Hoe meer regels, hoe meer ellende. Daarom moeten we radicaal stoppen met het geloof in de maakbare mens.
De overheid die zich met steeds meer zaken specifiek en gedetailleerd bemoeit, loopt vast. Onlangs kwam in het nieuws dat ministeries steeds langer doen over de behandeling van WOO-verzoeken (Wet Open Overheid). De wet schrijft voor dat iemand die een informatieverzoek doet binnen 42 dagen een besluit moet ontvangen. In werkelijkheid is het gemiddeld 172 dagen en slechts in 17 procent van de gevallen wordt een besluit tijdig genomen. Marcel Levi stelt in HP/De Tijd van februari de controledwang en bureaucratie door steeds meer regels en toezicht aan de kaak. Hij pleit voor niet meer maar minder inspectie.
De achterliggende issue die in wezen hierboven aan de orde wordt gesteld is al veel langer bekend maar wordt almaar erger. Denk aan de problemen die boeren ervaren met alle specifieke eisen waaraan ze moeten voldoen, zoals gerelateerd aan stikstof, mest, landgebruik en tijd van oogsten. Sportverenigingen en andere organisaties die dankzij veel vrijwilligers draaien hebben steeds meer moeite naar behoren te functioneren door allerlei regels en beperkingen, mede omdat de vrijwilligers het plezier in hun werk verliezen.
Dit geldt ook voor evenementen. Zo moesten de organisatoren van dorpsevenementen in de gemeente Moerdijk een veiligheidsplan van 45 pagina’s opstellen, en nog is het niet genoeg. Almaar toenemende opleidingseisen met daaraan gekoppelde diploma’s miskennen vaak het belang van praktische kennis en ervaring. (En hoe nuttig zijn die opleidingen in feite?).
Het woud aan regels wordt steeds groter
Het CNV spreekt in dit verband van ‘diplomaterreur’. De eisen waaraan de financiële sector (banken, verzekeraars, pensioenfondsen, beleggingsmaatschappijen) en hun klanten moeten voldoen stapelen zich op en brengen enorme kosten en frustraties met zich mee. Daarom heeft Beleggingsmaatschappij Marge Equity besloten niet groter te worden dan honderd leden omdat anders wetten met betrekking tot financieel toezicht, witwassen en financiering van terrorisme van toepassing worden. Bio-winkels worden geconfronteerd met schier onmogelijke eisen, bijvoorbeeld als het gaat om het aanleveren van certificaten. De Vereniging Eigen Huis stopt met het isoleren van huizen door hoge kosten van verplicht onderzoek naar vleermuizen. En ga zo maar door.
De gemeenschappelijke noemer van dit alles is overregulering en de vraag is wat we aan dit steeds grotere probleem voor economie, maatschappij en uiteindelijk iedere mens kunnen doen. Het woud aan regels blijft voortwoekeren en het is evident dat her en der wat kappen geen zoden aan de dijk zet. Het probleem moet structureel, bij de wortel, worden aangepakt.
Het onderliggende, structurele probleem is dat de overheid op steeds meer gebieden steeds specifieker en gedetailleerder is gaan sturen in plaats van zich te beperken tot algemene, indien nodig krachtige, wetten die een helder kader vormen waarbinnen alle individuele betrokkenen hun eigen weg kunnen zoeken.
Anders gezegd: de overheid neemt praktisch operationeel en organisatorisch gezien veel te veel hooi op de vork met negatieve en soms ronduit desastreuze gevolgen voor degenen – individuen, ondernemingen, organisaties – die erdoor getroffen worden. Dit kan alleen succesvol worden aangepakt met een radicaal andere benadering waarbij de bemoeienis van de overheid met de praktische uitvoering drastisch wordt beperkt en afstand wordt genomen van de illusies waarop het huidige beleid impliciet of expliciet steunt.
