Het publieke vertrouwen in de wetenschap wordt misbruikt
In m’n column van vorige week kaartte ik aan hoe feitenvrij gezwam en gedram steeds normaler wordt in de wetenschap. Dat voorbeeld betrof de verduurzaming van de landbouw, maar de situatie is ook waar het gender, inclusiviteit en ‘dekolonisatie’ betreft al behoorlijk treurig.
Een lezersreactie op mijn column van vorige week luidde, dat ik daarmee de talloze wetenschappers geen recht doe die elke dag naar eer en geweten hun werk doen.
Daar heeft die lezer gelijk in.
In een eerdere versie van die column had ik een alinea opgenomen waarin ik stelde dat wetenschap nog steeds het beste is wat we hebben om de wereld toekomstbestendig, en hopelijk nog beter te maken. Maar later heb ik die alinea geschrapt omdat dit me te vanzelfsprekend leek om op te schrijven! Als ik dacht dat wetenschap ook maar een mening is, zou ik me niet zo druk maken over de rotte plekken in een in wezen prachtig systeem.
Praatvakken
In dertig jaar wetenschapsjournalistiek heb ik uiteraard met honderden onderzoekers gesproken, uit bijna elke denkbare discipline, van beginnende promovendi tot gelauwerde hoogleraren. Bij vrijwel niemand proefde ik dat in het eigen straatje praten, dat feiten niet onder ogen willen zien en het doordrijven van een verborgen agenda die in de politiek en de media schering en inslag zijn. Zeker jonge onderzoekers zijn voor 95 procent toonbeelden van integriteit en een open geest.
Dat percentage zakt wel iets naarmate je hoger stijgt op de academische apenrots, maar niet veel, zij het in de sociale wetenschappen meer dan in de exacte vakken. Sociale wetenschappen blijven toch voor een flink deel praatvakken, wat ruimte biedt voor feitenvrij imponeergedrag. In de exacte wetenschappen kom je daar zelfs als Nobelprijswinnaar niet mee weg.
Een student stak zijn vinger op
Ik zal nooit de eerste keer vergeten dat ik een Nobelprijswinnaar in levende lijve zag. Hij had de prijs gekregen voor zijn onderzoek aan elementaire deeljes, en gaf een serie gastcolleges in het Kamerlingh Onnes laboratorium in Leiden. Iedereen die iets betekende in de Leidse natuurkunde zat in de afgeladen zaal, maar er waren ook studenten zoals ik, en promovendi.
De Nobellaureaat stak van wal met zijn college, en al snel stond het kamerbrede schoolbord achter hem vol formules. Toen stak een student op de tweede rij zijn vinger op, en stelde een vraag. De Nobelprijswinnaar dacht even na, gaf antwoord en ging toen weer verder met formules op het bord schrijven. Maar toen hij zich na een tijdje weer omdraaide naar de zaal, zat de student opnieuw met zijn vinger omhoog. ‘Nu snap ik het echt niet meer’, zei deze (in het Engels), ‘want u heeft nu drie vergelijkingen met maar twee randvoorwaarden, en…..’
‘Ik weet het niet’, zei de Nobelprijswinnaar
De technische details doen er hier niet toe, en die herinner ik me ook maar nauwelijks. Onvergetelijk was echter wat er toen gebeurde. De Nobelprijswinnaar ging onbeweeglijk en zwijgend naar zijn formules staan kijken, niet een paar seconden, maar minstens een minuut lang, wat heel lang is in een doodstille, volle zaal. ‘Dat is een hele goede vraag’, zei hij, en hervatte zijn gestaar naar het bord. Tenslotte, toen de spanning in de zaal bijna ondraaglijk werd, wendde hij zich naar de student en zei: ‘Ik weet het niet. Ik ga dit straks thuis uitzoeken, en zal je bij het volgende college antwoord geven. Nu ga ik door met mijn verhaal.’
Verrassend bescheiden
Wie geconditioneerd is door het oeverloze bekvechten in talkshows en politieke debatten, zal dit zien als een afgang voor die Nobelprijswinnaar: afgetroefd door nota bene een student! Maar dat was helemaal niet waar het om ging, en ik weet vrij zeker dat student noch laureaat dat zo ervaren hebben. In de natuurkunde en andere exacte wetenschappen is dit dagelijkse praktijk: iedereen maakt fouten, niemand heeft meteen alle antwoorden paraat, ook Nobelprijswinnaars niet. Ze weten donders goed dat ook een student soms iets ziet wat ze zelf over het hoofd gezien hadden, en dat maakt ze over het algemeen verrassend bescheiden.
