Het censureren van ‘kwetsende’ woorden tast het fundament van de westerse beschaving aan
Liefhebbers van het werk van Willem Frederik Hermans zullen zich de I.D.I.L. herinneren. Deze Informatie Dienst Inzake Lectuur bepaalde sinds 1937 vanuit Tilburg wat de Nederlandse katholiek mocht lezen. Boeken werden daartoe verdeeld in 5 categorieën: I verboden, II streng voorbehouden, III voor volwassenen alleen, IV voor de rijpere jeugd, V lectuur voor allen.
De dienst vroeg de uitgevers hun manuscripten op te sturen. Deed de uitgever dit niet, dan stuurde de I.D.I.L. kaartjes rond waarop stond: ‘Niet ter bespreking ontvangen’. De katholieke boekhandelaar wist dan genoeg. Zo’n boek werd, zeker beneden de rivieren, niet verkocht.
De Bezige Bij weigerde dan ook in 1948 Hermans’ roman De tranen der acacia’s uit te geven, omdat er volgens directeur Wim Schouten honderden woorden in stonden die je toen onmogelijk kon laten drukken, zonder bij de katholieke boekhandel een slechte naam te krijgen. Hermans, die een wrok goed kon koesteren, haalde in 1964 in zijn Mandarijnen op zwavelzuur nog eens flink uit naar het ‘rooms katholiek cultureel terreur instituut’ I.D.I.L En toen Henk Hofland een keer, op weg naar een partijtje bij Hermans, Wim Schouten op straat tegen het lijf liep en meenam, bleek verzoening uitgesloten. ‘Ik geef deze lul geen hand,’ zei de schrijver zodra hij de naar hem toe schuifelende Schouten ontwaarde.
Vrijheid van meningsuiting onder druk
In 1970 werd de I.D.I.L. opgeheven en Hermans is in 1995 overleden. Maar ik kan wel raden wat hij zou vinden van de sensitivityreader, een lelijk woord dat in oktober 2019 in de Dikke Van Dale werd opgenomen. Iedere uitgever heeft er tegenwoordig een. Hun taak is te voorkomen dat iemand wordt gekwetst door wat er staat geschreven. Ze onderzoeken daartoe niet alleen manuscripten, maar ook reeds lang bestaande boeken. Begin vorig jaar bijvoorbeeld bleken sensitivityreaders de kinderboeken van Roald Dahl onder handen te hebben genomen, en woorden te hebben geschrapt. Caspar Slok uit Sjakie en de chocoladefabriek wordt nu omschreven als ‘enorm’ in plaats van als ‘dik’ en mevrouw Griezel wordt niet meer ‘lelijk’ genoemd.
We mogen constateren dat iedere uitgever – waar ook ter wereld – nu zijn eigen I.D.I.L. heeft en dat ergens tussen 1970 en 2019 de toename van de vrijheid van meningsuiting is omgebogen in een afname van die vrijheid. Daarom gaf ik graag gehoor aan de suggestie van de hoofdredacteur van Wynia’s Week, tevens uitgever, om eens een stukje te wijden aan alle woorden die inmiddels verboden zijn.
‘Words can be a crime and be punished with whatever punishments the legislators wish,’ schreef Thomas Hobbes al haleverwede de zeventiende eeuw in zijn Leviathan waarin hij de monarchie verdedigt, als enige uitkomst voor gewelddadige godsdiensttwisten. Anno 2024 officieel verboden woorden kon ik echter niet meteen vinden. Wel veel woorden die worden weggemoffeld.
