Klimaat? Stikstof? Transities? Bespaar ons grootschalige, langdurige en peperdure overheidsprojecten
Grote omvangrijke overheidsprojecten kosten miljarden, hebben een looptijd van jaren en een uiterst onzekere uitkomst. De vraag is niet alleen of dat wel goed gaat, maar ook of de maatschappelijke en financiële kosten opwegen tegen het voorspelde resultaat. Het is vooral een vraag voor bestuurskundigen en beleidswetenschappers, en een aantal van hen, zoals Paul Frissen, zullen u vertellen dat het misloopt.
Vanuit andere disciplines zie ik weinig belangstelling voor deze problemen. Uitzondering is een sociologische studie van de Amerikaanse politicoloog James C. Scott: Seeing Like a State (1998). Hierin laat Scott zien dat veel grootschalige ingrepen van de overheid op een regelrechte ramp zijn uitgelopen.
Het radicale stikstofbeleid
Het lijkt me voorspelbaar dat dit ook gaat gebeuren met het stikstofbeleid. Er is geen enkel ander EU-land dat een stikstofbeleid voert dat zo radicaal en fnuikend is voor de maatschappij, aldus Arnout Jaspers in zijn boek De stikstoffuik. En het gaat maar door. Nederland moet zich de komende tien jaar aan nog strengere stikstofeisen houden dan nu, meldt de NOS.
Beschermde natuurgebieden ondervinden meer last van stikstof dan gedacht. Dat blijkt uit onderzoek van het ministerie van LNV. In natuurgebieden mag de komende jaren gemiddeld zo’n 7 procent minder stikstof neerkomen dan nu, met uitschieters tot 36 procent. Uit een analyse van de NOS blijkt dat in 47 procent van de natuurgebieden de normen strenger worden. Het wordt daardoor voor het demissionaire kabinet nog moeilijker de stikstofdoelen te halen.
Nederland is in PISA, het internationale onderzoek naar leesvaardigheid van 15-jarigen, gezakt van de vijftiende naar de zesentwintigste plaats op de ranglijst van zevenenzeventig landen. We zijn voorbijgelopen door onder meer België, Duitsland, Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten. De overheid start nu een onderzoek naar de leesvaardigheid van scholieren. Vijftig instellingen doen de komende 8 jaar onderzoek naar een nieuw theoretisch model voor leesonderwijs. De geschatte kosten bedragen 5,3 miljoen. De uitkomst lijkt me voorspelbaar.
De oorzaak van die mislukkingen ligt volgens Scott in de laat-modernistische ideologie, die verbonden is met de stormachtige ontwikkeling van de wetenschap en technologie die ons ongekende voorspoed heeft gebracht. Die ideologie heeft niet zozeer betrekking op wetenschap en techniek zelf, als wel op het blinde vooruitgangsgeloof dat ermee gepaard gaat. De staat heeft de neiging zich te vertillen aan dat vooruitgangsgeloof.
‘Berlijn aan de Rijn’
Deze onkritische ideologie wordt gedreven door een onwetenschappelijk optimisme. De meeste aanhangers vind je bij de planners, de ingenieurs, de architecten en de ‘grootstedelijke’ politici, kortom de ontwerpers van een nieuwe wereld. Een wereld die bijvoorbeeld een Nederlandse versie van een ‘Berlijn aan de Rijn’ moet verbeelden. Of een omvangrijk extreem normerend stikstofplan dat heel Nederland moet omvatten zonder ook maar enige aandacht te schenken aan de normering in aangrenzende landen als Duitsland en België. Of andere maatschappelijk problemen van falende opvoeding, ongeremd gedrag, digitale beeldcultuur en taal, die men wil oplossen in de zoveelste commissie zonder de opvoeders en leraren er zelf in te betrekken.
Scott geeft interessante voorbeelden van dat ongeremde vooruitgangsgeloof: de collectivisatie in de Sovjet-Unie, de wetenschappelijke bosbouw en de gedwongen opdeling van de bevolking in dorpen met gemeenschappelijke boerderijen en productie in Tanzania. De ‘ujamaa’-relocatie van de bevolking vond plaats van 1973 tot 1976 en betrof zo’n vijf miljoen mensen.
