Hoe rijker de rijken, hoe meer ze zich voordoen als arm

blair
Tony Blair als voetballer.

Er is iets vreemds gaande in de westerse samenleving, misschien wel in alle samenlevingen: hoe meer geconcentreerd de welvaart wordt, hoe meer geproletariseerd de rijken in hun smaak en gedrag worden, in elk geval wanneer ze in het openbaar verschijnen. Ze zijn als Marie Antoinette die schaapherderinnetje speelde: daarmee was ze haar tijd werkelijk ver vooruit.

Tegenwoordig verschijnt Mark Zuckerberg in het openbaar in een T-shirt, alsof hij van de straat is, hoewel hij rijk genoeg is om zich te kleden als Lodewijk XIV op het portret van Hyacinthe Rigaud. Misschien zou het goed zijn voor deze geestelijke afstammelingen van Marie Antoinette om zich te herinneren hoe zij aan haar eind gekomen is.

Mevrouw Thatcher

In Engeland doen heel duur en exclusief opgeleide jongeren hun best om te klinken alsof ze afkomstig zijn uit volkswijken waar de voornaamste economische activiteit bestaat uit het innen van de bijstand om het zo snel mogelijk uit te geven aan crack. Ongetwijfeld komt altijd weer de wens op om onszelf te laten doorgaan voor iets dat we niet zijn,  maar in vroegere tijden overheerste het verlangen om van hogere in plaats van lagere afkomst te zijn.

Zo zou niemand die mijn vader als volwassen man was tegengekomen hebben kunnen raden dat hij was geboren in de sloppen van East End in Londen. Mevrouw Thatcher was van relatief nederige afkomst en leerde spreken als een geprivilegieerde.

Tony Blair als proletariër

De heer Blair daarentegen, die van betrekkelijk goede afkomst was en particulier onderwijs had genoten, probeerde zichzelf te laten klinken als een man van het volk, ofschoon hij er nooit in slaagde dat erg overtuigend te doen.

Daarbij deed hij ook nog alsof hij belangstelling voor voetbal had, hoewel niemand zich kon herinneren dat hij die ooit had gehad. Hij verdiepte zich een beetje in de geschiedenis van Newcastle United, de club waarvan hij beweerde ‘supporter’ te zijn (en die net was verkocht aan zijn vrienden, de Saoedi-Arabieren), en zei aanwezig te zijn geweest bij wedstrijden die hij bijna onmogelijk had kunnen bijwonen. Hij hoopte zodoende geloofwaardig te worden als proletariër.

Ook zei hij in een boek met korte biografieën van alle prominenten in het land dat de enige club waar hij bij hoorde die van de mijnwerkers was (tegenwoordig ex-mijnwerkers, natuurlijk, want hij heeft gezorgd voor de sluiting van veel mijnen) in Noord-Oost England – hij die nadat hij was afgetreden onmiddellijk begon voor zichzelf fortuin te maken, op de meest schaamteloze en onwaardige manier. Toch zou hij blijven beweren dat hij een man van links was, in de grond een proletariër.

De vermomming van ongelijkheid

Als ik door de straten van grote steden loop, ook die van welvarende landen, zie ik hoe slecht gekleed bijna iedereen is. Iedereen kleedt zich ‘casual’, iets formeels is nergens te bekennen (behalve bij de taxichauffeurs in Amsterdam, de enigen die nog een das dragen, wat tegenwoordig een kenmerk is van een lage sociale status). Natuurlijk kan ‘casual’ kleding duur of goedkoop zijn, afhankelijk, veronderstel ik, van het arbeidsland dat de fabrikanten ervan uitbuiten. Maar in het algemeen ziet iedereen er min of meer hetzelfde uit, in elk geval qua stijl.

Wat betekent dit, deze min of meer permanente informaliteit? Sommigen zouden zeggen dat het de dood is van hiërachie en sociale klasse, en daarmee de bevordering van gelijkheid, maar ik vermoed dat het meer de vermomming van hiërarchie en sociale klasse is, in elk geval wat het economische aspect ervan betreft. Hoe verdeelder de samenleving, hoe uniformer zij wordt, in elk geval in haar uiterlijke of zichtbare manifestaties.

