Jan van de Beek: Dit zijn de vijf belangrijkste misvattingen waarmee de asielcrisis wordt ontkend
In politiek en media woedt een debat over de vraag of er in Nederland wel gesproken mag worden van een ‘asielcrisis’. Daarbij circuleren onder tegenstanders van die gedachte minstens vijf opvattingen die gerust als desinformatie aangemerkt kunnen worden. Ze hebben alle vijf gemeen dat de omvang en impact van asielmigratie gebagatelliseerd worden. Migratie-expert Jan van de Beek zet ze op een rij.
- ‘De asielinstroom is maar 10 of 12 procent van de totale immigratie.’
Deze gedachte werd de afgelopen jaren onder andere geuit door migratieonderzoekers, journalisten en vertegenwoordigers van organisaties als het Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut, de Adviesraad Migratie en het ministerie van Justitie en Veiligheid. Zoals ik eerder uiteenzette in Wynia’s Week is dit juist maar toch misleidend.
Op zichzelf klopt het dat asielmigratie relatief gering is; over de periode 2013-2022 maakt asielimmigratie inderdaad slechts 12 procent uit van de totale immigratie. Maar asielmigranten blijven veel vaker lang of permanent in Nederland dan studie- en arbeidsmigranten. Als we kijken naar het migratiesaldo – immigratie minus emigratie – dan is asiel over de periode 2013-2022 minstens een kwart van de totale immigratie en in omvang ongeveer even groot als arbeidsmigratie.
Tellen we de tijdelijke bescherming van Oekraïners ook mee als een vorm van humanitaire immigratie, dan loopt het migratiesaldo van asiel – afhankelijk van hoe je het berekent – zelfs op tot maximaal een derde van het totale migratiesaldo.
Het gaat bij de maatschappelijk impact van immigratie natuurlijk vooral om het migratiesaldo. Dat bepaalt namelijk het effect op bevolkingssamenstelling, woningnood, zorg, criminaliteit en dergelijke. Daarom is het ronduit misleidend om dat cijfer achterwege te laten in discussies over die impact.
- ‘Slechts een klein percentage van de sociale huurwoningen gaat naar statushouders.’
Ook dit is een veelgehoorde misvatting die de afgelopen jaren regelmatig geuit wordt door journalisten, wetenschappers en vertegenwoordigers van onder meer gemeenten en woningbouwverenigingen. Hier is de denkfout dat men niet vergelijkt met de groep waarmee statushouders het sterkst concurreren: jonge sociale-huur-starters met een laag inkomen. Hun vaak toch al hemeltergend lange wachttijd, wordt aanzienlijk verlengd in perioden dat er veel statushouders gehuisvest moeten worden.
- ‘De volgmigratie bij asiel is heel bescheiden in omvang.’
Ook deze misvatting heeft een duidelijk bagatelliserend karakter. De kerngedachte is dat alle verhalen over volgmigratie bij asiel zwaar overdreven zijn. Zo stelde Martijn van der Linden – de persvoorlichter van Vluchtelingenwerk – op 25 augustus 2023 op X bijvoorbeeld dat er per ingewilligd asielverzoek maar 0,3 volgmigrant komt.
Afgelopen maandag – 16 september 2024 – kopte de Volkskrant in de rubriek ‘Cijfers bij het Nieuws’: ‘Nareizigers vormen slechts een klein deel van het totale aantal asielzoekers.’ In het artikel staat: ‘In 2023 kwamen volgens de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) ruim tienduizend gezinsleden van asielzoekers met een verblijfsvergunning naar Nederland: iets meer dan een vijfde van het totale aantal asielaanvragen dat jaar.’
Rekenfout en denkfout
Maar klopt dit wel? Het antwoord is nee. Dit citaat bevat een rekenfout en een denkfout.
Eerst de rekenfout. Volgens CBS-StatLine waren er 10.125 nareizigers op een totaal van 39.765 asielverzoeken en dat komt neer op 25 procent en niet de 20 procent (‘een vijfde’) die de Volkskrant noemt.
Dan de denkfout. Je kunt nareizigers helemaal niet vergelijken met asielverzoeken, omdat niet elk asielverzoek ingewilligd wordt. Je moet nareis daarom vergelijken met de totale asielmigratie (nareis plus ingewilligde asielverzoeken). Dan blijkt nareis opeens een stuk hoger uit te vallen. In de periode 2013-2022 waren er volgens CBS-StatLine 217.000 asielmigranten en 85.000 nareizigers en dat is al 39 procent van het totaal.
Zelfs dat is nog een onderschatting, vanwege de gezinsmigranten die komen nadat de nareisperiode van een half jaar verstreken is. Nareis en gezinsmigratie vormen samen eerder ongeveer 50 procent van de totale asiel-gerelateerde immigratie.
- ‘Uiteindelijk gaan de statushouders aan het werk en komt alles goed.’
Een eerdere variant van deze misvatting – onder andere tijdens de vluchtelingencrisis van 2015 gepropageerd door toenmalig COA-directeur Gerard Bakker – was dat met name Syrische asielzoekers gemiddeld zo hoog waren opgeleid dat Nederland er beter van zou worden. Inmiddels is die mythe allang doorgeprikt.
Een nieuwe variant is dat asielzoekers na een moeizame start uiteindelijk aan het werk gaan en dat het dan allemaal goed komt. Een recent voorbeeld is een tweet van Maarten Keulemans, een wetenschapsredacteur van de Volkskrant. De meeste statushouders hebben volgens Keulemans al na vijf jaar een baan. Als ‘bewijs’ levert hij een wat gedateerd grafiekje over de uitkeringsafhankelijkheid van asielzoekers die in 2014 naar Nederland kwamen.
