Menno Tamminga: Als de nieuwe pensioenwet een fiasco wordt, staan de bonden in hun hemd en is verder ledenverlies zeker

tamminga
‘Pensioen kan binnen de vakbeweging een strijdpunt worden.’ Beeld: solidariteit.nl.

Een nieuwe jaar, nieuwe ledenverliezen voor de vakbonden. Tenzij er een wonder gebeurt…

Sinds 2011 daalt het aantal werknemers dat lid is van een vakbond. Maar ook in de ruim tien jaar vóór 2011 was de trend, ondanks soms een bescheiden stijging, onmiskenbaar: lager.

Deze trend gaat gevolgen hebben voor de sociaaleconomische verhoudingen, voor cao’s en voor het poldermodel dat sinds 1945 de kern is van het georganiseerde overleg van werkgevers en vakbonden.

De na 1945 afgedwongen jarenlange loonmatiging in het poldermodel heeft mede de basis gelegd voor de naoorlogse welvaart. Maar wat koop je daar nu voor? Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst. En deze toekomst ziet er voor de vakbeweging niet rooskleurig uit.

Erosie industrie

Van de werkzame beroepsbevolking van 9,8 miljoen mensen waren eind 2023 ruim 1,1 miljoen mensen lid van een vakbond, zoals FNV (de grootste, met 647.600 leden), CNV, ‘witteboordenbond’ VCP en wat kleinere bonden, die soms alleen in één onderneming actief zijn, zoals bij Ikea.

Het aantal werkenden dat lid is van een vakbond, de zogeheten organisatiegraad, is daardoor gedaald tot 11 procent. De daling is een samenspel van factoren: de erosie van banen in de industrie, traditioneel een vakbondsbastion, te lang voortgezette loonmatiging, de doorbraak van zelfstandigen en het onvermogen leden te winnen in nieuwe bedrijfstakken, zoals ICT.

Het totaal aantal vakbondsleden is meer dan de genoemde ruim 1,1 miljoen. De bonden hebben samen namelijk ook 316.000 leden van de AOW-gerechtigde leeftijd of ouder. De vakbeweging is naast werknemerscollectief ook een ‘bejaardensoos’.

Is het ledental van 1,44 miljoen veel? Wel als je kijkt naar politieke partijen. Zij hadden per 1 januari 2024 samen 392.009 leden. Niet als je kijkt naar de ANWB, die 5 miljoen leden claimt. Netflix en Videoland, om maar eens andere voorbeelden te noemen, hebben meer abonnees dan de vakbonden leden.

Branchevreemde activiteiten

De gedaalde organisatiegraad maakt het symbool van het poldermodel, de Sociaal Economische Raad, steeds minder relevant voor de economische politiek. Wat zijn de adviezen van deze ‘overlegfabriek’ nog waard, als een van de pijlers langzaam maar zeker wegzakt?

Dat ziet de SER zelf ook. Vandaar dat de SER, dit jaar 75 jaar oud, steeds vaker branchevreemde activiteiten ontplooit, zoals klimaatpolitiek en de benoeming van vrouwen in de top van grote ondernemingen.

Cao-fabriek

De meest verstrekkende gevolgen van het dalende aantal vakbondsleden zijn er voor de zogeheten ‘cao-fabriek’. Collectieve arbeidsovereenkomsten (cao’s) afsluiten is de brood-en-boter-business van vakbonden. In cao’s regelen de bonden met werkgevers de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers, van loonsverhogingen tot opleidingsbudgetten en pensioenen.

Werkgevers betálen vakbonden als er een cao tot stand is gebracht, een tegemoetkoming in de kosten van hun vakbondsorganisatie. In werkgeversland zijn vakbonden zodoende én de opponent die meestal hogere looneisen stelt dan werkgevers haalbaar vinden én de cao- en pensioenpartner.

Niet zelf onderhandelen

Een cao-akkoord bindt niet alleen de onderhandelaars, maar als de minister van Sociale Zaken de cao ‘algemeen verbindend’ verklaart, ook de hele bedrijfstak. Mits er genoeg ondernemingen lid zijn van de werkgeversvereniging die de cao heeft afgesloten. Werkgevers vinden zo’n bindende cao vaak wel praktisch. Ze hoeven zelf niet te onderhandelen én de cao legt een bodem in de markt waar de concurrent niet onder mag duiken om een kostenvoordeel te behalen.

Wat telt is de organisatiegraad van de werkgevers. En ook dáár zit de klad in. Maar dat valt minder op. Werkgeversverenigingen profiteren van de lagere organisatiegraad door cao’s af te sluiten met kleine bonden met minder macht en lagere looneisen dan bijvoorbeeld FNV. De ‘cao-fabriek’ blijft bestaan, maar de producten, de arbeidsvoorwaarden, worden versoberd.

Dat zie je nog niet terug in de landelijke cijfers van de loonstijgingen. De bonden zijn er dankzij de krapte op de arbeidsmarkt, stakingen én een machtige positie bij (semi)overheidswerkgevers in geslaagd in verschillende sectoren stevige cao-verhogingen af te dwingen.

Maar ze winnen er geen leden mee. Ook wie geen vakbondslid is, profiteert toch wel. Bovendien weet bijvoorbeeld de FNV steeds weer politieke standpunten in te nemen (anti-PVV; een staking tegen samenwerking met Israël bij de Universiteit van Amsterdam) die niks met arbeidsvoorwaarden te maken hebben en niet bijdragen aan een breder draagvlak voor ledenwerving. Gezien de omvang van de FNV is het niet waarschijnlijk dat het aantal PVV-stemmers onder de FNV-leden veel afwijkt van het landelijk gemiddelde.

Pensioen kan strijdpunt worden

Kijk je voorbij de ‘cao-fabriek’ dan zijn vakbonden alleen in pensioenen nog relevant. Zij besturen met de werkgevers de pensioenwereld. Zij waren de mede-vormgevers van de nieuwe pensioenwet waarin straks alles draait om het behaalde rendement op ieders persoonlijke pensioenpotje. Vanuit de FNV werd de nieuwe pensioenwet aangeprezen met: (bijna) iedereen gaat erop vooruit.

Dat valt tegen. In de aanloop naar het nieuwe stelsel moet het collectieve pensioenkapitaal worden verdeeld over alle werknemers en gepensioneerden. Maar verschillende grote pensioenfondsen waar ook de vakbonden in de besturen zitten, houden de hand op knip. Pensioen wordt nu geassocieerd met onzekerheid, niet met zekerheid.

Een kwart van de vakbondsleden is inmiddels gepensioneerd. In 2025 kan pensioen binnen de vakbeweging een strijdpunt worden. De ervaring leert dat de interne strijd bij met name de FNV feller wordt gevoerd dan een loonconflict met werkgevers. Wat als blijkt dat de nieuwe pensioenwet een fiasco wordt? Dan staan de bonden in hun hemd en is verder ledenverlies zeker.   

Menno Tamminga  is economisch columnist van Wynia’s Week. Eerder was hij redacteur en columnist van Het Financieele Dagblad en van NRC Handelsblad.  

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Hartelijk dank!