Beperking uitstoot is primair een politiek-economische overweging
Die bescheidenheid is meestal ver te zoeken bij degenen die de wetenschap voor hun karretje willen spannen. De claim dat ‘de wetenschap’ de eigen actieagenda ondersteunt, of dat men ‘slechts de wetenschap volgt’ is terminaal sleets geworden. Elke belangengroep of politicus die iets wil met klimaat, milieu of gezondheid heeft inmiddels door dat het publiek nog steeds een groot vertrouwen heeft in de wetenschap. De tragiek is, dat dit publieke vertrouwen in wezen terecht is, maar alom misbruikt wordt.
De wetenschap kan best iets zinnigs zeggen onder welk uitstootscenario de wereld afgaat op 1 meter zeespiegelstijging in 2080, maar daaruit volgt totaal niet dat Nederland ‘dus’ in 2020 al 25 procent minder broeikasgassen moest uitstoten dan in 1990, zoals het Urgenda-vonnis stipuleerde, waarbij de rechter beweerde zich te baseren op de klimaatwetenschap. In hoeverre Nederland meedoet aan beperking van uitstoot, in plaats van alleen maar de eigen dijken te verhogen, is primair een politiek-economische, en in laatste instantie zelfs een puur ethische overweging.
Dat het ‘heel slecht’ gaat met de Nederlandse natuur is gewoon een leugen
In menig dossier zijn politici, vermoed ik, net zozeer slachtoffer als aanstichter van dit type misbruik. Partijen als Milieudefensie en Greenpeace, maar ook een bepaalde school van ecologen, zitten overal in bestuurlijk Nederland aan tafel en worden op hun blauwe ogen geloofd als zij zeggen dat volgens de wetenschap de stikstofuitstoot in Nederland nogmaals gehalveerd moet zijn in 2030 – bovenop de halvering sinds de jaren negentig – omdat het nu ‘heel slecht’ gaat met de natuur.
Dit is de standaardfrase van D66-stikstofkruisridder Tjeerd de Groot, die suggereert dat dit een onomstotelijk wetenschappelijk feit is, zodat hij daar in die talkshows nooit kritisch op bevraagd wordt. Terwijl ‘heel slecht’ op zijn best een zeer selectieve interpretatie is van de staat van de Nederlandse natuur, maar ronduit gezegd gewoon een leugen, ingegeven door politiek opportunisme.
Rutte wist niet hoe weinig een mol stikstof was
Het salaris van Jan Willem Erisman, dé stikstofprofessor van Nederland, die zijn hele wetenschappelijke carrière heeft gebouwd op alarm slaan over het stikstofprobleem, is vijf jaar lang rechtstreeks betaald door het Wereld Natuur Fonds. Dan kan Erisman best nog een integere onderzoeker zijn, maar blijkbaar gelden voor hem heel andere maatstaven dan voor critici van het stikstofbeleid. Want van Erismans financiering door een belangenclub spreekt niemand schande, terwijl critici van het stikstofbeleid die ooit geld verdiend hebben in de landbouwsector, meteen weggezet worden als corrupte lobbyisten van de agro-industrie.
Zouden politici als Van der Wal of Jetten ooit iets vakinhoudelijks over hun onderwerp lezen, anders dan de notities en concept-beleidsnota’s die hen door hun ambtenaren worden aangereikt? Dit naar aanleiding van de verslaggeving op tv over Mark Rutte’s keukentafelgesprek met een boer. Die vertelde achteraf, dat hij aan Rutte gevraagd had of hij wel wist hoe weinig een mol stikstof was, omdat de norm voor vergunningsverlening nog veel lager dan 1 mol lag.
Rutte had volgens die boer gezegd dat hij geen idee had, maar dat hij het ging opzoeken. Dit is tekenend voor hoe Nederland op het hoogste niveau geregeerd wordt: door juristen en beroepsmanagers zonder vakinhoudelijke basiskennis, en zonder enig gevoel voor getalsmatige proporties.
Weten de rechters wel wat een mol is?
Zou stikstofminister Van der Wal inmiddels wel weten wat een mol is, en dat dit maar 14 gram stikstof is, de hoeveelheid in een forse hondendrol? Weet zij uit haar hoofd hoeveel stikstof Nederland binnenwaait en hier neerslaat? Per jaar ruim 2 miljard mol, excellentie – dan hoeft u dat alvast niet meer op te laten zoeken door uw ambtenaren (we exporteren 8 miljard mol per jaar).
Maar overal mogen nu bouw- en industriële projecten en festivals niet doorgaan omdat die nog niet eens één mol stikstofdepositie veroorzaken. Dit is ongeveer net zo disproportioneel als dat de rechter dit jaar de Pride grachtentocht in Amsterdam had verboden omdat dit de aarde te veel opwarmt. Zouden de rechters die meegingen in het verhaal van serieprocedeerder Johan Vollenbroek en het stikstofbeleid onwettig verklaarden, trouwens wel weten wat een mol is? Of volgden zij slechts de wetenschap?
Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers publiceert wekelijks in Wynia’s Week. Wynia’s Week wordt gedragen door de donateurs. Doet u mee? Hartelijk dank!