Ons wonderschone innerlijk

Er zit ook nog een ander aspect aan, namelijk de opkomst van het massa-egoïsme. Het dragen van elegante kleding is niet, behalve wanneer het wordt overdreven, een vorm van zelfachting. Integendeel, het is een poging het oog van anderen te plezieren. Dit is belangrijk omdat het degene die anderen een plezier wil doen aanmoedigt zich voor te stellen wat voor anderen nu eigenlijk plezierig is. Met andere woorden, hij moet rekening houden met de gevoelens van anderen.

Maar met wat kan worden genoemd de massa-casualisatie van kleding hoeven we niet langer tijd of energie te besteden aan het plezieren van het oog van anderen, ze moeten ons gewoon accepteren zoals we zijn. Dat is zo omdat ons innerlijke zelf zo fundamenteel goed, interessant enzovoort is, dat de louter uiterlijke voorstelling irrelevant is, en eigenlijk de waardering van de wonderschone essentie die ik van binnen heb alleen maar belemmert. De onderliggende, heldere boodschap is echter: ‘Ik ga echt niet alleen voor jou moeite doen!’

Het gekke is dat veel mensen nog steeds uren besteden aan winkelen in kledingzaken, hard aan het werk om er net zo slordig uit te zien als veel anderen.

Jeans-scheurder voor 50 cent per uur

Je casual kleden, zo dat je niet te onderscheiden bent van de armste persoon, is het middel waarmee de gigantisch rijken hun solidariteit tonen met de armen, zonder dat ze afscheid hoeven nemen van ook maar een klein deel van hun geld en zonder te stoppen met nog meer geld binnen te halen. De mode van dure gescheurde spijkerbroeken is net zo symbolisch: door zulke jeans te dragen toon je middels imitatie je diepe sympathie met degenen die geen andere keuze hebben dan kapotte kleding te dragen. Dat de hongerigen in de Centraal-Afrikaanse Republiek er maar van mogen profiteren! Misschien kunnen ze met wat geluk en als de politieke situatie stabieler wordt, jeans-scheurder worden voor 50 cent per uur!

Wachten op de Grote Sprong Voorwaarts

Imitatie zie je niet alleen in de kleding, maar ook in zoiets als muzieksmaak. Een voorbeeld is de muziekkeuze van de directeur van de Tate Gallery in Londen, een van de belangrijkste culturele instellingen van Groot-Brittannië, in een programma dat werd uitgezonden door de BBC. Haar naam is Maria Balshaw, en als u wilt luisteren naar pretentieuze onzinnigheden over kunst, verwoord in slecht Engels, dan kan ik u de opnames die beschikbaar zijn op YouTube niet genoeg aanbevelen.

Mevrouw Balshaw werd gevraagd acht muziekstukken uit te kiezen die ze graag bij zich zou hebben, en waarnaar ze eindeloos zou kunnen luisteren, als ze was gestrand op een onbewoond eiland. Onder haar keuzes bevonden zich The Specials, Pet Shop Boys, Stormzy en Billy Bragg, die Waiting for the Great Leap Forward (Wachten op de Grote Sprong Voorwaarts) zong, een titel die van een even goede smaak getuigt als, zeg, Spring in Auschwitz. Ik herhaal: hiernaar zou de directeur van een van de belangrijkste culturele instellingen van het land steeds opnieuw in eenzaamheid willen luisteren.

Zou het beter of erger zijn als haar keuze oprecht was en niet alleen maar een poging om te laten zien dat ze een vrouw van het volk is – voor een zeer hoog door het volk betaald salaris? Ik weet het niet: soms denk ik het een, dan weer het ander. Maar geen van de alternatieven lijkt me vanuit het oogpunt van onze politieke en culturele toekomst erg geruststellend. Er bestaat een meedogenloze neerwaartse culturele aspiratie, die de consequentie is van een verkeerd begrip van de  betekenis en strekking van politieke gelijkheid.

Vertaling Chris Rutenfrans

De proletarisering van de cultuur komt uitvoerig aan de orde in Leven aan de onderkant, het boek waarmee Dalrymple bekend werd in Nederland, maar dat nog slechts antiquarisch verkrijgbaar is. Ander werk van Theodore Dalrymple wordt uitgegeven door Nieuw Amsterdam: Andermans rotzooi, Door en door verwend, Leve het vooroordeel!, Het mes ging erin, Struinen, lezen en denken en Beschaving of wat ervan over is.