Hoe de moslimbroeders de EU helpen om ‘islamofobie’ te bestrijden

KLEIS040223-boekenportret
Omslag van het boek van Florence Blackler over de Moslimbroederschap.

De moslimbroeders zijn dol op Europa. Vooral na 2005 zijn ze zich er intensief mee gaan bemoeien. In dat jaar werd, zowel in Frankrijk als in Nederland, het Verdrag tot vaststelling van een Grondwet verworpen. Er woei een straffe eurosceptische wind. In een poging dat tij te keren, ging de Europese Unie de nadruk leggen op gemeenschappelijke waarden. Die wilde men eerst identificeren en vervolgens versterken, promoten en onderwijzen.

De eurocraten doelden op menselijke en ethische waarden, maar ook op spirituele. De grote godsdiensten werden van harte uitgenodigd om ‘reguliere partners’ van de EU te worden. In het verdrag van Lissabon, de nieuwe versie van het verworpen verdrag, dat in 2009 werd aangenomen, staat in artikel 17 lid 3 dat de Europese Unie de identiteit en specifieke bijdrage van religies erkent en dat de EU uit is op ‘een open, transparante dialoog op regelmatige basis met kerken en organisaties’.

De Europese Commissie gaf de wens te kennen samen te werken met gematigde vertegenwoordigers van de islam. Maar wat zijn dat, gematigde vertegenwoordigers?

Dat wist de commissie niet zo goed. En dus ging men in zee met mensen die zich als gematigd aanboden. Welke gevolgen dat had, legt de Franse antropologe Florence Blackler haarfijn uit in haar boek Le frérisme et ses réseaux, l’enquête over de netwerken en de ideologie van de Moslimbroederschap.

Euro-islam

In 2009 organiseerden de voorzitters van de Europese Commissie en het Europees Parlement een bijeenkomst met ‘religieuze leiders’. Namens de kerken waren zo’n beetje alle stromingen vertegenwoordigd, maar de islamitische aanwezigen waren zonder uitzondering streng in de leer.

De drie imams in de zaal waren allemaal gelieerd aan de moslimbroeders. Dat gold ook voor Tariq Ramadan, de inmiddels van meervoudige verkrachting en seksueel misbruik beschuldigde kleinzoon van de oprichter van de Moslimbroederschap, Hassan al-Banna.

Ramadan schermde met het begrip euro-islam. Dat was aanvankelijk een vondst van de Duitse politicoloog van Syrische oorsprong Bassam Tibi. Met Euro-islam bedoelde Tibi een islam die zich zou aanpassen aan de Europese context.

Dat moest gebeuren via een nieuwe interpretatie van de teksten in het licht van de liberale principes van de Europese samenlevingen. De sharia bijvoorbeeld en de jihad – in de gewelddadige variant (kleine jihad) en de spirituele versie (grote jihad) waren volgens Tibi niet te verenigen met de democratie, de vrijheid van meningsuiting en de rechten van de mens.

Maar de moslimbroeders zijn islamisten, theocraten. De wet van God gaat altijd boven de wet van de mensen. Zij wilden niet de islam hervormen, maar de blik van Europeanen op de islam veranderen.

Sharia compatible

Voor Ramadan moest de euro-islam niets prijs geven, en zeker niet zulke essentialia als de sharia en de jihad. Om zo’n integrale islam te verdedigen, spoorde hij in Europa geboren en getogen geloofsgenoten aan om zich meer te gaan bemoeien met het openbare leven.

‘Euro-islam’ klinkt wel heel modern en tolerant maar dat is een valse indruk, benadrukt Bergeaud-Blackler: ‘Het doel is niet om de islam aan te passen aan Europa, maar om Europa aan te passen aan de islam.’ Door mee te doen, maatschappelijk actief te worden en zo te proberen om wet- en regelgeving islam-conform of sharia compatible te maken.

Ramadan en anderen borduurden voort op het werk van de beroemde cyber-imam Youssef Al-Qaradawi (1926-2022). Volgens Qaradawi kon de ultieme profetie – de vestiging van een wereldwijd kalifaat – werkelijkheid worden als de gelovigen proberen vanuit het ‘gouden midden’ alle krachten van hun religie – ook de extremen – te verenigen om het einddoel te bereiken. Deze doctrine van Qaradawi staat bekend als wasatiyya.

Onderdrukte minderheid

Femyso (Forum of European Muslim Youth and Student Organisations), dat bekend werd omdat GroenLinks Kamerlid Kauthar Bouchallikht er actief voor was, is hèt platform voor de promotie van deze euro-islam.

Sinds 1996 is Femyso de jongerentak van de koepelorganisatie van de Europese Moslimbroeders, de Federation of Islamic Organisations in Europe (FIOE), tegenwoordig Council of European Muslims (CEM). Het belangrijkste wapen van deze vereniging die een islamitische elite moet opleveren is de strijd tegen islamofobie.

Islamofobie bleek heel geschikt om de rol van slachtoffer te spelen, een rol die medelijden, sympathie en morele verontwaardiging oplevert.

Het voordeel van islamofobie is dat het zo’n vaag begrip is. Het zaait bewust verwarring tussen enerzijds kritiek op een religie en de geloofspraktijk en anderzijds de gelovigen. De vaagheid stelt de gebruiker van de term in staat om aanvallen op het geloof te veranderen in racisme. Zo kun je de indruk wekken dat islamitische Europeanen massaal worden gediscrimineerd – zo niet ‘onderdrukt’ zoals columniste Emine Ugur het in een column voor Trouw (30-04-2022) formuleerde –  om ze zo samen te smeden tot een hechtere gemeenschap.

