In de woke-‘wetenschap’ is groepservaring de bron van kennis
‘Veel mensen zijn verbaasd over de golf van woke-denken, sociale rechtvaardigheidsstrijd, intersectionaliteit en identiteitspolitiek die vanuit de universiteiten omhoog is gekomen en andere levensgebieden heeft overstroomd’, zegt Stephen Pinker op de achterflap van Cynical Theories. Helen Pluckrose en James Lindsay laten zien hoe dit gepaard is gegaan met een radicaal scepticisme ten aanzien van kennis en objectiviteit in de wetenschap.
Dit begint in de jaren ’60/’70. Het klassenbegrip verdwijnt nagenoeg in een tekstuele analyse; het deconstructivisme van Derrida neemt de plaats in. Macht bij Foucault vervangt de klassenanalyse. Iedere vorm van overkoepelende theorie (meta-theorie) wordt gewantrouwd door de postmodernen. Cultureel relativisme was (en is) overal aanwezig, met name aan de universiteiten. Rond de jaren 1980-90 is het deconstructivisme over zijn hoogtepunt heen. Aan de universiteit is het gedaan met de abstracties van Derrida en Lyotard.
Toegepast postmodernisme
Wat we dan zien ontstaan is ‘toegepast postmodernisme’, een meer gebruiksvriendelijke en handzamer versie, een uiteenvallen van filosofie en deconstructivisme in post-kolonialisme, Queer Theory, en theorieën over ‘ras’; de Critical Race Theory, seksualiteit en feminisme. De oude garde van het deconstructivisme wordt nu ook gezien als blank, man, veelal op leeftijd, en vooral geprivilegieerd. Het onderscheid tussen ‘gender’ en ‘sekse’ vervaagt, sociaal constructivisme neemt een ongekende vlucht.
Sociaal constructivisme ziet kennis en wetenschap op één lijn met je positie in de maatschappij, een postmodern politiek perspectief. En daarmee zijn twee nieuwe principes geïntroduceerd in de academische Theorie: postmoderne kennis die zich relateert aan maatschappelijke positie en een nieuwe politiek gericht op onderdrukte groepen in de maatschappij. Dit betekent een breuklijn met de oude garde van de jaren ’60, hun abstracte ‘deconstructies’ waren vooral intellectuele vinger-oefeningen, uiterst complex in terminologie en onbruikbaar voor een politieke praktijk. Wat nu ontstaat is een veelstromenland van Postkolonialisme, Queer theorie, Critical Race theorie, feminisme en gender studies, en ‘disability and fat studies’. In vrijwel alle gevallen verwijzend naar elkaar. Vandaar de hoofdletter bij Theorie, alles verwijst naar elkaar en vlecht verschillende terminologie ineen tot een nieuwe allesomvattende Theorie.
Postkolonialisme
En daarmee hebben we de belangrijkste hoofdstukken van Cynical Theories in kaart gebracht. In een nauwgezette analyse wordt de huidige veelal Amerikaanse literatuur besproken. Postkolonialisme is een deconstructie van het Westen en zijn kolonies, Frantz Fanon en, wat later, Edward Said vormen een eerste begin. Met name Saids Orientalism waarin hij beschrijft hoe het Westen de Oosterse mens ziet als ‘de ander’ staat sterk onder de invloed van Foucault. Said herschrijft de geschiedenis met als inzet het zichtbaar maken van het westers perspectief in de tekst. Maar postkoloniale theorie voegt er een belangrijke politieke agenda aan toe bij auteurs als Linda Hutcheon, en in Nederland Gloria Wekker. Toegepaste postkoloniale theorie is expliciet activistisch.
Andere auteurs als Gayatri Chakravorty Spivak en Homi K. Bhabha zijn linguïstisch georiënteerd en door hun hoge abstractieniveau moeilijker in te zetten voor het activisme. Met name Bhabha is ‘Derridiaans’ complex, maar ook Spivak’s ‘subaltern’, (de gekoloniseerde mens), is vooral ‘talig’, hij of zij heeft als ‘subaltern’ geen toegang tot het discours van het Westen.
Veel van het expliciet denigrerende jargon is inmiddels uit onze taal verdwenen. Weinigen hebben het nog steeds over ‘ons Indië’. Maar koloniale superioriteit wordt nu overal gesignaleerd door het toegepaste postkolonialisme. Dat kan resulteren in het aanstellen van wetenschappers ‘van kleur’, het kan ook betekenen het inzetten op ‘diversiteit’ in kennis, met andere woorden een andere epistemologie. Zonder uitzondering gericht tegen westerse kennis. Uiteindelijk wordt dat een ‘standpunten-theorie’, het idee dat de ervaringen van een bepaalde groep doorslaggevend zijn voor de theorie. Niet methodologie, consistentie, statistiek of empirische verificatie en falsificatie van je veronderstellingen, maar groepservaring als ‘andere kennisvorm’. En daarin legt een Piet Emmer het al snel af tegen de politieke agenda’s van de ‘standpunten-theorie’.
