Gepensioneerden moeten alsnog worden gecompenseerd voor de prijsinflatie van de afgelopen 17 jaar

Verbon
Financieel activist Pieter Lakeman wil een massaclaim tegen de Nederlandse staat starten uit onvrede over het pensioenbeleid van de afgelopen jaren. Foto: Robin van Lonkhuijsen, ANP Foto.

De nieuwe pensioenwet (Wet toekomst pensioenen, Wtp) is onlangs door ons parlement goedgekeurd. Toch lijkt daarmee de discussie over de wet nog niet ten einde. Twee punten springen eruit.

Ten eerste de vraag of bestaande deelnemers gedwongen naar het nieuwe pensioenstelsel moeten overgaan, zoals de Wtp voorschrijft. Het tweede discussiepunt gaat over de indexering van pensioenen. De meeste fondsen hebben tussen 2007 en 2020 de pensioenen niet aan de prijsstijgingen aangepast. Volgens sommigen was dat in strijd met Europese regels. De twee discussiepunten hangen overigens samen. We behandelen ze hieronder successievelijk.

Ingroeien of invaren

In januari 2024 kwam Tweede Kamerlid Agnes Joseph (NSC) met het voorstel om gepensioneerden zelf te laten beslissen of zij onder de Wtp willen vallen. Het alternatief zou zijn dat ze in ieder geval de opgebouwde rechten onder het oude stelsel zouden houden. In de Wtp worden gepensioneerden gedwongen het oude stelsel te verlaten. Zij moeten direct toetreden tot het nieuwe stelsel, het zogeheten ‘invaren’. Dat klinkt inderdaad enigszins onrechtmatig. De Wtp biedt namelijk geen enkele garantie dat de gepensioneerden beter af zijn onder het nieuwe stelsel. Het is dus mogelijk dat zij een lager pensioen gaan krijgen.

Agnes Joseph stelt nu voor om de rechten die mensen al hebben opgebouwd te laten staan. De gepensioneerden zouden dan helemaal onder het oude stelsel blijven vallen. Voor hen verandert er niets. Mensen die net nieuw zijn bij een collectief pensioenstelsel gaan meedoen met het nieuwe stelsel. De pensioengarantie die werkenden onder het oude stelsel hebben opgebouwd blijft staan. De premies die zij betalen vanaf het moment van invoering zullen echter volgens het nieuwe stelsel worden behandeld. Dit is het zogenoemde ‘ingroeien’.

Pensioenfondsen zullen er niet blij mee zijn als zij twee pensioenstelsels naast elkaar in de lucht moeten houden. In ieder geval was de demissionaire pensioenminister Carola Schouten (ChristenUnie) nogal fel tégen het voorstel van Joseph. Een van haar argumenten was dat het invaren ‘de meeste voordelen’ opleverde. 

Het lijkt mij niet dat Schouten deze bewering waar kan maken. Er heerst namelijk veel onzekerheid over de methode en de resultaten van invaren. Zo concludeerde een rapport van Hans van Meerten en Charlotte Jukema van de Universiteit Utrecht dat op ‘Europeesrechtelijk, politiek en maatschappelijk vlak’ invaren tot spanningen kan leiden. Gelukkig voor de minister bestond er in de Tweede Kamer weinig steun voor het alternatief van Joseph. Ze heeft een motie daarover daarom aangehouden. Het ziet er dus naar uit dat het verplichte invaren gewoon doorgaat.

Bij invaren moet het pensioenfonds er in feite van uitgaan dat gepensioneerden altijd al onder het nieuwe pensioenstelsel vielen. Dat betekent dat voor iedere gepensioneerde bepaald moet worden welk deel van het totale pensioenvermogen aan hem of haar toebehoort. Het pensioeninkomen van deelnemers is onder de Wtp immers afhankelijk van de door hen betaalde premies en de ermee door de pensioenfondsen behaalde rendementen.

De Wtp biedt geen pensioengarantie

Dat is dé grote breuk met het oude pensioenstelsel waar deelnemers de belofte op een gegarandeerd pensioeninkomen kregen. In veel pensioenregelingen kwam dat pensioen ruwweg neer op 80 procent van het gemiddeld verdiende inkomen. Bij zo’n gegarandeerd pensioeninkomen is het niet zo relevant hoeveel premies een deelnemer heeft betaald en welk rendement daarover is gemaakt. Vandaar dat het nog een behoorlijke klus kan worden voor de pensioenfondsen om voor iedere werkende of gepensioneerde deelnemer zijn of haar individuele pensioenvermogen te bepalen. Dat is immers wat er met het invaren moet gebeuren.   

