Hoe de minister de verengelsing bevordert

Ingrid_van_Engelshoven
Ingrid van Engelshoven, ze vertrekt naar de Tweede Kamer.(Den Haag 09-11-2016) Foto:Frank Jansen.

Minister Van Engelshoven doet met haar wetsvoorstel ‘Taal & Toegankelijkheid’ een poging om internationalisering en verengelsing binnen het hoger onderwijs een halt toe te roepen, door de term ‘noodzakelijk’ te vervangen door  ‘meerwaarde’. Maar werkt het wel?

Universiteitsbestuurders trekken zich tot op heden weinig aan van de in de wet voorgeschreven term ‘noodzakelijk’ om opleidingen te doen verengelsen en internationale studenten aan te trekken. Zou de term ‘meerwaarde’ – die juist een financiële connotatie heeft – wel recht doen aan verbetering? Nee, de minister maakt juist ruimte voor verdere vercommercialisering van het hoger onderwijs.

We moeten de wereld waarin we zijn terechtgekomen niet ontkennen. Natuurlijk, studenten worden klaargestoomd voor een wereldwijde carriere in een globaliserende wereld. Een mars van internationale studenten door ons hoger onderwijs is een logisch gevolg van betere samenwerkingen op zowel mondiaal als Europees niveau. Die toestroom laat tegelijkertijd zien dat het Nederlandse onderwijs aantrekkelijk is voor internationalen.

Het vorige studiejaar, 2018-’19,  maakten 86.000 internationale studenten gebruik van het Nederlands onderwijssysteem. Dat het gangbaar is een Master in de Engelse taal te volgen is geen nieuws maar tegelijkertijd groeit het aantal Bachelorprogramma’s dat kiest voor het Engels als voertaal. Een samensmelting van de globale wereld, als antwoord op de droom van de kosmopolieten. Deze studenten zouden toekomstige mobiliteit waarborgen voor een verdere Europese integratie.

Kenniseconomie

Je zou kunnen stellen dat internationalisering en verengelsing van het Nederlandse onderwijs meer is dan een commercieel foefje van universiteitsbestuurders en dat verengelsing een logisch uitvloeisel is van internationalisering. Maar als ook Nederlandse studenten uit lage inkomensklassen willen bijdragen aan de Nederlandse kenniseconomie, is hun toegankelijkheid door het invoeren van een ‘sociaal’ leenstelstel niet gewaardborgd. Wat is de meerwaarde van het bijdragen aan de kenniseconomie wanneer het systeem niet investeert in jou?

Volgens het recente rapport van ‘Interdepartementaal Beleidsonderzoek Internationalisering van het hoger onderwijs’ (hierna: IBO-rapport) zou internationalisering bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Dit onderzoek richt zich op kansen en risico’s die internationalisering met zich meebrengt; en wat de overheid kan doen om negatieve effecten zo veel mogelijk te beperken.

De overheid is – met een minister van een partij die méér Europa wil – niet terughoudend geweest om internationalisering aan te moedigen. Binnen de academie wordt dan ook veelal doorgehamerd op het feit dat er een wederkerigheid moet zijn – een goede samenwerking tussen academische instituten zorgt ervoor dat Nederland niet achterblijft in een globaliserende wereld.

Het IBO-rapport concludeert: de internationale dimensie is van grote waarde voor de Nederlandse kenniseconomie. Tegelijkertijd geeft het rapport aan dat internationalisering risico’s met zich meebrengt en wordt vastgesteld dat veel kennis over de effecten op het hoger onderwijs nog altijd ontbreekt. 

Minister geschokt

Na kennisgenomen te hebben van het rapport reageerde minister Van Engelshoven geschokt, mede door de nadelige effecten als gevolg van internationalisering. Haar baarden de onderwerpen ‘beheersing van de Nederlandse taal’ en ‘toegankelijkheid van Nederlandse studenten’ de meeste zorgen. Volgens Van Engelshoven was de kans reëel dat het huidige stelsel op termijn de instroom van internationale studenten niet meer aankan en dat de Nederlandse studenten buiten de boot zullen vallen.

