Het wonderlijke fenomeen van feestdagen die niet ter discussie staan
Twee jaar geleden wijdde ik een blog aan de politici, vakbondslieden en dominees die van tijd tot tijd oproepen om van origine christelijke feestdagen op te geven en die in te ruilen voor islamitische feestdagen, dan wel nationale feestdagen. Ik had de indruk met een specifiek Nederlands fenomeen van doen te hebben. In andere landen bestaat de veranderdrift niet zo. En christelijke voorlieden die ‘hun’ dagen cadeau willen doen – er is nauwelijks een samenleving te vinden waar dat gewoon wordt gevonden.
De reacties op dat artikel van twee jaar geleden verrasten mij, vooral in hun heftigheid en hun paradoxen. De agressieve, honende en anderszins afwijzende reacties zou je kunnen samenvatten in twee categorieën. Aan de ene kant de pertinente ontkenning – tegen de feiten in – dat het thema van het ter discussie stellen van de Nederlandse feestdagen überhaupt zou bestaan. En aan de andere kant de gretigheid om die feestdagen ter discussie te stellen, ruwweg vanwege ‘niet meer van deze tijd’.
Het wonderbaarlijke fenomeen deed zich dus voor dat ontkenning en wenselijkheid hier met elkaar in strijd raakten. Het verhinderde beide groepen – vooral op sociale media – niet om samen venijnig te reageren op mijn discussiethema. Dan moet er dus wel iets aan de hand zijn. De één wil niet dat je het er over hebt, ontkent het bestaan of verklaart het tot ‘irrelevant’. De ander vindt dat je niet druk moet maken over het thema dat door de ander wordt ontkend.
Er zijn in mijn ervaring weinig fenomenen die tot zulke agressieve reacties leiden, zowel bij de ontkenners als bij de verdedigers van het schrappen van feestdagen. Wat ook opvallend is, is dat in het debat dezelfde mechanieken worden toegepast als bij thema’s als migratiebeleid en klimaatbeleid. Wie kanttekeningen heeft bij de Hilversumse en Haagse consensus op dergelijke terreinen wordt eerst de mond gesnoerd, dan als inferieur weggezet. BN’ers, politici en dominees gaan schouder aan schouder om het ongewenste geluid weg te zetten als achterlijk, nationalistisch, benepen of daaromtrent.
Je zou met reden kunnen zeggen dat het morrelen aan feestdagen niet per se een grote kwestie is, maar de mensen die er aan morrelen of ontkennen dat er aan gemorreld wordt zijn niet bepaald consequent. En verder blijkt uit de heftige reacties op mijn blog van twee jaar geleden alleen al dat de mensen die beweren dat het geen thema is, het thema bewaken als ware het hun persoonlijke kleinood.
Al was het maar om te testen of er nog steeds een vulkaan onder Nederland op uitbarsten staat als het om Pasen, Pinksteren en Hemelvaartsdag gaat, ging ik met genoegen in op de uitnodiging van de redactie van De Telegraaf om mijn punt nog eens te maken, nu in hun krant.
En inderdaad: afgezien van de vele medestanders (die zijn er heus ook) kolkte het weer onmiddellijk van het venijn. Ik deugde niet, ik verzon een probleem, ik was dom, ik gunde kinderen hun paasfeest niet – de meest ongefundeerde onzin klotste weer in het rond. Antifascisten verklaarden mij onder brede instemming tot ‘goor’ omdat ik het vast op de moslims had voorzien. In de verte zwaaide Zwarte Piet.
Alleen daarom al, zo heb ik mij voorgenomen, zal ik van tijd tot tijd blijven publiceren over dit merkwaardige Hollandse fenomeen: als sociologisch experiment, als u wilt – of als bijdrage aan de toekomstige geschiedschrijving van Nederland. Want ooit zal er toch een verklaring moeten komen voor de merkwaardige, massale agressieve ontkenning van een maatschappelijke kwestie die zo intensief wordt beleefd dat de ontkenners permanent door de mand vallen.
