IND-medewerker Thomas Huttinga kan beter politicus worden
Waarom kiezen ambtenaren die bij vluchtelingenwerk betrokken zijn, zo vaak voor het belang van vluchtelingen? Waarom kiezen ze zelden voor het belang van de Nederlandse staat? Neem de 28-jarige Thomas Huttinga. Hij was medewerker bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Daar beoordeelde hij als ‘beslismedewerker nareis’ verzoeken voor gezinshereniging van vluchtelingen die recent een verblijfsvergunning hadden ontvangen.
In mijn naïviteit denk ik dan al gauw dat er nauwelijks wat te beslissen valt voor de beslismedewerker. Zelfs IS-terroristen krijgen een verblijfsvergunning en kunnen zich dan met hun gezin in Arkel vestigen. Heel erg diepgaand wordt er dus niet beoordeeld of gezinshereniging gepast is.
Enfin, Johan Huttinga kreeg op 20 januari jl. een hele pagina in de Volkskrant om uit te leggen dat hij als IND-medewerker de zogeheten nareismaatregel niet met zijn geweten kon verenigen. Hij nam ontslag. Die actie leverde hem veel positieve reacties op, want naar zijn zeggen vinden mensen het mooi dat iemand zijn rug recht houdt en om principiële redenen zijn baan opzegt.
De nareismaatregel als tijdelijke oplossing
Voor wie het vergeten is. In 2022 werd Nederland overspoeld door asielzoekers. Meer dan duizend asielzoekers meldden zich wekelijks bij het aanmeldcentrum in Ter Apel. De toestroom was meer dan de instanties (waaronder het IND) aankonden, met de bekende taferelen van buiten slapende asielzoekers als gevolg. Het probleem werd nog eens vergroot omdat zodra een asielzoeker een verblijfsstatus kreeg, hij/zij – met enige vertraging – recht kreeg op hereniging met gezinsleden.
Zolang een asielzoeker geen woning heeft, betekende gezinshereniging echter dat de asielcentra nog voller werden en het opvangprobleem dus nog schrijnender. Er kon weinig hoop zijn dat dit probleem zich op korte termijn ‘vanzelf’ zou oplossen. Om maar wat te noemen, de krappe situatie op de woningmarkt zorgde ervoor dat de uitstroom vanuit asielzoekerscentra stagneerde.
Het kabinet kwam daarom met de nareismaatregel als een tijdelijke maatregel. Deze maatregel hield simpelweg in dat een statushouder pas na zes maanden zijn/haar gezin mocht laten overkomen, tenzij hij/zij al over een eigen woning beschikte. Dit was typisch zo’n door Rutte c.s. bedacht geitenpaadje om een probleem voorlopig weer even kwijt te zijn.
De maatregel was tijdelijk bedoeld, maar zelfs als de maatregel permanent zou zijn, zou het alleen maar tijdelijk – namelijk zes maanden – enige verlichting bieden. Daarna zou de opvang weer net zo vol lopen als voorheen, tenzij men de nareismaatregel successievelijk tot negen, twaalf, vijftien, enz., maanden zou oprekken.
Wat was er ‘principieel’ fout aan de nareismaatregel?
Laten we Thomas Huttinga maar zelf laten uitleggen wat er principieel mis was met de nareismaatregel:
‘In een rechtsstaat moet het beleid rechtmatig zijn. Burgers moeten daarop kunnen vertrouwen. Het is onwenselijk dat een uitvoerende organisatie op den duur wordt teruggefloten. Dat versterkt ook het wantrouwen in de overheid en de rechtsstaat.’
Voor de onrechtmatigheid verwijst hij naar deze uitspraak van een rechtbank in Haarlem (deze voor de juridische fijnproevers). Ik zal de hier en daar bijna onnavolgbare juridische muggenzifterij maar overlaten aan juristen. Wel wil ik één argument van de rechter tegen de nareismaatregel noemen. De rechter verwijst naar artikel 2r, eerste lid, van de Vreemdelingenwet:
‘Indien Onze Minister besluit tot verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf stelt hij de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis. Een machtiging tot voorlopig verblijf kan tot uiterlijk drie maanden na de dagtekening van die kennisgeving worden afgegeven. In geval de machtiging tot voorlopig verblijf niet kan worden afgegeven in het land van herkomst of bestendig verblijf, op grond dat de Nederlandse vertegenwoordiging is gesloten of zich daar niet of niet langer een Nederlandse vertegenwoordiging bevindt, kan Onze Minister de termijn, bedoeld in de tweede volzin, eenmaal met ten hoogste drie maanden verlengen.’
