Israël: met militaire suprematie kun je nog geen vrede opleggen

shutterstock_1254019357-scaled-p7ayqeyoqxnwvyxjvy9okv161i7ybrzpcjfjvwy9w8

Oud-ambassadeur en schrijver Nikolaos van Dam schetst op uitnodiging van Wynia’s Week in een serie van drie artikelen de schuivende panelen in het Midden-Oosten, deels aangejaagd door de presidentswissel in Washington. In deze tweede aflevering: het Palestijns-Israëlische conflict. Is er wel een oplossing?

Velen in het Westen reageerden positief en hoopvol toen Marokko, Soedan, de Verenigde Arabische Emiraten en Bahrein in 2020 hun betrekkingen met Israël ‘normaliseerden’. Maar betekende dit dat hiermee een alomvattende Arabisch-Israëlische vrede naderbij werd gebracht? In de kern van het Palestijns-Israëlische conflict veranderde er helemaal niets; integendeel: de Joodse nederzettingen in de Palestijnse Bezette Gebieden werden verder uitgebreid en de etnische zuivering van Palestijnen ging gewoon door.

Trump beloonde Arabische landen voor banden met Israël

En wat had Israël eigenlijk voor concessies gedaan voor het ‘normaliseren’ van de betrekkingen met de betrokken Arabische landen? Mij is niets bekend van enigerlei Israëlische concessies, tenzij je het voorlopig niet annexeren of illegaal toe-eigenen van land een ‘concessie’ zou willen noemen. Het was niet Israël, maar de Verenigde Staten die beloningen verschafte, omdat dit president Trump goed uitkwam tijdens de presidentiële verkiezingen waarin de pro-Israël-lobby erg invloedrijk is.

De illegale annexatie van de Westelijke Sahara door Marokko, in strijd met het internationale recht, werd door de Verenigde Staten erkend, waardoor de internationale rechtsorde verder werd ondermijnd, net zoals dat het geval was bij de Amerikaanse erkenning van de Israëlische annexatie van de Syrische Golan en Oost-Jeruzalem; Soedan werd door de VS van de lijst van ‘terroristische landen’ afgevoerd en kreeg geld; en de betrokken Arabische Golfstaten kwamen in aanmerking voor meer geavanceerde wapens, waarmee zij wellicht sterker zouden staan tegenover Iran. Het betrof Arabische landen uit de periferie, ver weg van Israël, die sowieso al weinig met Israël te maken hadden en er niet mee in oorlog waren.

Nieuwste manoeuvres: contact tussen Iran en Arabische landen

Betekent de ‘normalisering’ van de betrekkingen met de betrokken Arabische Golfstaten dat deze hun veiligheid tegenover Iran hebben vergroot? Ik denk eerder het tegendeel. Doordat zij door Iran nu voorlopig worden gezien als bondgenoten van Israël, lopen ze het risico bij een eventuele Israëlische aanval op Iran als eersten de klappen te moeten opvangen.

Iran kan immers met het grootste gemak aanvallen uitvoeren op de olie-installaties van de betrokken landen en ook hun waterontzilting-installaties ruïneren, waardoor de betrokken economieën grotendeels zouden worden platgelegd. Eerdere aanvallen met drones op Saoedische olie-installaties hebben dat al pijnlijk duidelijk gemaakt. Een betere verdediging tegen Iran is dan ook het zoeken van toenadering en het aangaan van een constructieve dialoog. En het lijkt erop dat het momenteel die richting uitgaat.

Van Israëlische zijde bestaat blijkbaar de illusie dat wanneer er maar vrede kan worden gesloten met allerlei Arabische landen, de Palestijnse zaak vanzelf wel wordt opgelost, en dat de Israëlische bezetting van Arabische gebieden uiteindelijk wel zal worden geaccepteerd. Ook de gepleegde oorlogsmisdaden en schendingen van het internationale recht zouden dan wel worden weggepoetst en vergeten.

Hetzelfde zou dan moeten gelden voor de etnische zuivering van Palestijnen, die immers al decennialang wordt gedoogd. Verder dan het afgeven van kritische verklaringen en het uitspreken van ‘grote bezorgdheid’ door de internationale gemeenschap komt het immers niet. En dit impliceert dat Israël gewoon ongestraft zijn gang kan blijven gaan.

Het annexeren van Arabisch grondgebied, het voortdurend opnieuw uitbreiden van de Joodse nederzettingen en de etnische zuiveringen van Palestijnen maken een duurzame Arabisch-Israëlische vrede echter onmogelijk, en dat betekent dat er nog heel veel moet veranderen voordat zo’n vrede überhaupt in zicht kan komen.

De recente etnische zuiveringen van Palestijnen in Oost-Jeruzalem hebben een geweldsescalatie tussen Israël en Hamas in Gaza gegenereerd, en deze zal een oplossing zeker niet naderbij brengen. En zo lang het Israëlische beleid ten aanzien van de Palestijnen kan worden gekenschetst als ‘Heads I win, tails you lose’, valt er niets positiefs te verwachten.

Palestijnse burgers schieten niets op met raketaanvallen van Hamas

Met zijn grootscheepse raketaanvallen op Israël heeft Hamas de aandacht afgeleid van de etnische zuiveringen in Oost-Jeruzalem en het met geweld neerslaan van Palestijnse demonstraties in de al-Aqsa-moskee die daartegen gericht waren. Hamas is daar niets mee opgeschoten, en de Palestijnen in Jeruzalem en de westelijke Jordaanoever al helemaal niet. Het heeft hun zaak eerder ernstig ondermijnd en geschaad.