Klachten overtuigen niet

Ook de jaarrapporten over islamofobie die overal in de EU verschijnen, moeten ons laten geloven dat we te maken hebben met een enorm probleem waar overheden beleid op moeten maken.

Maar wie goed oplet, zal zien dat de vele klachten van vrouwen die zeggen dat zij gediscrimineerd zijn vanwege hun hoofddoek – want daar staan de rapporten vol mee – niet overtuigen.

Het op bepaalde plekken of in bepaalde functies niet mogen dragen van een hoofddoek of gezichtsluier gaat zonder meer de boeken in als moslimhaat. Of er geen andere factoren in het spel zijn wordt meestal niet duidelijk. Ook de krachttermen van mensen die stoom afblazen op sociale media na een jihadistische aanslag vallen onder het kopje islamofobie.

Er zijn goede redenen om aan te nemen dat het probleem van moslimhaat – dat natuurlijk voorkomt – beduidend kleiner is dan de belanghebbenden – de propagandisten van de islamofobie – doen voorkomen.

In Frankrijk wordt het aantal ‘anti-religieuze incidenten’ al jaren zorgvuldig bijgehouden door het ministerie van Binnenlandse Zaken. Alleen de incidenten waarvan aangifte is gedaan – geen onbelangrijk detail –  worden opgenomen in deze statistiek.

In 2021 steeg het aantal incidenten rond moslimhaat naar 213, maar dit aantal blijft nog altijd achter bij 589 antisemitische feiten. Terwijl er naar schatting rond de vijf miljoen moslims en 500.000 Joden in Frankrijk wonen. De lijst wordt aangevoerd door anti-christelijke incidenten met 857 feiten.

Islamofobie als speciale vorm van racisme

Toch slaagde Femyso er in het begrip islamofobie goed aan de man te brengen in de Europese instellingen.

Femyso schuilt onder de paraplu van de Raad van Europa, een orgaan dat we niet moeten verwarren met de Europese Raad, de 27 regeringsleiders van de lidstaten van de Europese Unie.

Vrijwel alle Europese landen – 46 – zijn lid van de Raad van Europa die het bevorderen van de eenheid tussen de lidstaten beoogt, met name door het sluiten van onderlinge verdragen. Het belangrijkste daarvan is het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM), dat door alle lidstaten is getekend. 

In 2013 begon de Raad van Europa in vijftig landen de campagne No Hate Speech Movement om online haat te bestrijden.Onderhate speech’ vallen volgens de RvE alle uitdrukkingen die aanzetten tot raciale haat, xenofobie, antisemitisme of andere vormen van haat die voortkomen uit intolerantie.

Femyso wist islamofobie of ‘anti-moslimhaat’ aan deze definitie toe te voegen. Sinds 2014 is islamofobie erkend als een speciale vorm van racisme, wat geleid heeft tot de instelling van een actiedag (21 september) tegen islamofobie en religieuze intolerantie.

EU-coördinator tegen moslimhaat

Behalve Femyso, dat heel dik is met de Maltese eurocommissaris voor gelijkheid Helena Dalli en de Ierse directeur van het EU-agentschap voor mensenrechten Michael Flaherty, is er ook nog de ENAR. De ENAR is een Belgisch netwerk tegen racisme waar diverse organisaties bij zijn aangesloten, maar dat wordt aangestuurd door jonge moslims die de ideologie van de broederschap aanhangen.

De ENAR ijverde met Femyso voor de dag tegen islamofobie en overtuigde de Europese Commissie in 2015 van de noodzaak om een ‘coördinator tegen moslimhaat’ te benoemen.

De eerste coördinator – David Friggieri – werd alleen te slap bevonden. De ENAR richtte een Europees Collectief tegen islamofobie op om zijn aftreden te vragen. Het collectief eiste voorts dat de Europese Unie ‘effectiever en politieker’ moest strijden tegen moslimhaat. De lidstaten zouden de ‘structurele dimensie’ van het probleem moeten aanpakken en meten wat de gevolgen ervan zijn voor de economische en sociale positie van moslims.

Friggieri verdween uit beeld en in mei 2020 volgde Tomasso Chiamparino hem op. Chiamparino was inderdaad een stuk actiever omdat hij zich hield aan de functieomschrijving die de ENAR opstelde.

Subsidiestroom op gang houden

Onlangs werd een nieuwe coördinator benoemd, de Française Marion Lalisse. Net als haar voorgangers heeft Lalisse een achtergrond als Europees ambtenaar.

Er ontstond enige consternatie toen Lalisse in een eerste persbericht van de Europese Commissie werd aangekondigd als de nieuwe coördinator voor de strijd tegen ‘islamofobie’ in plaats van moslimhaat.

Dat werd een paar uur later gecorrigeerd in een tweede versie van het persbericht. Volgens sommige Europarlementariërs gebeurde dit na Franse protesten, omdat Frankrijk de clubs met banden met de moslimbroederschap die zich rond de Europese ruif staan te verdringen in de gaten houdt en de term islamofobie niet wil gebruiken.

Maar volgens de Commissie was er sprake van een misverstand, veroorzaakt door een vertaalfout.

‘Het maakt weinig uit’, denkt Bergeaud-Blackler. ‘De titel van de functie is alleen maar de verpakking, het gaat om de inhoud. Dat er nu staat ‘coördinator anti-moslimhaat’, staat een stuk netter maar het is louter cosmetisch. Het doel van zo’n functionaris is voor deze ngo’s om moslims een officiële slachtofferstatus te geven en de subsidiestroom op gang te houden.’

Florence Bergeaud-Blackler, Le frérisme et ses réseaux, l’enquête. Préface de Gilles Kepel, Odile Jacob, 2023

Kleis Jager bericht maandelijks voor Wynia’s Week uit Parijs. Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar, twee keer per week. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!