Menno Tamminga: Trumps zege spekte de Nederlandse pensioenfondsen, maar daar merken gepensioneerden niks van
De Nederlandse pensioenfondsen mogen de Amerikaanse kiezers wel dankbaar zijn. Zij verkozen Donald Trump als hun nieuwe president en in reactie daarop spoten de aandelenkoersen eind vorig jaar omhoog. En wie profiteerden daarvan? De pensioenfondsen. Met hun vermogen van rond 1.500 miljard euro zijn zij grote beleggers.
Maar een royaal bedankje kan er niet af. Zou dat misschien zijn omdat de pensioenwereld niets van deze miljardair (anti-duurzaam, anti-diversiteitspolitiek) moet hebben?
Lekker verdiend
De vijf grootste pensioenfondsen – dat zijn ABP (overheid en onderwijs), PFZW (zorg en welzijn), PME (metaal- en techindustrie), PMT (metaal en techniek) en Bouwnijverheid – koesteren hun beleggingswinsten. Op basis van hun voorlopige resultaten kun je een schatting maken: samen ruim 79 miljard euro verdiend. Tot zover het goede nieuws.
Het slechte nieuws is dat werknemers en gepensioneerden daar bar weinig van terugzien. PFZW en PMT compenseren hun deelnemers niet voor de inflatie: indexatie nul. PME betaalt 0,3 procent indexatie. Het Bouwpensioenfonds, dat van deze vijf de meest riante financiële positie heeft, doet een magere 0,75 procent. ABP verhoogt de pensioenen met de helft van de inflatie, namelijk 1,84 procent. De indexaties tellen naar mijn schatting op tot zo’n 9 miljard euro.
Waarom zo vrekkig na 79 miljard beleggingsrendement? Sommige fondsen hebben nog steeds een zwakke financiële positie. Andere potten het vermogen op in afwachting van de grote pensioentovenarij, waarin het collectieve pensioenbezit van tien miljoen deelnemers in het kader van de Wet toekomst pensioenen wordt verdeeld over individuele pensioenspaarpotten. Over de politieke strijd die daarover is ontbrand, kom ik verderop te spreken.
Eerst is het goed om ons te verplaatsen in het nieuwe pensioenstelsel, dat volledig draait om de rendementen. Vorig jaar stalen aandelen de show, met dank aan Trump en de verwachtingen van kunstmatige intelligentie (AI). Hoe deden de pensioenfondsen het?
ABP boekte bijvoorbeeld op zijn aandelenbeleggingen een rendement van bijna 22 procent, PFZW ‘maar’ 18,6 procent. Had het zorgfonds dezelfde score behaald als ABP, dan waren de deelnemers samen een miljard of 5 euro rijker geweest.
Verontwaardigde ondertoon
De prioriteit van rendement betekent dat pensioenfondsen zich adequater moeten verantwoorden voor het najagen van niet-financiële ambities. Als deze ambities het rendement verhogen en er massale steun is van deelnemers, prima. Maar wie met andermans pensioengeld de toekomst van de mensheid wil bevorderen kan dat alleen doen bij overtuigende steun onder de deelnemers.
Het zou de geloofwaardigheid van de pensioenbestuurders ondertussen helpen als ze – gezien de behaalde rendementen – het vermogen niet zo gretig zouden oppotten. Zoveel mogelijk de inflatie compenseren is in het belang van de deelnemers. Maar dat doet men niet of voor de helft.
Liever spreekt men zich met een verontwaardigde ondertoon uit tegen de voorstellen van Agnes Joseph, Pieter Omtzigt (beide NSC) en Henk Vermeer (BBB) voor een referendum over de komende pensioentovenarij. NSC en BBB willen dat deelnemers gezien hun financiële belang, hun eigendomsrecht op pensioen én het eerdere tekort aan inspraak mogen stemmen over de eenmalige overgang van collectief naar individueler pensioen.
De pensioenwereld is boos. De voorstellen zijn ‘een spaak in de wielen’ (ABP). Ze zijn ‘niet in het belang van onze deelnemers’ (ABP en PFZW). Ze zijn een ‘vernietiging van kapitaal’ (PME), ‘onverstandig en duur’ (ABP) en ‘uiterst ingewikkeld en kostbaar’ (PFZW). Ze zorgen voor ‘rechtsongelijkheid en instabiliteit’ (PME) en zijn ‘ronduit slecht’ (ABP).
De voorstanders van de pensioenwet geven hoog op van het langdurige inhoudelijke overleg voordat de Wet toekomst pensioenen op 30 mei 2023 in de Eerste Kamer werd aangenomen. Toch dreigt een belastingdebacle bij de overgang naar het nieuwe stelsel, die iedereen over het hoofd zag. Wilma Berkhout kaartte dat vorige week aan in Wynia’s Week.
Waar je ook weinig over leest: de koepel van seniorenorganisaties beoordeelt de voorstellen van de NSC- en BBB-Kamerleden wél positief. Er was te weinig inspraak én de kans op een koopkrachtig pensioen wordt juist kleiner in plaats van groter, zoals de voorstanders beweren.
Ook deze stemmen moeten gehoord worden.
Kongsi van belangen
Als je alle opposanten tegen het referendumvoorstel op een rij zet, oogt het indrukwekkend. Pensioenbestuurders. Werkgeversorganisatie VNO-NCW. De vakbonden. Maar kijk je nauwkeuriger, dan zie je één kongsi van belangen. Werkgevers en vakbonden sloten in 2019 een pensioenakkoord, dat de basis is voor de Wet toekomst pensioenen. Werkgevers en vakbonden besturen de pensioenfondsen, dus vind u het gek dat hun pensioenbestuurders tégen zijn. Ze zitten samen aan tafel en politieke inmenging is hen een gruwel. Zíj zijn de baas in de pensioenwereld, en niemand anders. Niet de deelnemers, niet de politici.
Zelfs Kim Putters, de voorzitter van de Sociaal Economische Raad (SER), nam, samen met pensioenlobbyist Ger Jaarsma het voorgestelde referendum in De Telegraaf op de korrel. In de SER overleggen vakbonden, werkgevers en experts. Maar namens wie spreekt Putters? Nog maar 11 procent van werkend Nederland is lid van een vakbond.
Je zou zomaar denken dat het georganiseerd sociaal-economisch overleg, ‘de polder’, zich zoveel zorgen maakt over de kans van slagen van het referendumvoorstel dat het zwaarste kanon in de persoon van Putters moet worden ingezet. Deze zorgen lijken me terecht.
Menno Tamminga is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van Het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Hartelijk dank!