Journalistiek verwarren met propaganda: een hardnekkige oer-Hollandse ziekte
Als Maurice de Hond het Nederlandse volk de vraag zou voorleggen wat de belangrijkste eigenschap hoort te zijn van een journalist, dan zou ‘onpartijdigheid’ weleens heel hoog kunnen scoren.
Dat lijkt vanzelfsprekend. Van een bonafide journalist verwacht je dat hij onafhankelijk opereert en dat hij zich op geen enkele manier dienstbaar maakt aan de belangen van politieke of maatschappelijke organisaties.
Partijdige hoofdredacteuren
Toch heeft dat criterium in Nederland geen diepe wortels. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw waren we een verzuild land met persorganen die – soms tot in de jaren tachtig – rechtstreekse banden onderhielden met politieke partijen. Een kleine greep:
Carl Romme, fractievoorzitter van de Katholieke Volkspartij, was tot 1952 tevens ‘staatkundig hoofdredacteur’ van de Volkskrant. Trouw had in de persoon van Sieuwert Bruins Slot een hoofdredacteur die tussen 1956 en 1963 ook fractievoorzitter was van de protestantse ARP.
Tot 1967 benoemde het partijcongres van de PvdA de hoofdredacteur van Het Vrije Volk, destijds de grootste krant van Nederland. Lex Stempels combineerde in de jaren vijftig en zestig het hoofdredacteurschap van de NRC met allerlei politieke activiteiten voor de VVD. Een stemadvies voor die partij was in NRC dan ook vaste prik.
Ook Elsevier (tegenwoordig EW) onderhield als grootste journalistieke weekblad warme betrekkingen met de liberalen. Ferry Hoogendijk, hoofdredacteur tussen 1971 en 1985, was tevens voorzitter van de mediacommissie van de VVD. Ook schreef hij teksten voor VVD-advertentiecampagnes en toespraken voor partijleider Hans Wiegel.
Veel Nederlandse journalisten, analyseerde Jan Blokker later, functioneerden ten tijde van de verzuiling niet zozeer als ‘luizen in de pels’, maar als ‘herdershond’ voor de eigen socialistische, katholieke, protestantse of liberale kudde. Journalistieke mores als hoor en wederhoor, het scheiden van feiten en opinies en het vermijden van belangenverstrengeling waren ondergeschikt aan de ideologische en machtspolitieke belangen van de elites die de zuilen (en de verzuilde pers) bestuurden.
Kwaliteitsjournalistiek was in Nederland bijgevolg schaars en onze persorganen genoten weinig internationaal aanzien. ‘Le Monde kan bestaan omdat Frankrijk een intellectualistische traditie heeft en In Duitsland kan de Frankfurter Allgemeine Zeitung bestaan bij de gratie van de daar levende Bildungstradition,’ analyseerde J.L. Heldring in 1975. ‘Een krant in het moralistische Nederland moet echter geëngageerd zijn – rooms geëngageerd, gereformeerd geëngageerd, rood geëngageerd.’
Geld en wapens voor guerrillero’s
Tot de ‘rood geëngageerden’ behoorde destijds ook de gereformeerde domineeszoon en theoloog Koos Koster. Als vicaris (hulppredikant) van de Niederländische Ökumenische Gemeinde in Berlijn, opgericht door DDR-sympathisante Bé Ruys, raakte hij midden jaren zestig danig onder de indruk van de ‘werkelijk andere maatschappij achter de muur’. In zijn nieuwe rol van verslaggever schetste hij in boeken en documentaires graag een overwegend zonnig beeld van de Oost-Duitse dictatuur met haar alomtegenwoordige Staatssicherheitdienst. ‘Een staat die er mag zijn,’ vond Koster.
Eind jaren zeventig verlegde hij zijn aandacht naar El Salvador. De door Amerika gesteunde regering van het land werd destijds belaagd door de marxistische guerrillabeweging FMLN, die op haar beurt werd gesteund door de Sovjet-Unie en door Cuba. Samen met collega’s van de Interkerkelijke Omroep Nederland (IKON) werkte Koster in 1981 mee aan de inzamelactie ‘Wapens voor El Salvador’, bedoeld om de communistische guerrillero’s van nieuw schiettuig te voorzien. Ook trad hij op als geldkoerier voor de Wilde Ganzen, een hulporganisatie van protestants-christelijke origine die onder Nederlandse kerkgangers geld bijeenbracht voor het FMLN.
Op 17 maart 1982 ging het mis. In de buurt van Santa Rita in de Salvadoraanse provincie Chalatenango liep Koster – op pad voor de IKON, samen met producer Jan Kuiper, geluidsman Hans ter Laag en cameraman Joop Willemsen – in een hinderlaag. Het viertal werd doodgeschoten door militairen van het Salvadoraanse leger.
Voorpagina van De Journalist, ledenorgaan van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ), 1 april 1982.
De verontwaardiging in Nederland was groot. In Amsterdam verzamelden zich demonstranten bij het Amerikaanse consulaat aan het Museumplein, dat werd bekogeld met verf en stenen. In de Verenigde Staten, zo meenden veel vrienden en sympathisanten van Koster en zijn collega’s, huisden de ware schuldigen aan de dood van de IKON-ploeg. De ‘ultrarechtse kliek’ rond president Ronald Reagan fungeerde immers als de belangrijkste steunpilaar van de Salvadoraanse regering.
Jan Willem Bertens, later ambassadeur in Costa Rica en D66-politicus, deed in 1982 in opdracht van minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel onderzoek naar de zaak. ‘We hebben nooit tegen de familieleden gezegd: het was hun eigen schuld. Maar dat dácht ik wel,’ zei hij in 2007 tegen Vrij Nederland. Koster sloeg waarschuwingen voor zijn veiligheid steevast in de wind, volgens Bertens. ‘Hij dacht dat hij het centrum van de wereld was. Dat alles om hem draaide.’
Ongepast etiket
Onlangs haalde de kwestie opnieuw de kranten. Ruim veertig jaar na de gebeurtenissen nabij Santa Rita zullen drie hoofdverdachten alsnog in El Salvador voor de rechter verschijnen. Het gaat om de voormalige minister van Defensie en twee legerofficieren.
Wat opviel aan de berichtgeving was, net als in 1982, het gemak waarmee de vier doodgeschoten IKON-medewerkers door de media – van links tot rechts – het etiket ‘journalist’ kregen opgeplakt:
‘42 jaar na moord op IKON-journalisten in El Salvador komen verdachten voor rechter’ (NOS).
‘Komt er na 42 jaar gerechtigheid voor de moord op de IKON-journalisten in El Salvador?’ (Trouw).
‘Verdachten moord IKON-journalisten in El Salvador voor de rechter’ (De Telegraaf).
‘Broer vermoorde IKON-journalist: tijd voor berechting dringt’ (Reformatorisch Dagblad).
Die typering is hoogst ongepast. In elk geval voor Koos Koster gold dat hij geen onpartijdige verslaggever was, maar een partijdige radicaal-linkse activist. Hoe evident kan iets zijn?
Meer dan een halve eeuw nadat onze media zich ontworstelden aan de verstikkende greep van de verzuiling, hebben sommige Nederlandse journalisten er kennelijk nog steeds moeite mee om hun mooie ambacht uit de louche sfeer van propaganda en politiek engagement te houden. Dat is tamelijk verbijsterend.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manieren. Hartelijk dank!