Hoera, vingerwapperen naar ‘foute’ Duitsers is voorgoed passé
Wim Kan, vooral vermaard om zijn legendarische oudejaarsconferences, zei het al: ‘Voorspellen is moeilijk, vooral als het de toekomst betreft’. Toch staan we niet helemaal met lege handen. Omdat grote gebeurtenissen nu eenmaal hun schaduwen vooruitwerpen, weten we bijvoorbeeld nu al dat het politieke landschap van de Bondsrepubliek er over een paar weken totaal anders zal uitzien.
Op 23 februari worden, zoals bekend, vervroegde Bondsdagverkiezingen gehouden. Die werden noodzakelijk toen de liberale regeringspartij FDP in november brak met haar sociaaldemocratische en groene coalitiepartners. Bij een stemming in de Bondsdag zegde vervolgens een meerderheid van de parlementariërs het vertrouwen in kanselier Olaf Scholz op.
Nieuwe runner-up
Bij de vorige Bondsdagverkiezingen, in 2021, won Scholz een spannende nek-aan-nek-race tussen zijn SPD en de christen-democratische Union (CDU/CSU). Op zo’n tweestrijd hoeven we deze keer niet te rekenen. In de peilingen is het gat tussen beide partijen sinds het voorjaar van 2022 steeds groter geworden – ten gunste van de Union, die op 23 februari misschien wel twee keer zoveel stemmen gaat krijgen als de SPD.
Ook is het niet onwaarschijnlijk dat de Bondsdag een nieuwe runner-up krijgt – in de gedaante van Alternative für Deutschland (AfD). In de meeste peilingen scoort de rechts-nationalistische anti-immigratiepartij rond de 19 procent. Minstens zo frappant: AfD-boegbeeld Alice Weidel kwam onlangs als winnaar uit de bus bij een opinieonderzoek naar de favoriete kanselierskandidaten van de Duitsers. Ze kreeg de steun van 24 procent van de ondervraagden, niet alleen aanzienlijk meer dan Scholz (15) en Robert Habeck van de Groenen (14), maar ook meer dan Friedrich Merz van de CDU (20).
Hoezeer de tijden zijn veranderd, zien we pas goed als we deze politieke ommezwaai proberen te plaatsen in het kader van de Duits-Nederlandse betrekkingen. De befaamde journalist W.L. ‘Boebie’ Brugsma (1922-1997) gold lange tijd als specialist op dat terrein. Hij muntte de uitdrukking ‘tweede Tweede Wereldoorlog’.
Brugsma, die de concentratiekampen Natzweiler en Dachau overleefde, doelde daarmee op het verschijnsel dat nogal wat Nederlanders die de ‘echte’ Tweede Wereldoorlog niet of niet bewust hadden meegemaakt, vanaf de jaren zestig alsnog gingen doen wat vader of grootvader tussen 1940 en 1945 had verzuimd, te weten ‘verzet’ plegen tegen ‘de Duitsers’. De Bondsrepubliek ging zo fungeren als ons anti-land bij uitstek.
Jonge linkse intellectuelen zetten daarbij de toon en Claus von Amsberg werd in 1965 hun eerste prominente doelwit. De uit Duitsland afkomstige verloofde van prinses Beatrix had bij de Wehrmacht gediend en werd daarom door de Provo’s uitgescholden voor ‘Hakenclaus’. Onder geen enkele voorwaarde zou hij mogen toetreden tot de koninklijke familie.
Sympathie voor linkse terroristen
Een decennium later, in de jaren zeventig, bestond in kringen van het naoorlogse verzet opvallend veel genegenheid voor de in bomaanslagen, ontvoeringen en politieke moorden gespecialiseerde terroristen van de Rote Armee Fraktion (RAF). Ook geloofden veel linkse Nederlanders dat de drie RAF-prominenten die in 1977 in hun cel zelfmoord pleegden, in werkelijkheid waren vermoord – op aandrang van bondskanselier Helmut Schmidt, dat sprak vanzelf.
In de jaren tachtig fungeerde de Duitse undercoverjournalist Günter Wallraff als belangrijkste alibi voor het voortzetten van de tweede Tweede Wereldoorlog. In zijn bestseller Ik (Ali) stelde hij in 1985 de beroerde arbeidsomstandigheden van Turkse immigranten in Duitsland aan de kaak. Nogal wat lezers – in Nederland verkocht Wallraffs boek verhoudingsgewijs beter dan in de Bondsrepubliek – meenden dat hier ‘typisch Duits’ racisme in het spel was, overgeleverd uit het Derde Rijk.
Dat onze oosterburen nog steeds niet deugden, leek ook te worden bewezen toen in 1993 brand werd gesticht in een door Turken bewoond pand in Solingen. Vijf bewoners lieten het leven. Onmiddellijk startten de diskjockeys Peter van Bruggen en Jeanne Kooijmans een protestactie met behulp van voorbedrukte briefkaarten (‘Ik ben woedend’). Met postzakken vol gingen ze naar de bondskanselarij in Bonn. ‘Zo werd getuigenis afgelegd naar binnen (“bij ons zal dit niet gebeuren!”) en met enige graagte naar buiten (“Duitsers, weest eindelijk net zo waakzaam als wij!”),’ schreef historicus Friso Wielenga in zijn in 1999 verschenen standaardwerk Van vijand tot bondgenoot. Nederland en Duitsland na 1945.
Rond de eeuwwisseling begon het veel Nederlanders te dagen dat onze hautaine neiging om ‘foute’ Duitsers de les te lezen weleens ietwat misplaatst zou kunnen zijn. Twee politieke moorden, op Pim Fortuyn in 2002 en op Theo van Gogh in 2004, vormden het kantelpunt.
Geen gidsland meer
‘Het was rond die tijd,’ analyseerde Duitsland-correspondent Merlijn Schoonenboom in 2013, ‘dat zelfs de vrolijkste Nederlander doorkreeg dat het land niet meer het van zelfvertrouwen blakende gidsland kon spelen, waar de bewoners gretig brieven stuurden naar in hun ogen moreel onderontwikkelde volken’.
De forse ruk naar rechts die Duitsland bij de Bondsdagverkiezingen te wachten staat, zou in Nederland nog niet zo lang geleden hebben geleid tot een onafzienbare menigte van geheven vingertjes. Nu is het nagenoeg stil en wie wil weten hoe terecht dat is, hoeft maar te kijken naar onze eigen verkiezingsuitslagen.
Nergens meer vingerwapperende Nederlanders die voortdurend ‘foute’ Duitsers de les proberen te lezen: we zullen ze niet gaan missen.
Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Hartelijk dank!