Khadija Arib is door topambtenaren, met behulp van Kamervoorzitter Vera Bergkamp, het parlement uitgewerkt
Na een jaar is dan eindelijk het onderzoek naar het gedrag van voormalig Kamervoorzitter Khadija Arib gepubliceerd, althans een samenvatting van dat onderzoek. Die samenvatting blinkt uit door onvolledigheid, zowel wat de inhoud van het onderzoek als wat de analyse van de feiten betreft. Zoals ik eerder heb betoogd (zie hier, hier, hier en hier), draait het conflict niet om arbeidsverhoudingen tussen de Kamervoorzitter en (top)ambtenaren. Het conflict draait om de rolverdeling tussen een ambtelijke organisatie, i.c. de griffie van de Tweede Kamer, en gekozen volksvertegenwoordigers. Deze ambtelijke organisatie meende recht te hebben op een rol die in een democratie niet past.
Dit politieke conflict wordt door het onderzoek op geen enkele manier erkend. Integendeel, het onderzoek gaat er vanaf het begin vanuit dat er sprake is van een arbeidsrechtelijk conflict. Vanuit dat standpunt worden ‘feiten’ onderzocht. Die feiten hangen dan in het luchtledige, alsof wij niet in een democratie leven. Politici zijn daarmee vogelvrij verklaard voor op wraak beluste topambtenaren. Dan is Arib bij voorbaat al schuldig.
Anonieme brieven over Arib leidden tot onderzoek
Mevrouw Arib was van 12 december 2015 tot 7 april 2021 voorzitter van de Tweede Kamer. Twee anonieme brieven naar Kamervoorzitter Vera Bergkamp meldden dat Arib in die functie voor een onveilige werksituatie had gezorgd. De ambtelijke top van de griffie meldde dat zij de voorvallen in beide klachtenbrieven herkenden, waarop het presidium van de Tweede Kamer tot een onderzoek naar het gedrag van Arib besloot. Er bleken echter al gauw sterke aanwijzingen te zijn dat Arib anoniem was aangevallen door, namens of op gezag van directeuren van de griffie. Meerdere van hen zouden door toedoen van Arib zijn vertrokken, zo zou een van de anonieme briefschrijvers geklaagd hebben.
Mijn lezing was dat die directeuren van de griffie niet begrepen dat zij niets over het wetgevingsproces van de Kamer te zeggen hebben. Daarover had Arib hen op hun nummer gezet. Het ging dus niet om een arbeidsconflict tussen de voormalig Kamervoorzitter Kadija Arib en leden van het managementteam van de griffie. Er was sprake van een bevoegdhedenconflict, waarbij topambtenaren meer invloed op de vergaderingen van het presidium wilden dan ons democratisch bestel toelaat.
Als het om een bevoegdhedenconflict ging, was het curieus dat de griffier medeopdrachtgever was van het ‘feitenonderzoek’. De griffier kon dan via dit onderzoek haar eigen klachten en/of die van haar directeuren gaan bevestigen. Ik had al eerder gemeld dat uit de offerte van het onderzoeksbureau bleek dat onderzoeksbureau Hoffmann zich tijdens het onderzoek welwillend naar de wensen van de opdrachtgever wenste te plooien. Dat deed nog meer twijfelen aan de onafhankelijkheid van dit onderzoek.
Welke ‘situaties’ zijn onderzocht?
De samenvatting van het onderzoek vermeldt dat uit het feitenonderzoek moet blijken of de klachten in de anonieme brieven ‘een grondslag vindt in feiten gelet op hetgeen gesprekspartners hebben verklaard’. Aan die gesprekspartners zijn – onder meer – de volgende situaties voorgelegd:
‘het door de voormalig Voorzitter uitsluiten van ambtenaren van besprekingen waar zij horen te zijn, het door haar negeren van (kritische) ambtenaren, het zich mengen in beslissingen die vanuit de ambtelijke organisatie genomen zouden moeten worden, het door haar doen van valse aantijgingen jegens ambtenaren, tot het hanteren van door sommigen als negatief ervaren verbale omgangsvormen.’ Samenvatting, blz. 4
Ten overvloede: het rapport duidt Khadija Arib steevast aan met ‘voormalig Voorzitter’, misschien om haar privacybelang te beschermen. Daar kent het onderzoek immers zo’n groot gewicht aan toe, lezen wij op blz. 4 van het rapport. Haar reputatie kon door dit slechte onderzoek echter niet meer beschadigd worden.