Gezinshereniging mag met vertraging worden toegekend
Wat hierboven staat is dat de gezinshereniging met een vertraging van drie maanden gepaard mag gaan. Het kan zelfs met zes maanden vertraagd worden, maar alleen als er problemen zijn bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het land waar de gezinsleden verblijven. Daarvan was echter volgens de rechter in dit geval geen sprake. De nareismaatregel was derhalve onrechtmatig.
De regering zal zich de afgelopen maanden dus wel eens afgevraagd hebben waarom de wetgever hier niet gewoon ‘zes maanden na dagtekening’ in plaats van ‘drie maanden na dagtekening’ had opgeschreven. Dan was de nareismaatregel in ieder geval volgens de Vreemdelingenwet niet onrechtmatig geweest.
Hoe dan ook, dit soort argumenten van de rechter klonken mij niet erg principieel in de oren. Of door gezinshereniging op korte termijn de opvang van asielzoekers in het gedrang zou kunnen komen, vond de rechter geen punt van overweging. De uitvoeringsproblemen van de overheid zijn kennelijk altijd minder zwaarwegend dan de problemen van de asielzoeker.
Het menselijke aspect van de nareismaatregel
Thomas Huttinga had nog een tweede argument tegen de nareismaatregel:
‘Het is onverdraaglijk dat familieleden van wie duidelijk was dat ze naar Nederland mochten komen nog zes maanden moesten wachten. In die tijd kan veel gebeuren. Ze kunnen vermist raken of een land uitgezet worden waar ze illegaal verblijven. Het kabinet gokt met mensenlevens.’
Laten we maar weer volgens de net genoemde Vreemdelingenwet vaststellen dat de minister drie maanden de tijd heeft om de gezinshereniging te effectueren. De wetgever vond Huttinga’s argument gedurende die drie maanden dus niet correct. Huttinga wil meer menselijkheid dan de wet wil geven. Dat lijkt mij voor een ambtenaar belast met het uitvoeren van de wet niet gepast.
In dit specifieke geval waar de rechter zich over gebogen had, ging het over een Syrische vrouw wier familie – echtgenoot en vijf kinderen – in Soedan verbleef. De oudste twee kinderen waren volwassen (31 en 20 jaar), de andere drie kinderen waren in de puberteit. IND-medewerker Huttinga vond dat onverwijld gezinshereniging plaats moest vinden.
Ik zou er als Nederlands burger niet bij voorbaat van overtuigd zijn dat de familie van de Syrische vrouw niets op zijn kerfstok had. Zou dat niet eerst onderzocht moeten worden? Kan er dan in feite, zolang dat onderzoek gaande is, van gezinshereniging volgens de wet geen sprake zijn?
Huttinga vindt dus inderdaad het belang van asielzoekers vele malen groter dan het belang van Nederlandse burgers – die een terrorist naast zich kunnen krijgen – of de Nederlandse overheid.
Structurele oplossing van het asielprobleem
Enfin, die nareismaatregel was ook niet een echte oplossing voor overvolle asielcentra. Zo’n oplossing kan twee kanten op, namelijk naar een permanente vergroting van de opvangcapaciteit, of naar een permanente verlaging van het aantal asielzoekers dat naar Nederland komt. De eerste oplossing is een echte camel nose. Het begint klein, maar dan blijkt er een hele grote kameel achter te zitten.
Want ga maar even na. Bij de huidige aantallen asielzoekers zal de Nederlandse bevolking permanent blijven groeien. Dat wil zeggen, er zullen voortdurend nieuwe woningen moeten komen en extra snelwegen, waarvoor natuurgebieden moeten wijken. De gezondheidszorg moet worden uitgebreid, zo ook de capaciteit van het onderwijs. Kan Nederland dat aan en, misschien belangrijker, wil Nederland dat?