In het oude – overigens voorlopig nog lopende – stelsel konden de fondsen de pensioengarantie alleen maar waarmaken als ze voldoende geld in kas hadden om de pensioenen tot in lengte van dagen te kunnen financieren. Maar over wat voldoende was, waren de meningen sterk verdeeld. Het instituut echter dat hierin de beslissende stem had was De Nederlandsche Bank (DNB).

DNB eiste extreme voorzichtigheid bij het reserveren van voldoende geld. Met name moesten de pensioenfondsen de waarde van de toekomstige pensioenuitkeringen met een zeer lage rente berekenen. Dat blies de waarde van de pensioenverplichtingen op. De pensioenfondsen moesten die waarde wel in kas hebben. Dat leidde ertoe dat het totale vermogen van de pensioenfondsen steeg van bijna 700 miljard euro in 2007 naar 1.800 miljard euro in 2021.

Hoewel de fondsen dus in het geld zwommen, was het volgens DNB toch niet genoeg om pensioenen aan de prijsstijgingen aan te kunnen passen. Vanaf het begin van de kredietcrisis in 2008 tot 2020 zijn de pensioenen niet aan de inflatie aangepast. Bij sommige fondsen, zoals bij de metaal, moesten de pensioenen zelfs gekort worden.

Was het uitblijven van indexering terecht?

Dat leidt direct tot het tweede discussiepunt rond de pensioenen, namelijk dat die zogenaamde indexering van de pensioenen vanaf 2008 alsnog aan de gepensioneerden moet worden gegeven. Financieel activist Pieter Lakeman wil daarom een miljardenclaim tegen de Nederlandse staat starten. De door hem opgerichte stichting Pensioenherstel beweert dat de strenge vermogenseisen in strijd zijn met het Europese recht. Dit argument lijkt vooralsnog kansloos bij de rechter. De Hoge Raad heeft namelijk zeer recent bepaald dat de EU-richtlijnen slechts minimumeisen stellen aan de pensioenregelingen. De lidstaten kunnen zelf (strengere) eisen stellen aan de gewenste omvang van de pensioenvermogens. Zo streng dus dat aanpassing van de pensioenen aan de inflatie niet langer mogelijk is.

Toch valt er wel iets voor de claim van Lakeman te zeggen. De Wtp gaat er immers van uit dat ook de huidige gepensioneerden met terugwerkende kracht onder het nieuwe stelsel vallen. Daarom moeten de premies en rendementen over hun werkzame en gepensioneerde leven berekend worden. In het nieuwe pensioenstelsel hoeven de vermogenseisen echter niet zo streng te zijn als onder het oude stelsel. Er is immers geen pensioengarantie meer.

De overheid eet van twee walletjes

Dat betekent, zoals de verdedigers van de Wtp niet ophouden te beweren, dat de pensioenen veel eerder aan de inflatie kunnen worden aangepast dan onder het oude stelsel.

Dat heeft dan weer als consequentie dat als de afgelopen jaren het nieuwe stelsel al gegolden had, de pensioenen wel geïndexeerd zouden zijn. Daar kunnen we de overheid aan houden. Zij doet immers alsof de gepensioneerden tijdens hun werkende leven al onder het nieuwe stelsel vielen. Dat is het invaren dat Joseph ter discussie wilde stellen. De overheid kan echter met haar wetten niet van twee walletjes eten. Wel doen alsof in het verleden het nieuwe stelsel al gold en daar het toekomstige, waarschijnlijk soberder pensioen op baseren. Maar niet toegeven dat dan ook de misgelopen prijscompensaties volgens het nieuwe stelsel alsnog gegeven zouden moeten worden.

Kortom: de wetgever zou de logische consequentie van het nieuwe pensioenstelsel moeten trekken en de gepensioneerden alsnog moeten compenseren.

Harrie Verbon was hoogleraar openbare financiën aan de Universiteit van Tilburg. Zijn artikelen verschijnen regelmatig in Wynia’s Week.

De donateurs vormen het fundament van Wynia’s Week. U maakt het als donateur mogelijk dat ons online magazine 104 keer per jaar verschijnt. Doneren kan op verschillende manieren, kijk HIER. Alvast hartelijk dank!