Queer Theory
Queer Theory gaat over de liberalisatie van normen over seks en gender. Biologie wordt vrijwel geheel genegeerd ten gunste van een, alweer, politiek gemotiveerd project. De belangrijkste ideeën zijn gevormd ten tijde van de aids-crisis in de jaren ’80. Queer Theory gaat verder dan Bhabha of Spivak, die mogen complex zijn, hier wordt ieder discours geproblematiseerd en ontstaat een diep geworteld scepticisme ten aanzien van alle wetenschap. Queer haalt het hele onderscheid man/vrouw onderuit, bij Queer ben je tegelijkertijd mannelijk, vrouwelijk of geen van beiden. Queer-categorieën omzeilen iedere vorm van gebruikelijke helderheid, eenduidigheid en enkelvoudigheid. Judith Butler laat het onderscheid tussen biologische categorieën als mannelijk en vrouwelijk bewust vervagen. Gedrag is uitsluitend bepaald door de omgeving, opvoeding etc. Wie een andere interessante invalshoek wil lezen dat hiermee de vloer aanveegt, leze Griet Vandermassen’s Dames voor Darwin.
Critical Race Theory
Critical Race Theory is een Amerikaans verschijnsel. Het staat in de traditie van de ‘civil rights movement’, maar wijkt er in belangrijke mate van af. De ‘civil rights movement’ wilde een stap-voor-stap verandering van de maatschappij, kleur zou geen rol meer moeten spelen. De huidige Critical Race Theory heeft haar focus volledig op kleur, op microagressies, ‘hate speech’, ‘safe spaces’, culturele toe-eigening, associatietesten om onbewuste discriminatie bloot te leggen, en een fixatie op ‘whiteness’. De oorsprong ligt bij juridische studies, maar op dit moment ziet Critical Race in iedere blanke (het woord is uiteraard ook aan discussie onderhevig) een racist.
‘Ras’ is overigens een nietszeggende categorie, biologen hebben het over ‘populaties’. Menselijke populaties zijn genetisch onderscheidbaar op een manier die correspondeert met een zelfidentificatie ten aanzien van ras en etniciteit, zo schrijft Charles Murray in zijn Human Diversity. Maar Critical Race Theory heeft hier geen boodschap aan, er wordt een kastesysteem opgezet met als theoretische status ‘onderdrukking’ en ‘wit privilege’. Alleen ‘people of color’ zijn gerechtigd om over raciale kwesties te oordelen, en blanken moeten hun mond houden. ‘Intersectionaliteit’ is een van de centrale begrippen, geïntroduceerd door Kimberlé Crenshaw. Het betekent een opeenstapeling van verschillende lagen discriminatie.
Feminisme
Feminisme en Gender Studies is een uitgebreid hoofdstuk over de ontwikkeling van het feminisme. Ik beperk me tot een enkel aspect dat zich relateert aan de hiervoor besproken theorie. Judith Lorber omschrijft een belangrijke paradigmawissel in de jaren 2000: biologische sekse verdwijnt in gender, macht in Foucaults zin wordt overal gesignaleerd, en er ontstaat een focus op identiteit, met andere woorden standpunttheorie. Eerdere noties over socialisme of klassen zijn verdwenen.
Overgewicht en gezondheid
Disablilities and fat studies is in eerste instantie een Brits verschijnsel. Het uiteraard zinnige idee was om de maatschappij meer bewust te maken van de nadelige gevolgen van een lichamelijke handicap of overgewicht. Maar rond 1980 radicaliseert ook deze theorie in een soort kabukitheater. Theorie wordt sinds die periode ingezet als ‘support group’-wetenschap, langzaam aan worden ‘normaal’ en ‘gezond’ verdacht en het voorkómen van overgewicht abnormaal: healthism.
Cynical Theories laat zien hoe in wezen kritische maatschappelijke noties met een terecht commentaar op de huidige maatschappij zich ontwikkelen tot een ‘who you are is what you know’, een levensgevaarlijke ontwikkeling die meer met religie verwant is dan met wetenschap. Want kennis blijft niet binnen de universiteit, het jargon is allang opgenomen in politiek en maatschappij. De terminologie is inmiddels verweven met de politiek, de verdeling van subsidies verloopt langs lijnen van ‘critical race’-ideeën, aanstellingsbeleid is onderhevig aan dezelfde opvattingen.
wordt vervolgd