Kranten en tijdschriften zijn veel diverser dan de NPO – omdat de overheid zich er niet mee bemoeit
Wij burgers willen graag weten wat er allemaal gebeurt in ons land en daarbuiten. Daarom hebben we behoefte aan adequate nieuwsvoorziening. Dus nemen we een abonnement op een krant en/of op een opiniërend weekblad. De mensen die die kranten of weekbladen maken, kunnen dat doen omdat wij abonnementsgeld betalen en omdat zij advertenties opnemen.
Een krant of weekblad opereert vanuit een bepaalde levensvisie, hoe dun ook geformuleerd. Maar het maakt een verschil of u De Groene Amsterdammer leest of EW, of u naar de website van de Kanttekening surft of naar Wynia’s Week. De onderwerpskeuze en het perspectief van waaruit het nieuws wordt belicht, kunnen fundamenteel verschillen. We noemen dat diversiteit. En we vinden het een goede zaak dat we het nieuws vanuit die verschillende invalshoeken tot ons kunnen nemen.
Een relict uit een verzuild verleden
We kunnen ook de radio of tv aanzetten. En dan worden we door dertien verschillende omroepen bediend die hun nieuwsprogramma’s, talkshows, sportuitzendingen en amusement over ons uitstrooien. De mensen die bij al die omroepen al deze programma’s maken, worden betaald met belastinggeld, jaarlijks zo’n 1 miljard euro (aangevuld met inkomsten uit STER-gelden).
Het systeem van de publieke omroep (NPO) is een relict uit het verzuilde verleden. Nederland was opgebouwd uit verschillende zuilen (liberalen, socialisten, christendemocraten) en die hadden alle hun eigen politieke partij, hun eigen krant en hun eigen omroep. Een katholiek las de Volkskrant, een gereformeerde de Trouw, en een liberaal De Telegraaf. En hij keek naar de VARA, de NCRV of de AVRO. Het was allemaal zeer overzichtelijk. De overheid faciliteerde deze diversiteit door een bestel te creëren waarin al die verzuilde omroepen zendtijd en geld kregen.
Die samenleving bestaat niet meer. In de politiek wordt dat zichtbaar in de teloorgang van oude politieke partijen in ‘het midden’. In de omroepwereld wordt dat zichtbaar in oude omroepen die met subsidie nog altijd overeind worden gehouden, maar steeds meer op elkaar zijn gaan lijken en hun oorspronkelijke missie al lang niet meer nastreven. De oude diversiteit heeft plaats gemaakt voor een nieuwe consensus. En daarom maakt het niet zoveel meer uit op welke zender je afstemt. Ze kiezen alle zo ongeveer dezelfde onderwerpen en belichten die alle vanuit zo ongeveer hetzelfde links-liberale perspectief. Het is de consensus van een nieuwe binnenkamer in politiek en media die nogal is losgezongen van de maatschappelijke werkelijkheid.
Nooit werd dat duidelijker dan in 2001/2002, rondom de opkomst van Pim Fortuyn. Alle media hadden dat gemist, de groeiende onvrede in de samenleving dwars tegen acht jaar van paarse zegeningen in. Opzichtig werd een houding van boete gezocht, maar die blijkt vooralsnog alleen uit het merkwaardige fenomeen van journalisten die de straat opgaan en willekeurige passanten een microfoon onder de neus duwen, en dan denken dat ze de volksziel hebben gepeild.
Een kunstmatige constructie
In 2008 noemde Henk Hagoort, de actualiteitenrubrieken van de NPO ‘drie keer de Volkskrant’. Er werd kluitjesvoetbal gespeeld, meende hij: de ‘toon’ en de ‘aanpak van onderwerpen’ was bij alle omroepen zo’n beetje hetzelfde, en ‘de flanken waren onbezet’. We kunnen niet zeggen dat er sinds die tijd erg veel is veranderd. Of je nu naar Op1 kijkt, naar Nieuwsuur, naar Sophie & Jeroen of naar Eva Jinek: het perspectief is hetzelfde, de gasten zijn steeds weer dezelfde personen en er wordt steevast hard gelachen om dezelfde grapjes.
De vraag dringt zich daarom op waarom we zo’n kunstmatige constructie ieder jaar met zoveel belastinggeld in de lucht zouden moeten houden. De oude argumenten zijn niet langer valide. De publieke omroep weerspiegelt niet de diversiteit van de samenleving maar presenteert een eenheid van visies en oordelen die geen recht meer doet aan de maatschappelijke werkelijkheid.
Heeft de overheid eigenlijk wel een andere dan een marginaal toetsende rol in de wereld van de media? Het argument luidt dan vaak dat die overheidsrol een bepaalde kwaliteit moet garanderen. Als we de wereld van de media aan de krachten van de vrije markt zouden overlaten, zouden we niet meer dan drie keer Vandaag Inside krijgen – want het volk is dom en kijkt liever naar Johan Derksen dan naar Buitenhof. Dat is een argument dat we opmerkelijk genoeg nooit gebruiken als het om de wereld van kranten en weekbladen gaat. Dat is een vrije wereld, en vanuit de samenleving zelf organiseert zich als vanzelf een duidelijke diversiteit en kwaliteit.
Moeten we de NPO opdoeken of alleen maar hervormen? En gaat er niet veel te veel geld naar toe? Dat waren de vragen waarover de Tweede Kamer van de week heeft gedebatteerd. Alleen de PVV voerde een pleidooi voor afschaffing van de NPO. Anderen wilden vooral bezuinigen op de wel zeer royale bijdrage van 1 miljard van de overheid. Bezuinigen bestaat dan in een ‘efficiency’-slag die 400 miljoen zou opleveren. ‘Hervormen’ bestaat in het schrappen van de derde zender (NPO3) of de overstap naar een soort BBC-model of in het besluit om de NPO zich te laten concentreren op journalistiek, sport en cultuur en het amusement aan de commerciëlen over te laten.
Fundamentele vragen
Al die voorstellen gaan voorbij aan meer fundamentele vragen. Waarom heeft de overheid geen rol in de wereld van kranten en bladen en wel in de wereld van omroepen – terwijl het goed gaat in die wereld van kranten en bladen en het vrije spel van maatschappelijke krachten een diversiteit genereert die in scherp contrast staat met de eenheidsworst van de omroepen? En waarom zouden we vanuit de overheid een diversiteit koesteren en faciliteren die bij de omroepen al lang niet meer bestaat? En waarom denken we dat één staatsomroep een garantie voor ‘neutrale nieuwsvoorziening’ biedt?
De publieke omroep is het product van een samenleving die niet meer bestaat en ook niet meer terugkeert. Oude verschillen zijn vervangen door nieuwe tegenstellingen en verschillen van inzicht. Waarom zouden die opvattingen niet vanuit de samenleving verwoord en vormgegeven kunnen worden, door zenders met een eigen achterban die in staat zijn hun eigen broek op te houden? Pas dan worden de media weer een essentieel onderdeel van onze democratie.
Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.
Wynia’s Week verschijnt altijd, twee keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!