In Afrika en Azië bleef de slavernij gewoon bestaan

de-amerikaanse-president-abraham-lincoln
De Amerikaanse president Abraham Lincoln leest te midden van zijn ministers de proclamatie van de afschaffing van de slavernij, 1863. Schilderij van Francis Bicknell Carpenter, 1864. Het Capitool, Washington.

In 7 wekelijkse afleveringen behandelt de Leidse historicus Piet Emmer de Nederlandse slavernij en slavernijgeschiedenis. Vandaag aflevering 5: Bij de afschaffing van de slavernij liep Nederland bepaald niet voorop, maar op 1 juli 1863 werd de slavernij in de Nederlandse koloniën dan toch opgeheven, met een overgangstijd van maar liefst 10 jaar.

In de loop van de achttiende eeuw groeiden de slavenhandel en daarmee het aantal slaven als nooit tevoren. Steeds meer mensen in Europa en Noord- en Zuid-Amerika konden zich suiker, koffie en tabak veroorloven, die met slavenarbeid werden vervaardigd. Ook waren de slaven cruciaal in de productie van katoen, waar de nieuwe textielfabrieken in Engeland om zaten te springen. Het aandeel van al deze luxeproducten in de totale economie van Europa mag dan marginaal zijn, toch was de groei ervan na 1750 indrukwekkend. Waarom werd uitgerekend toen de slavenhandel verboden en de slavernij afgeschaft?

Nieuwe kerkgenootschappen

Om dat te begrijpen moeten we niet naar Nederland kijken, maar naar het Verenigd Koninkrijk, waar in de tweede helft van de achttiende eeuw steeds meer verzet kwam tegen de slavenhandel en de slavernij. In die tijd waren Engeland, Schotland en Wales als eerste landen in de wereld aan het industrialiseren. Daardoor ontstond er een nieuwe middenklasse, die zich wilde afzetten tegen de adel, de Gentry. In plaats van naar de Anglicaanse staatskerk ging de nieuwe middenklasse naar de chapels van de nieuwe kerkgenootschappen: de Methodisten, de Baptisten en de Quakers. Ook vernieuwden ze het politieke discours. Niet door zich te verzetten tegen de sociale misstanden thuis, maar tegen de slavenhandel en slavernij overzee, waarin een deel van Gentry ook belangen had.

De campagne tegen de slavenhandel en de slavernij was een groot succes. Tot op de dag van vandaag zijn er bij het Lagerhuis in Londen nog nooit zoveel petities ingestuurd als tegen de slavernij. Dat lijkt vreemd, want waarom zouden zoveel Britten zich druk maken over een misstand ver weg? Het Britse publiek was echter wel degelijk op de hoogte van woon- en werkomstandigheden van de slaven en in het bijzonder van de uitwassen. Dat kwam omdat de nieuwe kerkgenootschappen veel zendelingen naar de plantagekolonies stuurden, die na terugkeer overal in het Verenigd Koninkrijk dominee werden en in de zondagse preken hun afkeer van de slavernij lieten blijken. Op den duur organiseerden de abolitionisten zelfs een kopersstaking van de suiker, die met slavenarbeid tot stand was gekomen.

Onteigening

Er waren ook tegenstanders van de afschaffing, want waarom zou je een rendabele tak van de economie afhakken? Op den duur was er echter geen houden meer aan. De Society for the Abolition of the Slave Trade wist de tegenstanders van afschaffing te verdelen door alleen maar campagne te voeren tegen de slavenhandel. De slavernij zou kunnen blijven bestaan. Maar nadat de slavenhandel per 1 maart 1808 aan Britse onderdanen was verboden werd de vereniging omgedoopt tot de Anti-Slavery Society en toen begon de agitatie tegen de slavernij. De vrijverklaring van de slaven had trouwens heel wat meer voeten in de aarde, want dat betekende onteigening en die moest financieel gecompenseerd worden. De financiële tegemoetkoming uit de schatkist was niet goedkoop en omgeslagen over de bevolking kostte die 1,4 pond per persoon. Daar moest een bediende of een textielarbeider toen een maand voor werken!   

Slechts een paar honderd abolitionisten in Nederland

Wie denkt dat Nederland in dit soort humanitaire kwesties altijd vooropliep, heeft het mis. In het begin van negentiende eeuw was ons land financieel verzwakt door de Franse bezetting en in internationaal politiek opzicht geheel afhankelijk van Engeland. Vandaar dat Willem I in 1813 meteen maar toegaf aan de Engelse druk om de Nederlandse slavenhandel af te schaffen, anders had ons land het merendeel van de door Engeland bezette koloniën niet teruggekregen.

Met de afschaffing van de slavernij maakte Den Haag minder haast, want om die maatregel af te kondigen diende eerst te worden vastgesteld hoe groot de tegemoetkoming aan de slaveneigenaren zou zijn en waar dat geld vandaan moest komen. Bovendien was er – anders dan in het Verenigd Koninkrijk – geen grote afschaffingsbeweging in ons land, die de regering op de nek zat. Het aantal Nederlandse abolitionisten bedroeg slechts een paar honderd en die waren ook nog eens verdeeld over twee verenigingen. Toch sloegen ze eindelijk de handen ineen na eerst uitvoerig te hebben geruzied over de vraag of de gezamenlijke bijeenkomsten wel of niet met gebed zouden worden geopend.

In Azië en Afrika bleef slavernij gewoon bestaan

De doorslag gaven echter de belastingopbrengsten uit Nederlands-Indië. Het overschot op de Indische begroting van één jaar bleek op den duur zelfs voldoende om de slavenbevolking in Nederland West-Indië wel twee keer vrij te kopen. Op 1 juli 1863 werd de slavernij in de Nederlandse koloniën opgeheven met een overgangstijd van maar liefst 10 jaar, waarin de voormalige veldslaven wel van werkgever mochten veranderen als ze maar op een plantage bleven werken. De slaveneigenaren op de Nederlandse Antillen kregen 200 gulden voor het verlies van hun eigendom, die in Suriname 300 gulden en aan de eigenaren op St. Maarten wilde de Nederlandse regering maar 30 gulden betalen, want hun slaven waren toch allemaal weggelopen naar het Franse deel van het eiland, waar de slavernij al in 1848 was afgeschaft. 

De afschaffing van de slavernij in de Europese koloniën en de VS is door een Engelse historicus uit de negentiende eeuw “one of the few golden pages in the history of mankind” genoemd. Dat klinkt wat pathetisch, maar er is weinig tegen in te brengen. Overigens betekende de afschaffing van de slavernij dat maar een paar procent van de totale slavenbevolking in de wereld vrij werd verklaard. In het niet gekoloniseerde deel van Indiaans-Amerika, Afrika en Azië bleef de slavernij gewoon bestaan. Die gebieden werden pas ten tijde van het Moderne Imperialisme veroverd en de koloniale bestuursambtenaren hadden de grootste moeite de slavernij te onderdrukken. De website van Slavery International laat zien dat dat tot op heden nooit helemaal is gelukt.

Meer weten? P.C. Emmer, Geschiedenis van de Nederlandse slavenhandel (Nieuw Amsterdam, 2019) https://www.nieuwamsterdam.nl/boek/Geschiedenis-van-de-Nederlandse-slavenhandel-T30.html