Met de nadering van 1 juli is bij ‘de zwarte gemeenschap’ elke zelfkritiek verdwenen
Hebben Jamel L., Delano G., Moreno B. en Giërmo B. televisie in hun cel? Dan kunnen ze straks de koninklijke spijtbetuiging zien, en voelen dat hun eindelijk recht is gedaan. Eerstgenoemde wordt verdacht van het doodsteken van een medewerkster van Albert Heijn in het hart van Den Haag. De overige drie zijn veroordeeld voor, of worden verdacht van, de moorden op Derk Wiersum en Peter R. de Vries. Gruweldaden die Nederland diep schokten. De daders en/of verdachten maken deel uit van de gemeenschap wier vertegenwoordigers Nederland permanent de les lezen. Zo gauw het gaat om collectief slachtofferschap staan die vertegenwoordigers vooraan, maar over veelvuldig wangedrag van leden van diezelfde gemeenschap geven ze niet thuis.
Gezien de oververtegenwoordiging van Antillianen en Surinamers in de Nederlandse misdaadstatistieken zou enige bescheidenheid hen sieren. Of gêne wellicht, want andere ‘minderheden’ onderscheiden zich positief in het land waar ze vrijwillig neerstreken of als ‘allochtoon’ opgroeiden. Als ze zich toch op een verkeerde manier onderscheiden, zoals Marokkanen, dan zijn er mannen met gezag als burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam die hen vermanend toespreken.
Dubieuze beweringen blijven onweersproken
Hoe anders is dat met de zwarte gemeenschap, waarvan zelfbenoemde leiders en vertegenwoordigers vooral klagen over het racistische land waarin ze moeten leven. In de media krijgen ze ruim baan. De overal elders gewenste kritische afstand is daar, zeker met de nadering van 1 juli, nagenoeg verdwenen. Dubieuze beweringen van activisten dat Amsterdam zijn ‘rijkdom’ dankt aan de slavernij, en dat het onderwijs de slavenhandel bagatelliseert, blijven onweersproken.
Nuanceringen zijn bij dit uiterst gevoelige onderwerp niet welkom, factcheckers evenmin. Maar het Historisch Nieuwsblad constateerde al in 2020 dat de slavernij op scholen twee maal zoveel aandacht krijgt als de Holocaust. De van bovenaf opgelegde diversiteit, onder druk van belangengroepen en ‘etnische’ politieke partijtjes, heeft dus al rampzalige gevolgen voor het historisch besef van toekomstige generaties.
Het permanente gevit op Nederland geldt ook ‘ons’ inderdaad kwalijke gedrag tegen icoon Anton de Kom, schrijver van Wij slaven van Suriname. Maar Suriname noch de diaspora in Nederland was in staat De Koms geboortehuis in Paramaribo voor verval te behoeden, ondanks de gulle ontwikkelingshulp. De Kom toonde zich tijdens de bezetting overigens een Nederlands patriot, wat zijn dood werd.
Tijdens de Bouterse-dictatuur vielen Surinamers in Nederland echter niet op door democratische bezieling. Velen vonden ‘Bouta’ wel een toffe peer. Liever dan burgers te zijn van een onafhankelijk land, vertrokken Surinamers in 1975 massaal naar Nederland waar ze met Antilianen de idealistisch opgezette Amsterdamse wijk Bijlmermeer verziekten tot het criminele hellhole Zuidoost. Wie dit niet gelooft, leze de reportages en grondige analyses in de Amsterdamse krant Het Parool.
Permanente staat van wrok
Hoewel velen een last zijn voor ons land, krijgen Surinamers en Antilianen, het slavernij-verleden indachtig, een voorkeursbehandeling. Waarom symboliseert het onlangs onthulde standbeeld van een jonge zwarte vrouw pal voor Rotterdam CS de diversiteit van de stad, hoewel zwarte inwoners er slechts een van de zeer vele minderheden vormen, net als inmiddels de blanken?
Waar bewoners gelieerd aan die veel belangrijkere ex-kolonie Indonesië zich doorgaans bescheiden en sympathiek opstellen – excuses hoeven van hen echt niet – verkeren Surinaamse en Antilliaanse activisten en cultuurdragers in een permanente staat van wrok. Je kunt met de nadering van 1 juli geen krant openslaan zonder dat ze de murw gebeukte lezers hun veronderstelde ‘witheid’ inwrijven. Een ‘drip feed’ van zorgvuldig gedoseerd chagrijn, aftellend naar de grote dag.
Daarom viel laatst een foto in Het Parool extra op: Surinaamse vrouwen stonden hartelijk en schijnbaar ongedwongen lachend rond minister van Onderwijs Robbert Dijkgraaf in Paramaribo. Hij kwam er praten over nóg meer eerbetonen aan de ‘tot slaaf gemaakten’ en hun nazaten. Het gaat ook om geld, veel geld, doekoe om te verdelen onder de vele Surinaams-Antilliaanse belangenorganisaties in Nederland. In Suriname zelf boeit de kwestie de weinig overgebleven inwoners overigens niet of nauwelijks.
Kotomisi’s
Ooit, aan het begin van de jaren tachtig, waren in de Bijlmer de Surinaamse kotomisi’s actief, vrouwen die probeerden de jongeren uit de criminaliteit te houden. Nooit jammerden ze over slavernij of institutioneel racisme, noch eisten ze op hoge toon herstelbetalingen of een nationale feestdag op 1 juli, ter ere van Keti Koti.
We zijn ruim veertig jaar verder. Hoeveel geld heeft Nederland sindsdien gestoken in de verwezenlijking van de wens van de kotomisi’s en andere projecten ter verheffing van de wijk en dit volksdeel? Heel veel, met heel weinig resultaat. Steeds weer zetten Surinaamse en Antilliaanse criminelen ons een mes op de keel. Het aanbieden op 1 juli van excuses aan Nederland zou de permanent verongelijkten in de Surinaams-Antilliaanse gemeenschap dan ook sieren.
René ter Steege is journalist, schrijver en vertaler.
Wynia’s Week is onafhankelijk, ongebonden en broodnodig. De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doet u mee? Dat kan op verschillende manieren, kijk HIER. Hartelijk dank!