Maar zonder hun aanvallen op Israël zouden de bewoners van Gaza evenmin iets zijn opgeschoten, want zij worden al vele jaren volledig door Israël in de tang genomen en de mensen daar – merendeels ook vluchtelingen uit wat nu Israël is – kunnen geen kant op. Ze zouden er zonder de aanvallen van Hamas echter wel veel beter (of minder slecht) aan toe zijn dan nu.

Militair-technisch gezien zijn de raketaanvallen van Hamas eerder een nuisance dan een werkelijke bedreiging voor de staat Israël, want Hamas vormt geen serieuze partij voor het oppermachtige Israëlische leger en is daarvan per definitie steeds de verliezer als het erop aankomt. De asymmetrie in dit conflict wordt ook duidelijk weerspiegeld in de grote wederzijdse verschillen in aantallen slachtoffers en toegebrachte schade.

Palestijns-Joodse rellen in Israël zelf

Minstens zo ingrijpend, zo niet nog ernstiger dan de zoveelste voorbijgaande oorlog in Gaza en de gewelddadigheden in Jeruzalem, is het feit dat nu ook de Palestijnen binnen Israël voor het eerst sinds lange tijd ernstig in beroering zijn gebracht, waardoor gewelddadige botsingen zijn ontstaan tussen Joden en Arabieren in Israëlische steden als Lod. Deze nu gemengde Joods-Arabische steden waren voor de uitroeping van de staat Israël in 1948 vrijwel geheel Arabisch. De huidige botsingen kunnen de Joods-Arabische co-existentie ernstig in gevaar brengen.

Theoretisch gezien zijn deze Joods-Palestijnse botsingen binnen Israël koren op de molen van premier Netanyahu, want hij zou de Arabische bewoners van Israël het liefst zien vertrekken naar de Palestijnse gebieden die onder ‘gezag’ staan van de Palestijnse Autoriteit, of naar elders, opdat Israël zoveel mogelijk een zuiver Joodse staat kan zijn. De toenmalige Israëlische minister van Defensie Lieberman heeft zich destijds al in deze zin uitgelaten, en hij was zeker niet de eerste die er zo over dacht. Maar dit is gemakkelijker gezegd dan gedaan.

Een vijfde van de inwoners van Israël is Arabier

Het aantal Arabische Israëli’s bedraagt momenteel bijna twee miljoen, oftewel ruim 20% van de totale bevolking en die kunnen niet zomaar worden verwijderd zonder een burgeroorlog te ontketenen. Daar komt nog bij dat een groeiend aantal Joodse Israëli’s inziet dat Israël gebaat is bij een vreedzame Arabisch-Joodse co-existentie en dat een ongelijke behandeling tussen Israëlische Joden en Arabieren op den duur niet vol te houden is.

Maar de radicaalnationalistische Joden hebben nog steeds duidelijk de overhand.  De meeste Palestijnen in Israël willen best met de Joden daar vreedzaam samenleven, maar dan wel op basis van gelijkheid en niet als een gediscrimineerde minderheid met minder rechten.

Van president Biden vallen in het Amerikaanse beleid ten aanzien van Israël hoogstens wat cosmetische veranderingen te verwachten. En dat is de Israëlische regering genoegzaam bekend. Onder Biden’s voor-voorganger Obama werd nog eens duidelijk onderstreept dat de president van het machtigste land ter wereld uiteindelijk geen enkele doorbraak kon bewerkstelligen in het Palestijns-Israëlische conflict, omdat zijn eisen volstrekt door Israël werden genegeerd, met als hoofdreden de sterke pro-Israëllobby (AIPAC) in de Verenigde Sta­ten.

Dit heeft Obama in zijn memoires, The Promised Land, duidelijk laten doorschemeren. President Obama eiste destijds van Israël dat de bouw van Joodse nederzettingen zou worden stopgezet en dat bij een vredesregeling de Israëlische grenzen van voor de Junioorlog van 1967 uitgangspunt dienden te zijn, met de mogelijkheid van de uitwisseling van stukken land.

Struikelblok: de grenzen van 1967

De oplossing voor het conflict lijkt zo eenvoudig: de Arabische hoofdvoorwaarde is een volledige terugtrekking van Israël uit de in 1967 bezette Arabische gebieden in ruil voor vrede. Israël wil weliswaar vrede, maar dan wel met het behoud van de bezette Arabische gebieden, en dat werkt niet.

Waar vroeger nog kon worden betoogd dat Israël voor zijn veiligheid te vrezen had van zijn Arabische buren, is inmiddels wel duidelijk dat die Arabische landen meer te vrezen hebben van de volledige militaire suprematie van Israël dan omgekeerd. Daarbij komt nog dat hoewel de meeste Israëli’s seculier zijn, zij er toch van overtuigd zijn dat God hen dit land beloofd heeft. Zij worden daarin krachtig gesteund door de Amerikaanse christen-zionisten, naast AIPAC een andere sterke pro-Israël-lobby in de Verenigde Staten.

Een werkelijke oplossing lijkt vooralsnog onbereikbaar, omdat de vredeswil er onder de huidige omstandigheden niet is, en het merendeel van de internationale gemeenschap voor de Palestijns-Israëlische realiteit ‘wegkijkt’.

Nikolaos van Dam was Nederlands ambassadeur in Irak, Egypte, Turkije, Duitsland en Indonesië en Speciaal Gezant voor Syrië. Zijn laatste boek over het Midden-Oosten is  ‘Granaten en minaretten. Een diplomaat op zoek naar vrede in de Arabische en islamitische wereld’. Meer informatie: HIER.