Wat mij vaak opvalt, is dat mensen die zeggen dat de huidige generatie ongevraagd een zwaar vervuild land aan toekomstige generaties achterlaat, vaak dezelfde zijn die vinden dat alle vluchtelingen in Nederland asiel moeten kunnen krijgen. Maar die mensen vragen zich niet af of mijn kleinkinderen – nu rond de één jaar oud – in een overbevolkt land met meer dan twintig miljoen inwoners willen leven. Ze zullen dat wel moeten als de asielapologeten hun zin krijgen. Tot nu toe krijgen ze dat.
Niet minder asielzoekers, maar minder toekenningen
De VVD-fractie eiste van Rutte dat de asielinstroom ingedamd zou worden. De VVD-partijleider zei daar wel mogelijkheden toe te zien. Welke mogelijkheden dat waren zei hij er niet bij. Wij weten natuurlijk allemaal dat die mogelijkheden er helemaal niet zijn. De EU doet geen enkele poging asielzoekers tegen te houden. Zij hebben een vrijwel onbeperkt recht om naar het land te gaan dat zij verkiezen. Voor een groot aantal van hen is dat op dit moment Nederland. De Adviesraad Migratie noemde om die reden een streefcijfer voor de asielinstroom “het organiseren van je eigen teleurstellingen.”
Inderdaad zal de asielinstroom alleen te beperken zijn als je als land bereid bent de grenzen te sluiten. Nederland is daar als trouw EU-lidstaat niet toe bereid. We zeiden al eerder dat Nederland echter wel zelf kan bepalen hoeveel asielzoekers een verblijfsstatus krijgen. Zonder die eerdere blogpost weer helemaal op te lepelen, herhaal ik wel een cruciale passage in iets andere woorden.
Nederland bepaalt zelf het gewenste aantal toekenningen
Dat het recht op asiel een objectief recht zou zijn waar de nationale overheid geen invloed op kan hebben is een misverstand. Dat recht is namelijk niet in beton gegoten. Iedere overheid kan dus eigen normen opstellen voor het recht op asiel. In de praktijk is het gevolg dat de toekenningspercentages voor asiel sterk verschillen tussen lidstaten in de EU. Bijvoorbeeld, de toekenningspercentages in Hongarije (1,8%), Slovenië (9,8%) en Kroatië (10,4%) zijn ver beneden het gemiddelde toekenningspercentage in de EU (40,1%).
Als we dan eens zouden beginnen met de norm voor het toekenningspercentage in Nederland gelijk te stellen aan het gemiddelde toekenningspercentage in de EU (40,1%). Dat betekent dat de mensen die asielverzoeken beoordelen zich in beginsel aan die veertig procent moeten houden.
Dat geeft in ieder geval een handvat om te beoordelen of de toekenning van het recht op asiel niet te ‘liberaal’ gebeurt. Een beoordelaar die boven veertig procent uitkomt, zal moeten uitleggen waarom zoveel asielzoekers door hem/haar zijn doorgelaten. Dit kan op zichzelf al tot selectieve toekenning leiden.
Thomas Huttinga wil dat ambtenaren het asielbeleid bepalen
Een selectief toekenningenbeleid zou ten eerste het aantal statushouders verminderen. Ten tweede, echter, zal het op de duur ook tot minder instroom kunnen leiden als asielzoekers merken dat de kans op succes in Nederland niet meer zo groot is als voorheen.
Zou Thomas Huttinga ermee kunnen leven als de IND streefcijfers voor het aantal toekenningen opgelegd krijgt? Ik denk het eigenlijk niet. Hij wil voor de IND juist een grotere rol bij het bepalen van het asielbeleid. De IND moet volgens hem kunnen ingrijpen als er zwaarwegende bezwaren tegen het asielbeleid zijn. Daarvoor stelt hij ‘een noodknop’ voor, zodat beleid tijdelijk geschorst kan worden. Ambtenaren mogen die noodknop indrukken. Hij begrijpt kennelijk niet helemaal de rol van ambtenaren. Zij moeten loyale uitvoerders zijn van goed of slecht beleid.
Of anders ontslag nemen, wat Huttinga inderdaad deed. Misschien kan hij bij GroenLinks of D66 aan de slag als politicus.
Harrie Verbon is blogger en emeritus-hoogleraar Openbare Financiën aan de Universiteit van Tilburg.
Wynia’s Week dankt de auteurs en de donateurs. Nog geen donateur? Hartelijk dank!