In 2006 verdween de negerzoen. Niet dat deze lekkernij verboden werd; men vond het woord gewoon niet kies meer. Nadat in 2020 een jongeman overleed, die zich in het verre Minneapolis had verzet tegen aanhouding door de politie, veranderden meer gerechten van naam. Dat jaar besloot de Hema om de moorkop om te dopen tot ‘chocoladebol’. En hoewel niemand ooit bezwaar aantekende, bestaan Jodenkoeken, die sinds 1883 in Alkmaar werden gebakken, ook niet meer. Bakker Davelaar besloot hun naam in 2021 te wijzigen in ‘Odekoeken’. Hier lijkt sprake van pure zelfcensuur. Net zoals bij het besluit van Unilever in 2020 om zigeunersaus om te dopen ‘paprikasaus op Hongaarse wijze’.
Jodenkoeken en zigeunersaus gaven geen aanstoot, maar werden toch om zeep geholpen. Een staaltje van zinloos taalkundig geweld. En de sensitivityreaders gingen in de boeken van Roald Dahl verder dan woorden vervangen. Heksen zijn in het boek De Heksen kaal en dragen daarom pruiken. Maar de sensitivityreaders hebben in de nieuwe editie de vermaning toegevoegd dat er een ‘heleboel andere redenen zijn waarom vrouwen pruiken dragen en daar zeker niets mis mee is’.
Geen ‘arme mensen’ meer
Nog dieper dan de uitgevers buigt de kunstsector. Zo heeft het Nationaal Museum van Wereldculturen (NMvW) ‘een incomplete gids voor woordkeuze binnen de culturele sector’ het licht doen zien.
Deze gids zegt bijvoorbeeld over het woord bediende: ‘De termen “bediende”, “page”, “knecht” en “baboe” veronderstellen op zich geen grove uitbuiting ofschoon zij een hiërarchische relatie op basis van klasse en macht beschrijven die soms gekenmerkt wordt door uitbuiting. De veelvoudige en complexe relaties die bedienden kunnen hebben met hun meesters maken het niet makkelijk, zelfs riskant, om een oordeel te vellen over de rol van de bediende of de omstandigheden waaronder deze leefde. Over het algemeen adviseren wij een meer kritische benadering van de termen.’
Voor de liefhebber zijn er 77 pagina’s in deze incomplete (want er raken altijd meer woorden uit de gratie) gids te bestuderen. En er zijn mensen die nóg verder gaan. Op de website van de van oorsprong protestant-christelijke goededoelenorganisatie Wilde Ganzen, die armoede bestrijdt in arme landen, vindt u het artikel ‘De derde wereld en 16 andere termen die we niet meer toestaan.’ Twee van de andere termen die de organisatie niet meer ‘toestaat’ (!) zijn ‘arme mensen’ en ‘arme landen’. Waarom niet? ‘Arme mensen zijn zoveel méér dan arm. Ze hebben dan wel minder te besteden dan andere mensen, maar zijn weer rijk op andere vlakken. Zo ook arme landen met al hun potentie en innovaties.’ De Wilde Ganzen spreken nu van ‘mensen in armoede’ en ‘landen met hoge armoedecijfers’.
Dit is waar de weg van slaaf naar slaafgemaakte toe leidt. Maar er zijn bij mijn weten geen woorden echt bij wet verboden. In Rusland mag de oorlog in Oekraïne geen oorlog worden genoemd. In Nederland heeft AVROTROS alle tv-programma’s met Ali B van zijn website verwijderd en de insectenkundigen van de wereld hebben onlangs bij meerderheid besloten de namen van enkele beestjes aan te passen. Maar woorden zijn nog niet verboden.
Verbieden heeft ook weinig zin, want als mensen willen, verzinnen ze gewoon een nieuw woord. Feyenoord-voetballer Piet Romeijn werd geschorst omdat hij op 7 december 1969 ‘hondenlul’ riep naar scheidsrechter Arie van Gemert, maar verklaarde dat hij ‘onbenul’ had geroepen. En in mijn jeugd scandeerden ludieke betogers ‘Nixon Molenaar!’ omdat belediging van een bevriend staatshoofd werd bestraft.