Het idee dat mens, economie en maatschappij door een op microniveau gericht overheidsbeleid naar believen kunnen worden gekneed tot een verondersteld ideaal model is keer op keer gelogenstraft. Het is de illusie van maakbaarheid en beheersbaarheid. Men denkt tot op de kleinste details te kunnen sturen terwijl dit in de praktijk onmogelijk is en tevens strijdig met wezenlijke karakteristieken van mens, economie en maatschappij.
Om met het laatste te beginnen: de mens beschouwen en behandelen als een wezen dat met puur op rationele gronden geformuleerd beleid, vaak het product van als wetenschappelijk aangeduide modellen, kan worden aangestuurd gaat voorbij aan de inherente complexiteit van elke mens. Zowel menswetenschappen als kunstuitingen als dagelijkse real world-observaties maken duidelijk hoezeer de mens met zijn unieke mix van talloze facetten ongrijpbaar is. De maakbare mens (zie het gelijknamige boek van Bina Ayar) is een illusie.
Centrale planning is overal mislukt
Voor wat betreft de aansturing van de economie leert de geschiedenis dat gedetailleerde centrale planning tot mislukken is gedoemd. Van de Sovjet-Unie tot China onder Mao, en van Noord-Korea tot Cuba was en is er sprake van bittere armoede (met de nodige hongersnoden) en economische stagnatie. Enkel de vrijemarkteconomie met autonoom en vrij opererende private partijen (vooral individuele consumenten en ondernemingen) is in staat gebleken structureel significante economische groei te realiseren. Geen wonder dat de welvaartsexplosie in China is begonnen na het op grote schaal omarmen van kapitalistische praktijken. In India is nu een vergelijkbare ontwikkeling aan de gang.
Pogingen de hele maatschappij tot in alle uithoeken te vormen en controleren hebben tot de meest weerzinwekkende dictaturen geleid. De maatschappij laat zich niet dwingend sturen tenzij met intimidatie, vrijheidsberoving en vaak grof geweld.
Dus mens, economie en maatschappij láten zich niet gedetailleerd sturen naar allerlei vermeende optima. Ook al heeft men nog zoveel al dan niet ‘wetenschappelijke’ kennis vergaard, ‘the fatal truth’ blijft, in de woorden van Byron, dat ‘the tree of Knowledge is not that of Life’. Maakbaarheid en beheersbaarheid zijn inherent beperkt en met beleid dat grootschalig inzet op specifieke, gedetailleerde sturing vanuit een centraal overheidsorgaan gaat het steevast mis.
Praktische problemen
Naast het negeren van de zojuist besproken principiële beperkingen is het ook vanuit praktisch perspectief evident dat de overheid niet geschikt is om op grote schaal gedetailleerd te sturen. In een bureaucratie – de uitvoeringsorganen van overheid en semioverheid – staat het navolgen van precies geformuleerde regels en procedures voorop. Verantwoordelijkheden en taken zijn goed afgebakend en liggen in principe vast, en er is sprake van een duidelijke hiërarchie. Het toezien op een correcte uitvoering van wetten, vooral vanuit juridisch perspectief, is een belangrijke bezigheid.
Maar bij dit alles komen operationele en organisatorische slagvaardigheid om praktische problemen aan te pakken op het tweede plan (of nog lager). Dat is in zichzelf begrijpelijk vanuit structuur en achtergrond van bureaucratieën bezien, maar betekent dat ze totaal ongeschikt zijn om op grote schaal specifiek en gedetailleerd praktisch te sturen.
Ze worden opgezadeld met taken en verantwoordelijkheden die ze vaak simpelweg niet naar behoren kúnnen uitvoeren. Ze staan mijlenver af van praktisch inzicht, energiek en indien nodig opportunistisch handelen, en keiharde noodzaak om efficiënt en effectief te werken. Gehanteerde modellen waarop het beleid steunt hebben vaak weinig praktisch nut, nog afgezien van de vraag of ze überhaupt kloppen. De ervaringen met de beruchte stikstofmodellen en macro-economische voorspellingen spreken boekdelen.