De stad als utopie
Voor ons interessanter is Le Corbusier. Scott typeert Lenin en de Franse architect en schilder Le Corbusier als de grote helden die hun ideeën doordreven zonder enige aandacht voor de mensen om wie het ging. Nu kun je die twee niet zonder meer vergelijken. Le Corbusier wilde weliswaar een nieuwe wereld scheppen, maar maakte daarbij geen slachtoffers, zoals Lenin dat op grote schaal wel deed. Maar je kunt er van uitgaan dat als er een nieuwe wereld of een nieuwe socialistische mens geschapen moet worden er terreur nodig is om dat voor elkaar te krijgen.
In 1933 publiceerde Le Corbusier een ontwerp voor een compleet nieuwe stad, La ville radieuse. Dat ontwerp ging ver voorbij het Berlijn aan de Rijn. Alle bebouwing moest wijken voor een rationele ordening van immense bouwblokken en groengebieden. Hij projecteerde dat plan op een deel van Parijs, voor een stad voor 3 miljoen inwoners. De stad werd een utopisch project, een laboratorium voor een nieuwe maatschappij.
Scott noemt het niet, maar dat plan van Le Corbusier was van invloed op het plan voor de Bijlmermeer in Amsterdam. Lange geknikte flats met grote open ruimtes ertussen en parkeren in parkeerflats. De moderniteit in beton gegoten. Ik was er in mijn vroege jaren aan de TU Delft enthousiast over. Grote woningen, licht, lucht, veel groen en ruimte. Maar die nieuwe mens is er nooit gekomen. En mijn ideeën over de stad zijn veranderd.
Voor deze grootschalige vormen van social engineering verstrekt de laat-modernistische ideologie de legitimering en de autoritaire staat geeft de mogelijkheid de plannen rigoureus ten uitvoer te brengen, terwijl de sterk verzwakte maatschappij ‘de kaart’ vormt waarop dit alles zich afspeelt.
‘Social engineering’ is noodzakelijkérwijs schematisch, het gaat per definitie voorbij aan de aanwezige maatschappelijke orde en passeert daarbij in veel gevallen de politiek. Alle utopische stedenbouwkundige plannen in het recente verleden zijn gestrand op onuitvoerbaarheid, alle informele karakteristieken van de maatschappij worden stelselmatig ontkend en lokale kennis wordt genegeerd. Dat is de kern van Scott’s boek: de hegemoniale planningsmentaliteit die de rol van lokale kennis negeert.
De ‘klimaatramp’ en de autoritaire staat
En dat komt weer dichtbij Paul Frissens laatste boek, De integrale Staat. Hierin onderscheidt hij drie primaire vormen van de macht: overheersing, disciplinering en hegemonie. Overheersing is de meest basale vorm van machtsuitoefening, het geweldsmonopolie van de staat. Disciplinering is een subtielere vorm van machtsuitoefening die hij ontleent aan Michel Foucault: het systeem van meten, weten en toezicht, zoals in social engineering, waardoor de burger een aangepaste burger wordt. De derde vorm is die van de hegemonie, die ook Scott noemt in relatie tot planning.
Als je die karakteristieken samen neemt, is dat een mogelijk dodelijke karakteristiek, schrijft Scott: een autoritaire staat die er alles aan zal doen de laat-modernistische ideologie ten uitvoer te brengen. En dat is precies wat we nu zien gebeuren. Scott noemt het niet maar de ‘klimaatramp’ past hier naadloos in. De klimaatmaatregelen rollen dagelijks over ons heen. Ze hollen de maatschappij uit, die dan ook geen weerstand meer kan bieden aan de autoritaire staat. De ‘kaart’ (het maatschappelijk veld) lijkt op dit moment te veel verzwakt om dit tij te keren.
Arie Graafland is emeritus-hoogleraar aan de TU Delft.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!