Goed dat er populisten zijn
Door Rik Torfs*
In onze media domineren nog altijd vastgeroeste vooroordelen van enkele decennia geleden. Wie ze in twijfel trekt, heet geen schaamte te kennen en is mogelijk een ploert van het zuiverste water. Neem nu het begrip ‘populisme’.
Een fatsoenlijk mens spuwt er haast fysiek op vanaf het moment dat het woord wordt uitgesproken. Waarom? Is het louter een emotionele pavlovreactie of zijn er onderbouwde inhoudelijke redenen om per definitie van het populisme te walgen?
In zijn in oktober verschenen boek Le noeud démocratique beschrijft de Franse filosoof en historicus Marcel Gauchet het populisme als een van de manieren om de representatieve liberale democratie te benaderen. De populist heeft doorgaans meer vertrouwen in leiders die hij zelf kan verkiezen, in een concrete verpersoonlijking van de macht, dan in een diffuus middenveld. Het populisme is een vorm van politiek individualisme dat tussenstructuren wantrouwt. Hebben populisten daarin gelijk? Niet per se. Maar hun insteek is een legitieme manier om naar de liberale democratie te kijken.
Baarlijke duivel
Ook over het begrip volkssoevereiniteit zijn uiteenlopende meningen mogelijk. De Franse politicus en schrijver Benjamin Constant (1767-1830) wees er in zijn tijd al op dat die soevereiniteit verschillende betekenissen kan hebben. Er is het volk ‘en bloc’ en het volk in detail. In een samenleving gekenmerkt door veelvormige en verdeelde verlangens, is de algemene volkswil onvindbaar. Toch blijft het volgens Gauchet legitiem, zoals ‘populisten’ veelal wensen, te zoeken naar een gemeenschappelijk punt dat een bindmiddel tussen verschillende groepen kan zijn. Daar is niets mis mee. Een globalistische insteek is vanuit een democratisch oogpunt niet de enig mogelijke.
Anders uitgedrukt: Gauchet situeert het populisme binnen de liberale democratie, als een onderdeel ervan, niet als de baarlijke duivel die te vuur en te zwaard moet worden bestreden. Op die manier pleit hij voor een ruim, intellectueel vrijmoedig, en niet voor een eng, door dwingende ethische regels sterk begrensd politiek debat. De democratie is een huis met vele kamers. Het is groter dan haar kleinburgerlijke verdedigers plegen te denken.
Daar schuilt het verschil tussen Gauchet en vele van onze experts. Een politieke discussie die perfect binnen de contouren van de liberale democratie plaats kan vinden, zien zij er helemaal buiten, beschrijven ze als een strijd tussen de democratie en haar autoritaire tegenstanders. Die verenging leidt tot verblinding die verder reikt dan de pure verwerping van andere standpunten. Ze worden bovendien als onwaarschijnlijk beschouwd – hoe kán het dat Donald Trump president werd – en als een onbegrijpelijke ontsporing van de hand gewezen.
Terwijl een democratische keuze voor zeer concrete leiders, wars van al te veel tussenstructuren, in de Verenigde Staten met hun verkozen presidenten altijd heeft bestaan. Ook in Europa is het verschijnsel niet afwezig. Denk maar aan de Franse grondwet van 1958 met zijn rechtstreekse presidentsverkiezingen. Charles de Gaulle, vandaag terecht geprezen als bestrijder van het nazisme, was tegelijk iemand met een sterk persoonlijk, ietwat populistisch profiel. Dat geldt evenzeer voor sommige van zijn opvolgers zoals François Mitterrand. Ook Emmanuel Macron heeft iets zonnekoning-achtigs, maar zijn slinkse sluwheid haalt het te vaak van het persoonlijk charisma dat hij op zijn betere momenten eveneens uitstraalt.
Geen bedreiging
De tijd is aangebroken om het democratisch debat weer in zijn volle breedte te omarmen. Staat Italië op de rand van de afgrond met Giorgia Meloni als premier? Niets wijst erop. Biedt de Spaanse eerste minister Pedro Sánchez meer garanties voor de democratie omdat hij socialist is? Ik zou niet weten waarom. Ondertussen gaat het in Frankrijk en Duitsland politiek alvast minder goed dan in Italië. Natuurlijk is het perfect legitiem om het met het beleid van Meloni volstrekt oneens te zijn. Maar een bedreiging voor de democratie is ze niet. Integendeel, dat een cultureel machtige elite haar niet leuk vindt en ze toch premier werd, is er juist een gevolg van.
Kerkjurist Rif Torfs is emeritus hoogleraar en oud-rector van de Katholieke Universiteit Leuven. Dit artikel verscheen op 30 november op Doorbraak.be
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Hartelijk dank!