De weerstand tegen de uit de klauwen gelopen excessieve regelzucht van de overheid neemt hand over hand toe. De opeenstapeling van fouten, mislukkingen en debacles belasten mens, economie en maatschappij steeds zwaarder. Het falen van de overheid bij het omgaan met de aardbevingsschade in Groningen, de kinderopvangtoeslagen, de behandeling van (de aanvragen van) asielzoekers en de wachtlijsten in de Jeugdzorg zijn stuitende voorbeelden. Het hoeft niet te verbazen dat er sprake is van een breed om zich heen grijpend gevoel van algemene malaise. Er wordt voor het eerst in lange tijd serieus rekening mee gehouden dat kinderen en kleinkinderen het slechter zullen hebben dan de huidige generatie.
Radicale breuk noodzakelijk
Een radicale breuk met de al tientallen jaren voortwoekerende regelzucht van de overheid is bitter noodzakelijk. De trap moet van bovenaf worden schoongeveegd. Als eerste stap moet er een breed politiek-maatschappelijk debat komen om de weg vooruit te bepalen. In dit debat zouden onder meer de volgende ideeën aan de orde kunnen komen:
- Maak regeerakkoorden op hoofdlijnen en laat praktische invulling en uitvoering zoveel mogelijk aan (groepen van) betrokken burgers en organisaties over.
- Snij fors in vooral de uitvoerende organen van de (semi)overheid wanneer hun werk overbodig is gemaakt dankzij een drastische reductie van het aantal regels en bijbehorende controles.
- Houd in samenhang met het voorgaande punt bestaande bureaucratische praktijken echt kritisch tegen het licht en schaf af wat niet of nauwelijks toegevoegde waarde heeft (of waarde vernietigt). Denk aan het hele inspectiesysteem in het onderwijs, de stortvloed aan vaak futiele studies en rapporten (is hun bijdrage aan de kwaliteit van het onderwijs niet in feite negatief geweest?), het deel van het geld dat naar Defensie gaat maar niet wordt besteed aan de directe gevechtskracht van militairen ‘in het veld’ en materieel, de tijdrovende en onrealistische procedures omtrent aanbesteding van grote infrastructurele werken waardoor bouwbedrijven er geen heil meer in zien zodat de projecten helemaal niet meer doorgaan, de Belastingdienst die met missions impossible wordt opgezadeld omdat IT-systemen en de organisatie simpelweg niet in staat zijn de gewenste politieke wijzigingen goed en snel uit te voeren, de politie die enorm veel tijd kwijt is aan administratieve activiteiten zodat de wijkagent op straat erbij inschiet, et cetera.
- De voorgaande twee punten kunnen ongetwijfeld besparingen van tientallen miljarden euro’s opleveren.
- Beperk het aantal moties in de Tweede Kamer tot, zeg, vijfhonderd per jaar (afname van 90 procent) en verminder het aantal dagen dat men bijeenkomt aanzienlijk. Focus op de grote lijn en zie af van scoren voor de bühne met oreren over onderwerpen die slechts weinigen direct aangaan.
- Maak het Kamerlidmaatschap parttime (50 procent) en bevorder het hebben van één of twee andere betrekkingen. Verhoog de schadeloosstelling van Kamerleden, de bezoldiging van ministers en staatssecretarissen en het inkomen van topambtenaren om het aantrekkelijker te maken voor mensen die goede alternatieven hebben.
Het kan niet worden ontkend dat deze punten nogal naïef overkomen. Ze staan heel ver af van de huidige praktijk en politieke opvattingen. Maar enkel drastisch ingrijpen van bovenaf kan ons van de steeds verder om zich heen grijpende kwaal van overregulering verlossen. Het alternatief is chronische stagnatie.
Dr. Ton Appels is econoom en publicist. Gepromoveerd op proefschrift over bedrijfssubsidies: ‘Political Economy and Enterprise Subsidies’. Daarna zo’n 25 jaar werkzaam in bedrijfsleven en 9 jaar in hoger onderwijs. Auteur van boek ‘Pleidooi voor het Kapitalisme’.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de lezers, kijkers en luisteraars. Bent u al donateur? Hartelijk dank!