Het debat was giftig, maar Schoof heeft zijn eerste test ruimschoots doorstaan
Onze nieuwe minister-president loopt marathons. Hij weet dus wat afzien en pijn lijden is. Maar dat doorbijten begint op een marathon meestal pas na zo’n dertig kilometer hardlopen, en dan moet je nog dik tien kilometer. Op de marathon van zijn nieuwe baan begon het pijn lijden al tijdens de eerste kilometer – zoals Schoof zelf zei in zijn slotwoord na afloop van zijn eerste confrontatie met de Tweede Kamer. Dat debat eindigde in twee moties van wantrouwen – één tegen twee bewindslieden uit zijn ploeg, één tegen zijn hele kabinet.
Die pijn in het debat over de regeringsverklaring kwam in eerste instantie van links. Timmermans van GroenLinks/PvdA, Jetten van D66, Van Baarle van DENK en Dassen van Volt gingen vanaf het begin helemaal los, op een ongekend agressieve manier, en wapperden al bij voorbaat met moties van wantrouwen.
Reden: de aanwezigheid van twee PVV-ministers in het nieuwe kabinet die in het verleden het woord ‘omvolking’ in de mond hadden genomen, zich daar inmiddels nadrukkelijk van hadden gedistantieerd maar op wie het toch gemakkelijk prijsschieten was. Racisten waren zij, aanhangers van een nazistische gedachte, en dus dienden zij bij voorbaat naar huis te worden gestuurd – wat hun woorden en daden als minister ook zouden zijn. Als Schoof werkelijk wilde ‘normeren’, naar hij zelf had gezegd, diende hij dat te doen door de twee van Wilders onverwijld te verwijderen.
Schoof moest incasseren
Hun racisme zou zich vooral richten op moslims, in het bijzonder op moslima’s met een hoofddoek. Het theater ging zelfs zover dat Schoof, op uitnodiging van Jetten, het GroenLinks/PvdA-Kamerlid Esmah Lahlah letterlijk recht in de ogen keek en nog maar eens, voor de zoveelste keer, verklaarde dat vrouwen met een hoofddoek er wat hem betreft net zo goed bij hoorden als ieder ander. En dat nadat hij al plechtig en nadrukkelijk had verklaard dat zijn kabinet stond voor de ‘publieke zaak’, voor de ‘rechtstaat’ en voor de ‘veiligheid’, dat dit kabinet er voor alle Nederlanders was, geen racisten in zijn gelederen telde, geen aanhangers van omvolkingstheorieën, en dat het beleid dat dit kabinet de komende maanden gaat formuleren, zich binnen de grenzen van de befaamde zeven punten en het hoofdlijnenakkoord zou voltrekken.
Maar het was niet genoeg. Schoof moest dat keer op keer herhalen, en incasseren dat zijn kabinet even zovele malen werd weggezet als een regeringsploeg met racisten in de gelederen. Het werd Wilders wat te machtig – en daarmee begon de pijn hem vanuit eigen gelederen toegebracht. ‘Slappe hap’, noemde hij Schoofs verweer, zowel op X als voor de camera. En toen moest het parallelle debat nog beginnen.
Tijdens het debat had Fleur Agema (sinds 2006 Wilders rechterhand en inmiddels minister van Volksgezondheid) een tweetje de wereld ingestuurd waarin zij oude en kritische uitspraken van de Amsterdamse burgemeester Femke Halsema over de islamitische hoofddoek contrasteerde met haar die dag geuite steun aan Esmah Lahlah.
Dat berichtje bleef niet lang onopgemerkt. De schrille, agressieve toon van het begin van het debat werd vanaf toen nog overtroffen. Hier werd een ‘hondenfluitje’ de samenleving in geslingerd, de sussende woorden van Schoof publiekelijk gecorrigeerd door een ‘kwaadaardige provocatie’, hier werd de positie van de minister-president ondermijnd door ‘gesar, geëmmer en geëtter’ vanuit nota bene vak K zelf, hier bleek dat het gezag van de premier op dag één al weg was want hij had niet ingegrepen en was niet op zijn strepen gaan staan, dit was geen serieus kabinet maar een ‘circus’ en een ‘kleuterklas’.
Aan het slot van het debat leek de Kamer zich toch een beetje te schamen voor de lijders aan het syndroom van Gilles de la Tourette die zij opzichtig hadden uitgebeeld. De toon werd wat rustiger. En de linkse tactiek om via een hoofdelijke stemming over de twee moties van wantrouwen VVD’ers en NSC’ers uit de coalitie los te weken, werkte niet: die werden alleen door het linkse smaldeel gesteund.
Zelfs geen verstandshuwelijk
Maar bij het woord ‘rust’ denk je na afloop van dit giftige, tumultueuze debat toch in de eerste plaats aan Schoof. Hij sprak van een ‘schijn van bedreiging van de eenheid van kabinetsbeleid’, maar die eenheid was nooit bedreigd geweest. Hij stond voor al zijn mensen. En het moet gezegd: Schoof heeft het debat rustig, koelbloedig en zakelijk gevoerd, met een ‘uitgestoken hand’ naar de gehele kamer om ‘voor Nederland aan de slag te gaan’. Ik denk dat je na dit tweedaagse debat mag concluderen dat Schoof zijn eerste test ruimschoots heeft doorstaan.
Als dit debat de voorbode voor de komende tijd is, dan heeft het veel duidelijk gemaakt. We hebben eigenlijk geen echte coalitie, zelfs geen verstandshuwelijk, maar een verband van vier politieke partijen met een eigen uitgesproken profiel, die elkaar zullen vasthouden zolang zij dat profiel in beleidskeuzes kunnen waarmaken.
Deze club wordt geleid door een partijloze premier, die op er op cruciale momenten alleen voor staat en al zijn ervaring (die tot nog toe volledig buiten het politieke tumult lag) en (mensen)kennis nodig zal hebben om de boel bij elkaar te houden. En dat tegenover een venijnige, volstrekt onwelwillende en diep wantrouwige oppositie die dit kabinet weinig tot niets zal gunnen, en geen gelegenheid voorbij zal laten gaan om het moreel verdacht te maken.
Schaamte als begin
Van de week hoorde ik cultuurhistoricus René Cuperus op Radio1 zeggen dat hij hoopte dat dit kabinet een kabinet van verzoening zou zijn – een kabinet dat de ‘afgehaakten’ er weer bij zou trekken, en de kloof tussen stad en platteland, volk en élite, rijk en arm, autochtoon en allochtoon zou overbruggen. Het zou de kloof die links in de samenleving heeft geslagen, weer kunnen gaan dichten. Daarmee vertolkte Cuperus precies de hoop die ik ook had en heb.
Is er nog grond voor die hoop na het debat van deze week? Er moet veel wederzijdse weerzin worden overwonnen, veel morele meewarigheid worden afgelegd, veel neerbuigendheid worden afgeleerd voordat het zover zal zijn. Maar misschien is de schaamte die de Kamer bedekte een begin, en kan dit begin onder de handen van Schoof toch nog tot iets moois uitgroeien.
Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.
Wynia’s Week verschijnt altijd, twee keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!