Het dichtst bij een officieel verbod komt nog het gebruik van het n-woord in de Verenigde Staten. Dat verbod geldt echter alleen voor blanken. Voetbaltrainer Ron Jans kan daarover meepraten. Hij zong vrolijk mee met z’n zwarte spelers in de kleedkamer van FC Cincinnati en ontslag volgde.
Waarom altijd aardig zijn?
Alle gedoe over het gebruik van woorden is gebaseerd op de gedachte dat je andere mensen niet wilt kwetsen. Maar wie in een vrije wereld wil leven, moet tegen een verbaal stootje kunnen. Atijd aardig willen zijn, is een verkeerd uitgangspunt. Je mag aardig zijn, maar het hoeft niet. Aardig zijn is niet altijd goed.
‘Ik ben wel eens aardig, maar een aardig man, nee. Als ik straks begraven zou worden, en iemand zou zeggen in zijn speech: dit was een aardig man, dan zou ik mij gepakt voelen. Als dat het enige zou zijn, dat heeft iets onbestemds, iets nikserigs. Minister-president Kok is een aardige man. Maar als je ergens voor staat, dan heb je mensen die het daar mee eens zijn, die je omarmen. Maar je hebt ook mensen die daar niets van willen weten en dat vind ik heel goed. Een man als Den Uyl, daar liep je mee weg, of die werd diep gehaat. Dat kwam omdat hij ergens voor stond. Dat vind ik een goed uitgangspunt,’ zei Pim Fortuyn in 2002 tegen Ivo Niehe.
Hij raakte hier een kernpunt van de westerse cultuur. Het is soms noodzakelijk om onaardig te zijn. Vrijwel alle belangrijke nieuwe kennis die we hebben, begon met een opmerking die iemand anders niet zinde. Als Galileo Galilei een aardige man was geweest met respect voor de kerk (zoals Nicolaas Copernicus), hadden we nu nog steeds gedacht dat de zon om de aarde draait. Het verwerven van nieuwe kennis is gebaseerd op kritiek op bestaande opvattingen. Vrijheid van meningsuiting is geen moreel goed. Die vrijheid is noodzakelijk om kennis te verkrijgen. Net zoals de vrije markt noodzakelijk is voor welvaart en democratie noodzakelijk is voor politieke vrijheid.
Geen respect voor onzin
Om kennis te verkrijgen moet je onaardig zijn, want kritiek op het bestaande is noodzakelijk en kritiek is niet aardig. Wetenschappers zijn dan ook zeer onaardig tegen elkaar. Als de een iets nieuws publiceert, gaan de anderen alle data controleren en de experimenten over doen om dat nieuwe idee onderuit te halen. Ze tonen geen enkel respect en nagelen wie onzin vertelt aan de schandpaal. Wat – na gezonde tegenzin – overblijft is nieuwe kennis: vooruitgang. Op basis van het idee ‘wapens verwonden, maar woorden niet’ is de westerse wereld ontwikkeld geraakt en geen ‘derde wereld’ gebleven.
Dat begrijpen de Wilde Ganzen niet. Maar wie dat idee vasthoudt, kan veel leren. Iedereen die respect voor de opvattingen van zijn groep eist en zegt dat woorden zijn groep kwetsen, pijn doen, tast daarentegen het fundament van het westen aan. Bewust of onbewust. Mensen die denken: ‘ik zal aardig zijn en niet kwetsen’, werken mee aan die ondergang.
Laten we behalve de woorden van Pim Fortuyn daarom ook de waarschuwing uit 1984 van George Orwell nooit vergeten: ‘Begrijp je dan niet, Winston, dat de hele bedoeling van Nieuwspraak is de denkruimte in te perken? Uiteindelijk zullen we gedachtenmisdrijven letterlijk onmogelijk maken, omdat er geen woorden meer zullen bestaan om die uit te drukken.’
Paul Frentrop was achtereenvolgens journalist, bankier, ondernemer, pensioenbeheerder, hoogleraar en lid van de Eerste Kamer.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!