Wie echter het CBS-dashboard Asiel en Integratie raadpleegt, ziet na enig rekenwerk dat van het cohort 2014 slechts 18 procent een baan heeft gedurende de eerste vijf verblijfsjaren. In de periode daarna stabiliseert het percentage met baan rond 49 procent, minder dan de helft dus. Bovendien gaat het merendeels om deeltijdbanen en ligt het besteedbaar inkomen na vijf verblijfsjaren nog slechts rond de helft van het Nederlands gemiddelde.
Bovenstaande uitspraken deed Keulemans in de context van een tweet waarin hij suggereert dat, als je spreekt van een ‘asielcrisis’, je ook wel zou kunnen spreken van een ‘ouderencrisis’: ‘Ze hebben haast allemaal een uitkering, souperen veruit de meeste zorgkosten, drinken en veroorzaken woningnood omdat ze gezinswoningen bezet houden. Daarom: #ouderencrisis!’
Als een andere Twitteraar hem er fijntjes op wijst dat ouderen hun leven lang hebben gewerkt en belasting hebben betaald, antwoordt Keulemans: ‘Die asielzoekers gaan dat nog doen.’ En dat laatste is een misrekening. Ongetwijfeld gaan asielzoekers wel iets betalen, maar veel te weinig. Berekeningen op basis van grote hoeveelheden gedetailleerde CBS-microdata laten zien dat de gemiddelde asielzoeker de schatkist netto € 800.000 kost over de levensloop. De betaalde premies en belastingen zijn simpelweg veel te laag om de hoge kosten te dekken.
Deze tweets van Keulemans illustreren ook mooi het vijfde en laatste punt: de misvatting dat er geen asielcrisis is.
- ‘Er is geen asielcrisis (maar een opvangcrisis).’
Het verhaal dat er geen asielcrisis is kent vele varianten. Eén variant is dat er geen sprake is van een asielcrisis in juridische zin. Er is geen sprake van een acute noodtoestand, die door overmacht is ontstaan. Eerder is de crisis het gevolg van een gebrek aan opvangcapaciteit. Het is een opvangcrisis, heet het dan.
Allereerst: in tijden van extreme woningnood ‘kan de overheid het niet maken’ om een grote reserve-asielopvangcapaciteit in stand te houden, met woonunits waar menige twintiger die noodgedwongen nog bij paps en mams op zolder woont, alleen maar van kan dromen.
Daarnaast is het evident dat de opvang vooral overbelast is omdat de verwerkingscapaciteit van de IND is overschreden en de doorstroom naar sociale huurwoningen stokt vanwege de woningnood. De opvangcrisis is dus geen oorzaak, maar een gevolg van een asielinstroom die de absorptiecapaciteit overschrijdt.
Een andere variant is dat de asielinstroom nu helemaal niet hoger is dan bij eerdere asielpieken. Op zichzelf klopt dat. Echter, de instroom in de jaren negentig bestond voor een fors deel uit Europeanen die relatief ‘goed’ integreerden. Afgemeten aan hun nettobijdrage aan de Nederlandse schatkist ongeveer ‘twee keer zo goed’ als asielmigranten uit Afrika en het Midden-Oosten.
Belangrijker nog: de effecten van asiel zijn cumulatief. Omdat de integratie zo slecht verloopt, wordt met elke nieuwe asielpiek de integratie-opgave verder vergroot. Dat blijkt uit een toenemend beslag op de bijstand, het (special needs-) onderwijs, de zorg en de sociale huur. Zoals de overheid terecht stelt, komen grondwettelijke taken inzake zorg, onderwijs en huisvesting mede door asielmigratie steeds verder onder druk te staan. Dit alles is echter het topje van de ijsberg.
Alle integratieseinen op rood
In mijn boek Migratiemagneet Nederland (verschijnt 18 oktober bij Uitgeverij Blauwburgwal) toon ik op basis van veel data aan dat bij asielmigratie uit Afrika en het Midden-Oosten alle integratieseinen op rood staan. Met realistische demografische scenario’s laat ik zien dat de asielmigratie uit die regio bij ongewijzigd beleid naar verwachting hoog zal blijven. Asielmigranten zullen dan een steeds groter deel van de bevolking vormen.
Het opleidingsniveau van de eerste generatie en de opleidingspotentie van de tweede generatie zijn beide ondergemiddeld, hetgeen de verzorgingsstaat ondermijnt. De integratieproblemen worden verder versterkt door een zeer grote ‘culturele afstand’ (heel andere normen en waarden) en een geringe geneigdheid tot het aangaan van gemengde relaties, dé integratiemotor bij uitstek.
De overheid kan integratie van deze groep hooguit een beetje faciliteren, maar niet afdwingen. Dat is de echte asielcrisis. Die asielcrisis is er al en zal bij ongewijzigd beleid steeds groter worden. Bij het klimaatbeleid probeert men problemen die zich grotendeels in de toekomst af zullen spelen, nu al met beleid te ondervangen. Bij de asielcrisis moeten we dat ook doen. Regeren is vooruitzien!
Jan van de Beek is wiskundige en antropoloog en promoveerde op de geschiedenis van het economisch onderzoek naar het Nederlandse migratiebeleid. Hij is een van de auteurs van het rapport Grenzeloze Verzorgingsstaat. Zijn nieuwe boek Migratiemagneet Nederland verschijnt op 18 oktober bij uitgeverij Blauwburgwal. Contactadres voor media en de boekhandel: info@blauwburgwal.nl
Wynia’s Week verschijnt nu drie keer per week! De groei en bloei van Wynia’s Week is te danken aan de donateurs. Doet u al mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!