En nu dan de tekst van mijn verhaal in De Telegraaf:
‘De Nederlandse feesten en feestdagen staan al ongeveer een kwart eeuw ter discussie. Weinige blijven gespaard. Vaak luidt de klacht dat ze ‘niet meer van deze tijd’ zouden zijn. Of dat ‘Nederland verandert’ en dat de feestdagen mee moeten veranderen. Het omgekeerde gebeurt met feestelijkheden van elders, van Suikerfeest tot Halloween. Die worden juist met enig enthousiasme onthaald. Die zijn blijkbaar erg van deze tijd.
Naast het aloude Sinterklaasfeest staan vooral de – zo mogelijk nog oudere – christelijke feestdagen onder druk. Ze zijn steevast onderwerp van hoon, wonderlijk genoeg niet in de laatste plaats vanuit christelijke kring. Al in 1995 had de Raad van Kerken verregaande plannen om zowel tweede Kerstdag, tweede Paasdag als tweede Pinksterdag op te heffen en cadeau te doen aan de islam. Er werd al snel niets meer van vernomen. Zoals een soortgelijk plan van de christelijke vakcentrale CNV in 2006 om één christelijke feestdag weg te geven ook weer snel van tafel verdween.
De weggeefneiging is hardnekkig. Twee jaar geleden kwam de Remonstrantse Broederschap nog met het initiatief om Tweede Pinksterdag in te ruilen voor het islamitische Suikerfeest. En om de zoveel tijd is er wel een politicus die een bestaande feestdag wil inruilen voor een islamitische.
De zogeheten christelijke feestdagen staan dus zwak en moeten steeds weer worden verdedigd. Ik noem ze ‘zogeheten’, omdat in ieder geval van Kerst en Pasen aangenomen mag worden dat die teruggaan op voorchristelijke seizoensvieringen. Maar Hemelvaart en Pinksteren maken net zo goed deel uit van het nationale erfgoed als dat het christelijke feestdagen zijn. De christelijke feestdagen maken deel uit van de gemeenschappelijke ervaring van Nederland, waar ook nieuwe inwoners zich desgewenst aan mogen laven.
Behalve dat sommige christenen en ook politici graag wat christelijke feestdagen als nationale feestdag aan moslims zouden schenken, is er de trend om minstens één zo’n dag in te ruilen voor een echt jaarlijkse ‘nationale’ vrije dag waarbij met name gedacht wordt aan Bevrijdingsdag (5 mei), die zelf trouwens ook herhaaldelijk doelwit is van veranderzucht.
Ik zou zeggen: doe het niet en houd er over op.
In Nederland wordt altijd maar weer gemorreld aan zaken waar niets mis mee is. Zodoende moet niet alleen de spelling van de taal steeds worden veranderd – of de taal zelf, zoals aan de universiteiten – maar ook feesten en andere tradities. Nederland lijdt aan veranderingsziekte: veranderen om het veranderen. Er wordt met dat dwangmatige veranderen zelden een probleem opgelost.
En ja, het mag zo zijn dat de kerken leeglopen. Maar staat daarmee wel vast dat het christendom uit Nederland verdwijnt? Wil dat zeggen dat Pasen niet meer wordt beleefd? Miljoenen mensen doen op hun manier aan Pasen, door naar The Passion te kijken, door naar de meubelboulevard te gaan of door eieren te verstoppen.
Voor weer anderen zijn de christelijke feestdagen in het voorjaar versmolten tot vakantieperiodes, al dan niet samen met Koningsdag en Bevrijdingsdag. Het levert ieder jaar weer een beetje een rommelige kalender op, maar zelfs dat zou je inmiddels tot het Nederlandse erfgoed kunnen rekenen. En dat erfgoed, daar mogen we best eens wat aardiger voor zijn.’