Het is niet fatsoenlijk om mensen te beledigen, maar waarom is het strafbaar?
PVV, VVD, NSC en BBB zijn met elkaar in gesprek om te onderzoeken of zij tot een coalitie kunnen komen. Tijdens de onderhandelingen zou ook de afschaffing van twee artikelen uit het Wetboek van Strafrecht aan de orde moeten komen: belediging (artikel 266) en groepsbelediging (artikel 137c). Aangezien de onderhandelingspartners een verregaande vorm van vrijheid van meningsuiting zeggen voor te staan, zouden zij daar alle vier voorstander van moeten zijn.
Wat is het probleem met deze artikelen? In artikel 266 staat: ‘Elke opzettelijke belediging (…) hetzij in het openbaar mondeling of bij geschrift of afbeelding, hetzij iemand, in zijn tegenwoordigheid mondeling of door feitelijkheden, hetzij door een toegezonden of aangeboden geschrift of afbeelding, aangedaan, wordt, als eenvoudige belediging, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.’
Het tweede lid van het artikel stelt dat zulk gedrag niet strafbaar is als de uitingen ‘ertoe strekken een oordeel te geven over de behartiging van openbare belangen, en die er niet op zijn gericht ook in ander opzicht of zwaarder te grieven dan uit die strekking voortvloeit’.
Hoe bepaal je de grens van het toelaatbare?
Noemenswaardig is dat lid 1 stelt dat belediging ook kan plaatsvinden door het verspreiden van feitelijkheden. Lid 2 stelt dat zo’n uitspraak niet strafbaar is als die gaat over ‘de behartiging van openbare belangen’. Maar wanneer is daar sprake van en hoe bepaal je de grens van het toelaatbare? Mag je bijvoorbeeld iemand een ‘domme lul’ noemen, zoals bijvoorbeeld Volkskrant-columnist Sander Schimmelpenninck soms doet?
Groepsbelediging gaat nog verder dan belediging en de strafmaat is liefst viermaal zo hoog. In artikel 137c van het Wetboek van Strafrecht staat: ‘Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend uitlaat over een groep mensen wegens hun ras, hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero- of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke, psychische of verstandelijke handicap, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.’
Hoe meer gekrenkte zielen, hoe meer leed en des te hoger de straf, lijkt de wetgever te hebben gedacht. Maar hoe bepaal je of een groep zich redelijkerwijs beledigd kan voelen?
In het laatste Wildersproces zijn die definities al flink opgerekt, want ‘Marokkanen’ (een nationaliteit) werd daar door de rechter geïnterpreteerd als ras. Zo beredeneerd kan het spreken over ‘domrechts’ of ‘domme PVV-stemmers’ worden geïnterpreteerd als ‘levensovertuiging’.
Het is opmerkelijk dat een aantal groepen in dit artikel worden beschermd en anderen niet. Zo is er geen bescherming voor vrouwen tegen involuntary celibates (incels): heteromannen die gefrustreerd zijn over hun onvrijwillige celibaat en haat en geweld prediken tegen het andere geslacht. Daarnaast worden mensen beschermd omwille van hun godsdienst, maar over afvalligen en ongelovigen wordt niet gerept.
De strafbaarstelling van belediging en groepsbelediging staat op gespannen voet met het maken van grappen, of satire. Grappen gaan vaak over individuele personen: over een politicus, een columnist of uw buurman. Ook gaan grappen vaak over groepen: over bijvoorbeeld Belgen, Surinamers, vrouwen of ambtenaren. Een grap over de premier kan worden opgevat als kritiek maar ook als belediging. Datzelfde geldt voor de uitspraak dat veganisten ongezonde mensen zijn met lelijke ingevallen gezichten.
Belediging is altijd subjectief
Belediging is de drijvende kracht van satire. Als individuen en groepen niet beledigd mogen worden, dan is er geen ruimte voor satire – of ons concept van humor moet grondig veranderen. Dat geeft echter nog geen uitsluitsel over of belediging strafbaar gesteld zou moeten worden.
De strafbaarstelling van belediging en groepsbelediging brengt allerlei praktische problemen met zich mee. Wellicht mag satire wel, of niet, of alleen op een podium. Daarnaast is belediging behoorlijk subjectief: het is immers een gevoel, waarbij de (figuurlijke) lengte van iemands tenen een belangrijke rol speelt. Waar op de grens van strafbare belediging ligt, is moeilijk te bepalen. Het is vooral contextafhankelijk: dezelfde uiting kan in de ene context strafbaar zijn, maar in de andere niet.
Er zijn ook meer principiële bezwaren. In een democratie (letterlijk: volksheerschappij) moet zoveel mogelijk gezegd kunnen worden, omdat slechts dan het volk kan heersen. Opinies moeten vrijelijk klinken, zodat ze gesteund of bestreden kunnen worden. De uitspraak dat een bepaalde god zeer waarschijnlijk niet bestaat, kan beledigend zijn voor een individuele gelovige of een groep gelovigen, maar moet gewoon mogelijk zijn.
Het is niet netjes, maar het moet wel mogen
De overheid moet pas ingrijpen als fundamentele liberale waarden of de democratische rechtsorde worden bedreigd. Dat is het geval als iemand wordt vermoord of beroofd. Als de staat dat zou toestaan, komen de veiligheid en de vrijheid van burgers in het geding.
Bij beledigingen gaat het in essentie om fatsoensnormen. Wie aanstoot neemt aan de uiting van een ander kan de ‘dader’ daar zelf mondeling of schriftelijke op aanspreken. Het hoort niet om mensen te beledigen en het is niet netjes. Maar het moet wel mogen.
Ons strafrecht zou daarom moeten worden aangepast. Dat kan, als PVV, VVD, NSC en BBB, die zeggen te staan voor een ruime uitingsvrijheid, nu hun kans grijpen om belediging en groepsbelediging te decriminaliseren.
Van Bart Collard verscheen onlangs ‘Het recht op desinformatie’. Het boek is overal te koop en te bestellen, zoals ook in de winkel van Wynia’s Week. Kijk HIER.
De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk, ook in 2024. Doet u mee? Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!