Het gelijkheidsstreven van de koning en OxfamNovib is gevaarlijk
De natuur heeft nooit gestreefd naar gelijkheid. Geen twee bladeren aan een boom zijn hetzelfde. Maar Nederland lijdt aan een krampachtig doorgeschoten vrees voor verschillen, aan ongelijkheidsfobie. Ook in de Kersttoespraak van de koning was die angst weer te horen.
De vorst richtte zich ter gelegenheid van deze christelijke feestdag tot de tien procent van zijn onderdanen met een andere religieuze overtuiging: de joden en de moslims. ‘Tegen Joodse Nederlanders die me vertellen dat ze twijfelen aan hun toekomst hier zeg ik: blijf! Wij horen samen. Tegen Nederlandse moslims zeg ik: dit is ook uw land; dit is ook jouw land.’
Tal van bedreigingen
De koning is vast trots op deze in zijn ogen gelijke behandeling. Maar die slaat als een tang op een varken. Sinds in maart 2024 activisten een optreden van Lenny Kuhr in Waalwijk verstoorden, waarbij ze de 74-jarige zangeres uitscholden voor moordenaar en terrorist, denken de meeste Nederlandse Joden er inderdaad wel eens over om te vertrekken.
Nederlandse moslims hebben echter heel andere zorgen en moslims dreigen nooit te vertrekken. Ik heb moslims in heel de wereld tal van bedreigingen horen uiten: tegen de Grote Satan, tegen de Kleine Satan, tegen Geert Wilders, tegen Salman Rushdie, tegen Franse leraren, tegen Theo van Gogh, tegen striptekenaars, tegen mensen op straat, tegen afvalligen en tegen zussen, nichten en dochters die zich te westers gedragen. Ik heb via televisie in Pakistan hele pleinen vol met duizenden moslims allerlei dreigingen horen uiten, die ik niet verstond.
Maar ik heb nog nooit een moslim horen dreigen met vertrek. Wel hoor ik veel moslimorganisaties klagen over van alles wat in Nederland niet zou deugen, over de manier waarop moslims worden behandeld, over discriminatie, racisme en zogeheten islamfobie. Maar nooit dreigen die organisaties met vertrek.
Vandaar dat we van de koning niet hoorden: ‘Tegen Nederlandse moslims zeg ik: blijf! Wij horen samen.’ Niemand zou begrepen hebben wat hij daarmee bedoelde. En tegen de Nederlandse Joden, zei de koning niet: ‘Dit is ook uw land, dit is ook jouw land.’ Want dat is al twee eeuwen vanzelfsprekend en hen hoeft hij niet te tutoyeren.
De zogenaamde gelijke behandeling die de vorst aan twee religies wilde geven, toont precies dat verschil in aanpak nodig is. Maar voor veel mensen is dat een probleem.
We hebben last van een slechte Grondwet
Zoals een individu psychisch last kan hebben van een slecht geweten zo kan een land lang last hebben van een slechte Grondwet. Dat is bij Nederland het geval. De eerste zin van Artikel 1 luidt: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’
Dit is het gelijkheidsbeginsel; een opdracht aan de wetgever, het bestuur en de rechter om bij het stellen van regels of het nemen van beslissingen in concrete gevallen alleen ter zake doende en gerechtvaardigde verschillen in aanmerking te nemen.
Een staatsgodsdienst
Maar ‘allen die zich in Nederland bevinden’ is een slordige formulering. Het gaat om mensen die hier rechtmatig zijn. Militairen van een binnenvallend leger, bijvoorbeeld, zullen daar vast niet mee worden bedoeld.
Die slordigheid sloop in de tekst doordat Nederland in de tijd dat de Grondwet werd geschreven heel anders was ingericht dan nu. We hadden tot 1848 bijvoorbeeld nog een staatsgodsdienst: de Nederlandse Hervormde Kerk met de koning aan het hoofd. Dat werkte lang door. Ik kan me de consternatie nog herinneren toen prinses Irene, een zus van Beatrix, zich in 1964 verloofde met een katholieke Spanjaard en zelf ook katholiek werd. Ze werd geschrapt uit de lijn van de opvolging.
Ook had toen de Grondwet werd geschreven slechts een deel van de inwoners stemrecht, hadden we ons eigen Indië en was Nederland een standenmaatschappij waar een ieder geacht werd zijn plaats te kennen. Het was de wereld van Bromsnor, de ondeugende Swiebertje, de burgemeester en zijn dienstbode Saartje. Ministers droegen nog een uniform. Vaders een hoed. Arbeiders een pet.
