Hamas heeft ons vrome masker afgerukt: dat de Holocaust juist in Nederland zo dodelijk was, hoeft in 2024 niemand meer te verbazen

Bouwman
Pro-Palestijnse demonstratie in Amsterdam, 17 februari 2024. Beeld: Michael Vis/X.

Als het gaat om de verschrikkingen van de Holocaust is het moeilijk om niet elke keer weer verbijsterd te raken, schreef historicus Hans Blom in 1987 in De Gids. Voor Nederlanders geldt dat wel heel in het bijzonder. Want, schreef Blom, kijk eens naar de statistische gegevens over het aantal omgekomen Joden uit de tijdens de Tweede Wereldoorlog door nazi-Duitsland bezette landen:

Speciaal het Nederlandse cijfer valt dan op: ongeveer 75 procent, een alleen met Oost-Europese landen vergelijkbaar aandeel. Voor de andere West-Europese landen waren deze percentages: Noorwegen en België circa 40 procent, Frankrijk bijna 25 procent, terwijl zoals bekend de Joden uit het bezette Denemarken vrijwel allen wisten te ontkomen.’

De intrigerende vraag waarom de overlevingskansen van Joden juist in ons land zo gering waren, heeft sinds 1945 een stroom van publicaties opgeleverd. Dikwijls werd de ongunstige geografische ligging van Nederland als verzachtende omstandigheid aangevoerd: ons dichtbevolkte land had geen grote stukken woeste natuur waarin men zich kon schuilhouden en bezat – omdat we niet grensden aan neutrale landen – geen vluchtroute naar vrije gebieden.

Mentale gevolgen van de verzuiling

Ook is vaak gewezen op de Nederlandse gehoorzaamheidsmoraal en op de mentale gevolgen van de verzuiling. In deze traditie, schreef Blom, werd het naast elkaar bestaan van gescheiden bevolkingsgroepen als gewoon en zelfs wenselijk beschouwd. ‘Zou in deze context het scheppen van of nader vormgeven aan een aparte Joodse bevolkingsgroep, voor welke eigen regels golden, op het eerste gezicht niet een zekere aanvaardbaarheid gehad kunnen hebben?’

Een belangrijke reden voor het hoge percentage vermoorde Joden in Nederland lag volgens veel historici ook in het feit dat, meer dan in bijvoorbeeld België of Frankrijk, de SS in Nederland zelf de praktische zeggenschap kreeg over de Jodenvervolging. De Duitsers installeerden hier immers geen militair bezettingsregime, zoals bij de Belgen en de Fransen, maar een burgerlijk bestuur, dat een grotere greep op de samenleving kreeg dan elders in West-Europa.

In zijn opzienbarende boek ‘Wij weten niets van hun lot’. Gewone Nederlanders en de Holocaust kwam de Leidse historicus Bart van der Boom in 2012 met een nieuwe these. Op basis van een minutieus onderzoek in 164 dagboeken uit de jaren 1940-1945, waarvan 53 van Joden, presenteerde hij een nauwkeurige reconstructie van wat gewone Nederlanders tijdens de bezettingstijd hoorden, dachten en wisten – althans meenden te weten – over de Holocaust.

Conclusie: ondanks berichten, bijvoorbeeld in de illegale pers en in de uitzendingen van Radio Oranje, dat de Nederlandse Joden werden ‘uitgeroeid’ en ondanks geruchten over gaskamers, verwachtten de meeste Nederlanders – Joden én niet-Joden – dat die uitroeiing vooral zou bestaan uit zware (dwang)arbeid, mishandeling en ontberingen.

Een nuanceverschil? Nee, schreef Van der Boom, want deze onjuiste verwachting had grote gevolgen: ze leidde tot een fundamenteel verkeerde inschatting van de risico’s van deportatie en onderduiken.

‘Geen uitgesproken traditie’

‘Veel Joden,’ aldus Van der Boom, ‘dachten dat ze in Polen minder gevaar liepen dan in de onderduik. Gesnapte onderduikers gingen naar Mauthausen, zo wist iedereen, en daar was je binnen drie weken dood. Maar uitroeiing door arbeid zou enige tijd vergen, terwijl men dacht dat de oorlog heel snel zou zijn afgelopen. Dus het was voorstelbaar dat gaan minder gevaarlijk was dan duiken. In werkelijkheid bood onderduik zestig keer zo veel overlevingskans als deportatie.’

Behalve veel Joden zouden ook veel niet-Joodse Nederlanders anders hebben gehandeld als ze meer hadden geweten, veronderstelde Van der Boom. ‘Als Joden zelf al vaak dachten dat onderduik niet in hun belang was, dan zal een deel van de omstanders dit ook hebben gedacht.’

Ondanks allerlei meningsverschillen bestond onder prominente geschiedkundigen over één kwestie altijd veel consensus: dat Nederland in West-Europa aan de spits staat wat het percentage omgekomen Joden aangaat, kan zeer beslist níet hebben gelegen aan de Jodenhaat in onze contreien. We waren juist een land, zo schreef de gezaghebbende historicus Hermann von der Dunk in Voorbij de verboden drempel. De Shoah in ons geschiedbeeld (1990), waar het antisemitisme ‘geen uitsproken traditie’ kende.

Die frase is eindeloos herhaald, maar begint de laatste tijd aan geloofwaardigheid in te boeten. Want als Jodenhaat in Nederland nooit diepe wortels heeft gehad, hoe is dan de antisemitische putlucht te verklaren die we sinds de pogrom van Hamas op 7 oktober 2023 overal ruiken? Niet in de laatste plaats in Amsterdam, nota bene de stad waar koning Willem-Alexander op zondag 10 maart het Nationaal Holocaustmuseum opent.

Natuurlijk, veel Jodenhaat in Nederland is geïmporteerd, met dank aan ons genereuze opengrenzenbeleid. Maar dat het aantal antisemitische incidenten in ons land de afgelopen maanden met 818 procent is toegenomen en dat onze media, om Volkskrant-columnist Elma Drayer te citeren, ‘alles wat Israël doet en laat continu hekelen, terwijl ze alles wat Hamas doet en laat continu vergoelijken’, dat is niet alléén aflevering zoveel van het multiculturele drama.

Rottigheid die eindelijk de endeldarm mag verlaten

Want of het nu de kolommen zijn van het chique NRC Handelsblad of de tafel van de volkse talkshow Vandaag Inside, overal laten ook autochtone ‘witte’ Nederlanders hun Jodenhaat de vrije loop. De soepelheid waarmee dat gebeurt, doet niet bepaald vermoeden dat het gaat om nieuwverworven inzichten. Eerder krijg je de indruk dat er rottigheid wordt gespuid die lang geblokkeerd heeft gezeten en die nu – met dank aan Hamas – eindelijk de endeldarm mag verlaten.

Als historici wordt gevraagd wat nu eigenlijk het nut is van hun vakgebied, zeggen ze vaak dat je het heden niet kunt begrijpen zonder het verleden te kennen. Maar soms is het ook andersom. Wie in het Nederland van nu om zich heen kijkt, heeft weinig verbeeldingskracht nodig om het land te zien waar Joden tachtig jaar geleden hun leven niet zeker waren.  

Roelof Bouwman is columnist en adjunct-hoofdredacteur van Wynia’s Week. Hij schrijft over politiek, geschiedenis en media.

Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Doneren kan op verschillende manierenHartelijk dank!