Bovendien bleek uit het beleidsonderzoek dat de groei van het aantal Engelstalige opleidingen een negatief effect kan hebben op de beheersing die studenten hebben van de Nederlandse taal. Van Engelshoven’s respons was een wetsvoorstel: ‘Taal & Toegankelijkheid’, dat de teloorgang van de Nederlandse taal moet stoppen en de toegankelijkheid van de Nederlandse studenten dient te waarborgen.

Je zou denken dat de ernst van de zaak Van Engelshoven heeft bereikt. Echter, de inhoud van het wetsvoorstel lijkt meer te neigen naar een versoepeling van verengelsing dan een strikter criterium om universiteitsbestuurders te waarschuwen. Het IBO-rapport meldt dat lange tijd niet is toegezien op naleving van het huidige wettelijke kader dat voorschrijft dat anderstalig onderwijs alleen gegeven mag worden wanneer daartoe de noodzaak bestaat.

Financiële prikkels

De Raad van State – het hoogste adviesorgaan van de regering – leek ook al niet overtuigd te zijn van het wetsvoorstel. Het wetsvoorstel zou té onduidelijk zijn en weinig concreets bieden om het probleem op te lossen. Op dit moment mag onderwijs in het Engels (of een andere taal) worden aangeboden als dat ‘noodzakelijk’ is. Dit is wat de theorie voorschrijft.

In de praktijk wordt hier zelden rekening mee gehouden omdat universiteitsbestuurders zich kennelijk wél laten leiden door financiële prikkels. De minister wil dat criterium veranderen in ‘als dat meerwaarde heeft’. De reactie van de minister op het rapport leek verandering teweeg te brengen, maar haar handeling wijst uit op het tegenovergestelde.

Zou de minister zich daadwerkelijk bekommeren om taal en toegankelijkheid? Als universiteitsbestuurders niet onder de indruk zijn van ‘noodzakelijkheid’, hoe zou dát mogelijkerwijs leiden tot een weloverwogen keuze bij de term ‘meerwaarde’? En als de term ‘meerwaarde’ ‘noodzakelijk’ moet vervangen om effect te hebben, waar blijft dan een onderbouwing van deze keuze? En is ‘meerwaarde’ juist niet een term met een financiële connotatie? De Raad van State signaleert dat het meerwaarde-criterium erg vaag is en geen blijk geeft van de mogelijkheid van handhaving van de wet die de verengelsing moet inperken.

Het ziet ernaar uit dat de minister de schijn heeft willen hooghouden over haar zorgen om taal en toegankelijkheid. Met dit wetsvoorstel biedt zij echter geen vooruitzicht op verbetering voor de kwaliteit, de toegankelijkheid van Nederlandse studenten en het belang van het behoud van de Nederlandse taal binnen het hoger onderwijs. Hoewel het wetsvoorstel “Taal & Toegankelijkheid” universiteiten verplicht de ‘uitdrukkingsvaardigheid in het Nederlands’ bij alle studenten te verbeteren (ook bij buitenlandse), blijft een strikte handhaving om de uitvoering van deze wet te monitoren nog altijd afwezig.

Geraadpleegde bronnen:

Universiteitskrant (UvA)
https://www.folia.nl/actueel/131721/raad-van-state-kritisch-over-wetsvoorstel-internationalisering

Rapport interdepartementaal beleidsonderzoek internationalisering (6 sept 2019)
https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/kamerstukken/2019/09/06/kamerbrief-met-kabinetsreactie-op-het-interdepartementaal-beleidsonderzoek-internationalisering-van-het-hoger-onderwijs/kamerbrief-met-kabinetsreactie-op-het-interdepartementaal-beleidsonderzoek-internationalisering-van-het-hoger-onderwijs.pdf

Trouw
https://www.trouw.nl/onderwijs/kabinet-pakt-internationalisering-van-het-hoger-onderwijs-aan~b0d26a1b/?referer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F