Als toen de huidige democratie al had bestaan, zou men hebben geschreven: ‘Alle kiesgerechtigde Nederlanders worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.’ Die formulering had ons misschien de krampachtigheid bespaard, die nu in het dichtstbevolkte land van Europa een verstandige bevolkingspolitiek onmogelijk maakt.
Waarom buitenlanders gelijk behandelen?
Ik begrijp werkelijk niet waarom de Staat der Nederlanden alle buitenlanders hetzelfde zou moeten behandelen. Dat we onder druk van de gewapende arm van de Verlichting, de legers van Napoleon, besloten hebben om in onze samenleving voortaan alle burgers gelijke rechten te geven, vind ik twee eeuwen later nog steeds de juiste keuze.
Maar ik kan geen enkele reden bedenken waarom we mensen uit andere landen allemaal hetzelfde zouden moeten behandelen. Dat doen we volgens mij ook niet. We behandelen mensen uit de Europese Unie anders dan mensen van daarbuiten. We sluiten met allerlei landen verschillende verdragen over allerlei zaken, van de import van goederen tot het uitleveren van personen aan toe. We zijn vrij om dat te doen, want sinds we de koning van Spanje hebben afgezworen zijn we autonoom. Dat is een Grieks woord: autos betekent eigen en nomos betekent wet: We maken onze eigen wetten. Dat is vrijheid. Maar dat impliceert ook dat die wetten niet voor anderen gelden. Die zijn ook autonoom.
Gerechtvaardigde verschillen
Als het huis open staat voor iedere voorbijganger, is het geen thuis meer maar een herberg, schreef Julien Benda al in 1927. Toch lijkt het in het moeizame debat over hoe we de uit de hand gelopen immigratie kunnen terugdringen het onuitgesproken uitgangspunt te zijn dat we iedereen die aan de deur klopt hetzelfde zouden moeten behandelen. Dat is niet zo. We kunnen een Zuidafrikaan anders behandelen dan een Chileen; een tandarts die hier wil komen anders dan een aspergesteker; iemand die legaal de grens oversteekt anders dan iemand die dat illegaal doet en ja ook een moslim anders dan een boeddhist. Let wel: het hoeft niet, maar het mag. En het is verstandig. Er bestaan ‘gerechtvaardigde verschillen’.
Er zijn mensen die daar anders over denken. Bijvoorbeeld de mensen van OxfamNovib. Die schrijven: ‘Iedere dag zetten we ons in voor een wereld waarin geen plaats is voor ongelijkheid.’ En: ‘Al sinds 23 maart 1956 strijdt OxfamNovib voor gelijkheid wereldwijd. In ruim 65 jaar groeien we uit tot de grootste internationale beweging tegen ongelijkheid.’
Ik daarentegen vind niets zo gevaarlijk als mensen die streven naar gelijkheid. Die willen namelijk alle mensen op één na veranderen. Iedereen die korter is dan de gemiddelde mens willen ze uitrekken. Iedereen die langer is dan de gemiddelde mens willen ze een stukje kleiner maken. Streven naar gelijkheid is een recept voor onderdrukking en geweld want strijders voor gelijkheid accepteren geen afwijkingen. Dat OxfamNovib aan het woord ‘strijden’ de voorkeur geeft boven streven, wijst op die neiging tot geweld.
Niet alle culturen zijn gelijkwaardig
Toch is OxfamNovib door de Belastingdienst aangemerkt als Algemeen Nut Beogende Instelling. Ik kan daar met mijn pet niet bij. Hoezo is het streven naar, ja zelfs ‘strijden’ voor gelijkheid wereldwijd goed voor het Algemeen Nut? Het besluit van de Belastingdienst betekent dat u ervoor kunt kiezen om over de eerste tien procent van uw inkomen geen belasting aan het Rijk te betalen (dat per definitie het algemeen belang behartigt) maar aan OxfamNovib, een club waarvan de directie bepaalt wat ze met dat geld doet. Alsof dat van gelijke waarde is.
Nou: niet in mijn naam. Voor mij zijn alle culturen gelijkwaardig. Behalve de cultuur die heeft bedacht dat alle culturen gelijkwaardig zijn, want die is beter.
Paul Frentrop was achtereenvolgens journalist, bankier, ondernemer, pensioenbeheerder, hoogleraar en lid van de Eerste Kamer.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!