Het onderzoeksbureau kon de ‘situaties’ niet duiden
De eerste drie situaties laten al direct het onvermogen zien van het onderzoeksbureau Hoffmann, inclusief hoogleraar bestuurskunde Mirko Noordegraaf die toezicht hield op het onderzoek, om de klachten vanuit een politieke analyse te duiden. Zij gingen uit van problemen in de arbeidsrechtelijke sfeer. Daardoor deden zij mogelijkerwijs het verkeerde onderzoek.
Ambtenaren zijn, in beginsel, dienstbaar aan politieke bestuurders die namens burgers in de Kamer vertegenwoordigd zijn. Die bestuurders bepalen of ambtenaren bij politieke besprekingen horen te zijn. Zij beslissen ook zelf of de reactie van ambtenaren meegenomen moet worden, of niet. Tenslotte is het politici in hun rol als bestuurder te allen tijde toegestaan zich met de uitvoering van het ambtelijk werk bezig te houden. Die bestuurders zijn daar immers ook verantwoordelijk voor. Deze democratische grondbeginselen werden door het onderzoekbureau in het geheel niet in de beschouwing betrokken.
De gemelde aantijgingen en de negatief ervaren omgangsvormen – maar alleen door ‘sommigen’! – zijn van een andere aard. Zij kunnen natuurlijk ook zo ervaren zijn door ambtenaren, omdat ze zich in hun eigenwaarde aangetast voelden door de beslissingen van ‘hun’ bestuurder Arib.
Wie waren de gesprekspartners tijdens het onderzoek?
Ik citeer: ‘Er zijn gesprekken gevoerd met diverse personen van de ambtelijke organisatie met een grote verscheidenheid aan functies variërend van ondersteunend en operationeel tot leidinggevend (…).’ Samenvatting, blz. 3
De samenvatting vermeldt die ‘grote verscheidenheid aan functies’ kennelijk om aan te geven dat het heus niet alleen om een bevoegdhedenconflict ging tussen mevrouw Arib en topambtenaren. Ook ondersteunend personeel, zo wil het rapport ons duidelijk maken, leed onder het gedrag van mevrouw Arib.
Wij zijn niet onder de indruk. Dan had toch minstens vermeld moeten worden hoeveel gesprekspartners een ondersteunende en operationele functie hadden en welke situaties hen zijn voorgelegd. Dat wordt namelijk niet besproken. Ik citeer maar weer:
‘Van de negentien gesprekspartners hebben achttien gesprekspartners aangegeven zich te herkennen, of indien van toepassing, deels te herkennen, in de voor hen relevante situaties zoals beschreven in de anonieme brieven.’ Samenvatting, blz. 4
Welke gesprekspartner ‘herkende’ de situaties?
Let op dat ‘deels te herkennen’. Voor welk deel van de vijf hierboven genoemde situaties was er herkenning? We krijgen het niet te horen. Maar wat vooral achterdochtig maakt is dat aan de gesprekspartners alleen voor hen ‘relevante situaties’ zijn voorgelegd. Wat is dan aan wie voorgelegd? Wat was een ‘relevante situatie’ voor het ondersteunend en operationeel personeel en wat was relevant voor het leidinggevend personeel? Ook hierover krijgt de lezer geen informatie.
