Jan Oegema laat zien hoe Lucebert heeft geworsteld met nazi-Bert
De dichter en beeldend kunstenaar Bert Swaanswijk, beter bekend als Lucebert, gold decennialang als boegbeeld van artistiek-progressief Nederland. Hij vestigde zijn reputatie als rebel in 1948 met zijn ‘minnebrief aan onze gemartelde bruid Indonesia’, een felle aanklacht tegen de politionele acties.
Hij trok ten strijde tegen racisme, onrecht, onderdrukking, de autoriteiten in het algemeen en de katholieke kerk in het bijzonder. De letterkundige Jan Oegema vergelijkt in zijn nieuwe boek Keizersdrama Luceberts status zelfs met die van Mandela, Havel, Che Guevara en Gandhi.
8 februari 2018
Als aanvoerder van de vernieuwers van de poëzie onder wie Remco Campert, Gerrit Kouwenaar, Jan Elburg en Simon Vinkenoog kreeg Lucebert de eretitel Keizer der Vijftigers. Zijn experimentele dichtkunst (zonder hoofdletters) werd overladen met prijzen, waaronder de P.C. Hooftprijs en de Prijs der Nederlandse Letteren.
En toen werd het 8 februari 2018. Vierentwintig jaar na zijn dood verscheen een nieuwe biografie van Lucebert, een kleine duizend pagina’s dik, van de hand van Wim Hazeu. Het was voorpaginanieuws. Wat niemand wist, hoogstwaarschijnlijk ook zijn vrouw niet, kwam alsnog aan het licht.
Bert Swaanswijk voelde zich als negentienjarige bijzonder thuis als vrijwillige arbeidskracht in nazi-Duitsland. Hij schreef zijn vriendin Tiny Koppijn zestig brieven en kaarten, vaak ondertekend met Sieg Heil. Ze stonden bol van Hitlerliefde en Jodenhaat. Swaanswijk was in de ban van de rol die hij als dichter en kunstenaar zou gaan vervullen in Hitlers nieuwe Europese orde.
De dochter van Koppijn bezorgde de explosieve correspondentie aan de biograaf toen die zijn manuscript eigenlijk al voltooid had. Hazeu moest letterlijk kotsen toen hij de eerste brieven had gelezen. Misschien nog wel kwalijker was het feit dat Lucebert zijn geheim in zijn graf had meegenomen. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld progressief boegbeeld Günther Grass die schoon schip maakte aan het eind van zijn leven.
Hazeu kon niet anders dan zijn tekst volledig omgooien.
Seculiere heilige
Maar, bezwoer Hazeu, we moesten de scheiding tussen werk en auteur ondanks alles wel blijven respecteren. ‘Aan Luceberts kunstenaarschap is geen afbreuk gedaan.’ Bijna alle columnisten, letterkundigen en collega’s zeiden het Hazeu na.
Deze operatie damage control, vindt Jan Oegema, was voorspelbaar, voorbarig en vooral veel te gemakkelijk: ‘De mate van identificatie is adembenemend, passend bij de seculiere heilige die hij van meet af aan is.’
Oegema vervolgt: ‘De adolescent splitsen van de kunstenaar, de kunstenaar vervolgens van zijn werk: als het allemaal zo makkelijk is kunnen we inderdaad fatsoenlijk verder. In dit geval echter heeft de autonomie van het kunstwerk alles van een handig geloofsartikel, de beweringen demonstreren hoe slim we als linkse upper class onze helden in bescherming nemen.’
In zijn essay Keizersdrama onderzoekt Oegema hoe Lucebert in zijn werk is omgegaan met zijn verzwegen oorlogsverleden. De dichter en zijn werk kunnen helemaal niet los van elkaar worden gezien, luidt de conclusie. Lucebert zit levensgroot in zijn werk. En wie met Oegema zijn verzameld werk nog eens nauwgezet doorneemt, struikelt over de aanwijzingen hoe Lucebert heeft geworsteld met ‘nazi-Bert’.
Zo lezen we in de bundel apocrief het gedicht ‘school der poëzie’:
ik ben geen lieflijke dichter
ik ben de schielijke oplichter
der liefde, zie onder haar de haat
en daarop een kaaklende daad.
lyriek is de moeder der politiek,
ik ben niets dan omroeper van oproer
en mijn mystiek is het verdorven voer
van leugen waarmee de deugd zich uitziekt.
Man voor een spiegel
Oegema ziet de oudere Lucebert tegen zichzelf praten, opvallend vaak en allesbehalve vleiend. Meer dan twee pagina’s lang neemt Oegema’s opsomming van zestig oordelen van Lucebert over zichzelf in beslag. Van ‘arrogant ondier’, ‘kwetsbare komediant’, ‘martelaar van falen’, ‘salonleeuw in gewetensnood’, ‘vergeelde avantgardist’, ‘valsspeler’ tot en met ‘zondenbok’.
Een motief dat bij Lucebert opduikt is dan ook voorspelbaar: de spiegel. Een man voor een spiegel, hoe akelig het is daarin te kijken en hoe verleidelijk om de blik te ontwijken. Een voorbeeld:
zo zie je jezelf? de genadeloze hij
kijkt graag in de mottige spiegel
van eenzaam worstelen liefst even
buiten beeld wordt hij wel gewaar:
gekruizigd bloed met tranen als dolken
Zo toont Oegema overtuigend aan dat er kunstenaars zijn bij wie werk en persoonlijkheid onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Bovendien, schrijft de letterkundige, ‘Lucebert wierp zich op als linksige revolutionair en zo iemand mag je politiek en maatschappelijk de maat nemen. Een leidersfiguur vráágt daarom’.
Jan Oegema: Keizersdrama. Lucebert opnieuw, Boom, 208 pagina’s, 23,90 euro.
Hans Wansink is historicus en journalist en publiceert over boeken in Wynia’s Week. Hij was redacteur van NRC Handelsblad, Intermediair en de Volkskrant.
Wynia’s Week verschijnt ook dit jaar 104 keer met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. Plus video’s en podcasts. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!