op ramkoers met hun economisch beleid? Europa zweert bij vrijhandel en leunt voor (militaire) veiligheid op de VS. De Amerikanen denken wezenlijk anders: handel is mooi, maar veiligheid en nationale belangen staan voorop. De VS zijn een militaire supermacht, Europa is niet verder dan de wens een wereldmacht te zijn.
Nu de politieke spanningen (Rusland versus EU/VS, China versus VS) oplopen, wordt steeds duidelijker dat de verschillen in economische zienswijze verstrekkende consequenties hebben.
369 miljard dollar staatssteun
De verschillen zijn verklaarbaar. De VS zijn een geïntegreerde, continentale economie. Handel vindt primair plaats binnen de VS zelf. Daarentegen is de Europese Unie geen geïntegreerde economie, maar een verzameling zelfstandige staten die met elkaar handel drijven om hun welvaart te verhogen. Vrijhandel is voor hen van levensbelang.
Je ziet het verschil nu in de ‘groene’ politiek. De Amerikaanse regering stimuleert sinds de zomer duurzame producten en investeringen met royale subsidies, maar dan moeten deze producten, zoals elektrische auto’s, chips en batterijen, wel (grotendeels) in de VS zijn gefabriceerd. Prijskaartje van de staatssteun: 369 miljard dollar.
In Brussel reageerden politici met een mengeling van trots en tevredenheid op de Amerikaanse wetgeving. Europa was even gidsland. Met deze wet leggen onze Amerikaanse partners de basis voor een economie gebaseerd op schone energie, twitterde voorzitter Ursula von der Leyen van de Europese Commissie op 16 augustus enthousiast. Maar nu, vier maanden later, klinkt uit Brussel en verschillende Europese hoofdsteden een heel ander geluid. Schande. Protectionisme. Had men de kleine lettertjes in de Amerikaanse wet niet gelezen? Wensdenken boven een nuchtere analyse?
Trump, Biden, continuïteit
Het lijkt wel alsof Brussel nu pas de continuïteit in de Amerikaanse economische politiek ontdekt. America First, de slogan van president Trump, een Republikein, is ook het beleid van Biden, een Democraat. In de Verenigde Staten zijn economie en (militaire) veiligheid altijd met elkaar verweven.
Washington kent bijvoorbeeld al jaren restricties op buitenlandse overnames van Amerikaanse bedrijven. In gevoelige sectoren (defensie-industrie, technologie) zijn de regels met het oog op leveringen aan China verder verscherpt. Europa begint echter nog maar net met het toetsen van buitenlandse investeringen in high tech.
Energie? Zelfde verhaal. De Amerikanen zijn energie onafhankelijk geworden, ze hoeven bij niemand hun hand op te houden, zoals Europa moet doen omdat Russisch gas niet meer stroomt. Sterker nog: de VS helpen Europa met de aanvoer van vloeibaar gas.
In één opzicht loopt Europa wel voorop: de energieprijzen zijn een stuk hoger dan in de VS. De lage tarieven in de VS én de America First-politiek van Biden maken Brussel, Berlijn, Parijs én Den Haag bang. Waarvoor? Grote ondernemingen die ook op de kleintjes moeten letten zullen hun nieuwe investeringen niet in gidsunie Europa doen, maar in de VS. Is die angst reëel?
Wéér een Europees fonds?
Met een beroep op het crisisbeeld dat de VS vals spelen en dat groene investeringen én banen naar de VS gaan, wil Europa óók met subsidies industriepolitiek bedrijven. Dat hoef je Frankrijk maar één keer te vertellen. Maar ook Duitsland lijkt daar gevoelig voor. De Duitse industrie is kwetsbaar vanwege de hoge energieprijzen. Nederland, dat traditioneel voor marktwerking en concurrentie is, en daarvoor in Brussel graag commissarissen levert (Bolkestein, Kroes), wordt in het defensief gedrongen. Meer staatssteun.
Mogelijk ook een zogeheten soevereiniteitsfonds om de Europese industrie te steunen. Na het coronaherstelfonds wéér een fonds? Wéér Europese schulden maken en afglijden naar een Latijnse muntunie met hoge inflatie en lage rente die de koopkracht van bijvoorbeeld pensioen uitholt, de vrees die econoom Lex Hoogduin onlangs verwoordde in Wynia’s Week.
Rubberen ruggengraat
Premier Mark Rutte (VVD) herhaalde vorige week na een Europese top het reguliere standpunt: als de Europese Commissie extra geld wil gebruiken, dan kun je de bestaande potten herverdelen. Maar houdt Rutte voet bij stuk? Bij eerdere dure Brusselse maatregelen (redding van Griekenland) liet de premier blijken dat hij een soepele, zo niet rubberen ruggengraat bezit.
Rutte kan wat pruttelen voor de bühne, maar niet te lang en niet te luidruchtig, want met een schuin oog ziet hij onze economische belangen. Nederland heeft grote werkgevers in een breed scala van energie-intensieve sectoren, van staalmaker Tata en het Moerdijk-complex tot de groente-en fruittelers in het Westland.
De miljardensteun van de overheid voor huishoudens en kleinere bedrijven heeft op menigeen een geruststellende uitwerking, maar niet op grote internationale bedrijven in Nederland. Shell, Unilever en binnenkort ook farmaleverancier DSM verplaatsten hun hoofdkantoren uit Nederland.
Geef die staatssteun maar hier
Na dat nieuws klinkt telkens de bezweringsformule vanuit het kabinet: gaat u rustig slapen, ze trekken hun investeringen niet weg. Maar juist dát is voor grote ondernemingen inmiddels wél een serieuze optie. Uit de Nederlandse Innovatiemonitor van onderzoeksbureau SEO bleek een paar maanden geleden dat een derde van grote internationale bedrijven in meer of mindere mate overweegt zijn investeringen uit Nederland terug te trekken. Men baalt, kort gezegd, van hoge belastingen en desinteresse in het bedrijfsleven.
Premier Rutte, wiens deur voor topmanagers altijd open staat, zal het rapport zeker gezien hebben, al kreeg het onderzoek weinig aandacht. Met deze bedenkingen van grote bedrijven in het achterhoofd, is Europese (lees: Frans-Duitse) industriepolitiek een kans voor Rutte: geef die extra staatssteun maar hier, dan kan Nederland een paar grote werkgevers spekken.
Menno Tamminga is een van de tientallen prominente auteurs van ons online magazine. De lezers maken Wynia’s Week mogelijk. Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!