Bovendien is het opmerkelijk dat op blz. 4/5 staat vermeld dat niet kon worden vastgesteld dat ambtenaren zijn ontslagen vanwege valse aantijgingen door de voormalig Voorzitter. Het vertrek van functionarissen bij de griffie had vooral te maken met eigen keuzes. Verder vonden vijftien gesprekspartners Arib een bekwame Kamervoorzitter die ‘op momenten’ attent en betrokken was.
Waarom sprak Arib met stemverheffing?
Tien gesprekspartners verklaarden soms met stemverheffing door Arib te zijn aangesproken. Negen van hen hebben daaronder geleden. Het rapport geeft geen verdere context aan deze stemverheffing. Was er onenigheid tussen Arib en directeuren? Waren die directeuren ook aan het schreeuwen tegen Arib? Weigerden ze opdrachten van Arib op te volgen? Het onderzoek zwijgt hierover.
Dat is ook relevant voor het vermelde geval van een leidinggevende ambtenaar die zijn/haar ontslag indiende vanwege ‘de onwerkbare situatie met de voormalig Voorzitter’. Arib vond echter dat er sprake was van disfunctioneren. Wie heeft daarin gelijk? Stilte bij onderzoeksbureau Hoffmann onder toezicht van professor Mirko Noordegraaf.
Het rapport blijkt voortdurend de kant van de gesprekspartners te kiezen en vraagt zich geen enkele keer af wat nu precies de rolverdeling zou moeten zijn tussen de politieke bestuurders (het presidium met de voorzitter als primus inter pares) en de ambtelijke organisatie, i.c. de griffie. Wel meldt de samenvatting op blz. 6 dat er een plan was om daarvoor een ‘governance code’ op te stellen. Dat plan is echter nooit uitgevoerd.
Laten we tenslotte nog eens herhalen wat de functie van de griffie is. De griffie is de ambtelijke organisatie van de Tweede Kamer, met aan het hoofd de griffier. De Kamer beslist over het aangaan en beëindigen van het dienstverband van de griffier. De griffier heeft de leiding over de griffie. Het presidium oefent hierop toezicht uit. Verder is het presidium ook belast met het benoemen van de directeuren van de griffie.
De griffier adviseert de Kamer, de voorzitter en de leden van het presidium van de Kamer over procedurele en staatsrechtelijke aspecten van de werkzaamheden van de Kamer. De griffie is daarmee een soort hulpdienst voor het parlement, die dienstbaar zou moeten zijn aan het functioneren van onze democratie. Topambtenaren hebben geen recht op aanwezigheid bij de vergaderingen van het presidium, zoals het onderzoek wel suggereert. Zoals hierboven al werd opgemerkt, komt dat omdat het onderzoek geen analyse gemaakt heeft van het conflict, maar uitgaat van een arbeidsconflict. In dat geval kan er maar één schuldig zijn: Khadija Arib.
De democratie uitgehold op kosten van de burger
Zo hebben wij burgers een rapport gekregen van nauwelijks 6 bladzijden dat vol suggesties staat, maar niets aantoont. Het rapport is onvolledig en ondoordacht. Daarmee is het rapport een belediging voor de intelligentie van de Nederlandse burger. Evengoed kost het diezelfde Nederlandse burger heel wat, ik vermoed zo’n 3 tot 5 ton.
Het rapport onderzoekt niet wat de rol van de ambtelijke organisatie in een democratie is. In een democratie zijn niet de ambtenaren van de griffie de baas, maar de Kamerleden die ons vertegenwoordigen. Khadija Arib was een volksvertegenwoordiger die indirect door topambtenaren, met hulp van Vera Bergkamp, de huidige Kamervoorzitter, uit het parlement is gewerkt. Dat is uitholling van de democratie. Moet er na de volgende Kamerverkiezingen niet een onderzoek komen naar de rol van de dan ‘voormalig Kamervoorzitter’ bij die uitholling?
Harrie Verbon was hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg. Zie hier zijn blog.
De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!
Prof Michiel de Vries schreef het boek ‘Kapot’ over de dubieuze bureaus die slachtoffers maken met behulp van anonieme onderzoeken. Koop dat boek!