Geen Frans en Duits meer aan de universiteiten. Onze buren interesseren ons niet.
Door Hans Aniba*
Nederland is een kleine rivierendelta, ingeklemd tussen twee enorme cultuurgebieden: de Franstalige wereld (bijna 70 miljoen Franse staatsburgers plus nog eens zo’n 250 miljoen Franstaligen wereldwijd) en de Duitse invloedssfeer (respectievelijk ruim 80 miljoen mensen binnen de Bondsrepubliek en 40 miljoen elders).
Voor een maritieme handelsnatie als de onze was en is het van belang inzicht te hebben in het denken, voelen en doen van onze bondgenoten en concurrenten, en zéker van onze directe buren. Niet voor niets hadden Nederlandse universiteiten, Leiden voorop, eeuwenlang een reputatie hoog te houden waar het ging om het leren en bestuderen van wat toen nog ‘vreemde talen en culturen’ werd genoemd. Oud-Keltisch, Sanskriet en Swahili trokken nooit veel studenten, maar voor het Frans en het Duits bestond vanouds een gezonde belangstelling.
Kappen met die handel
Het is waar: sinds het begin van deze eeuw neemt die belangstelling af. Maar in plaats van daar iets aan te doen, besloot men in Den Haag – én binnen de bestuurlijke top van de universiteiten – dat we best wel zonder deze academische expertise kunnen. ‘Kappen met die handel, schluss, fini!’
‘Bovendien komt er dan geld vrij, zodat we niet hoeven te snijden in al die andere leuke, hippe, o zo relevante en wetenschappelijke dingen die we hier doen, en die natuurlijk begeleid, geregeld en gefaciliteerd moeten worden door horden managers en consultants in fraaie kantoren met state of the art-apparatuur en dito software.’
Ik ben meteen bereid aan te nemen dat er, na letterlijk decennia van ononderbroken investering, op onderwijs kan worden bezuinigd. Zeker als je de voortdurende daling van de onderwijsresultaten in Nederland in aanmerking neemt! Destijds had de vraag moeten zijn: ‘Waar gaat al dat geld en “extra geld” en “extra extra geld” (D66) precies naartoe? Wat doen scholen en universiteiten ermee?’ Vragen die te weinig werden gesteld, maar waarop het antwoord zelden of nooit zou hebben geluid: ‘Naar inkomensverbetering van de medewerkers aan het eind van de “productieketen”, naar de mensen die het echte werk doen, oftewel de onderzoekers en docenten.’
En dat in een tijd waarin middelbare scholen staan te springen om docenten Duits en Frans! Het Duitsland Instituut verwacht dat het lerarentekort in hun vakgebied toeneemt tot 15 procent in 2025. En in het Onderwijsblad van vakbond AOb viel in september vorig jaar te lezen: ‘De talenstudies trekken steeds minder studenten. Dat geldt niet alleen voor Frans en Duits, maar ook voor het kernvak Nederlands. Als niemand meer een taal studeert, droogt de aanwas van nieuwe leraren op. Het is echt crisis nu. (…) Volgens de laatste trendrapportage Arbeidsmarkt Leraren van het ministerie van Onderwijs zal het lerarentekort voor Frans in 2032 verdubbeld zijn; voor Duits groeit het tekort met 50 procent.’
Negatieve economische gevolgen
Anderhalf jaar eerder meldde de Volkskrant: ‘Dat er steeds minder middelbare scholieren zijn met Duits op hun eindlijst is ook te zien in het vervolgonderwijs. Het aantal bachelorstudenten Duitse taal en cultuur daalt al jaren, blijkt uit cijfers van de vereniging Universiteiten van Nederland (UNL). (…) De cijfers van de universiteiten laten sinds 2017 een daling zien, terwijl er in het voortgezet onderwijs grote behoefte is aan docenten Duits’.
De coronacrisis lijkt het proces aanzienlijk te hebben versneld, maar reeds in 2019 bungelden de havo-eindexamens Duits en Frans onderaan met de slechtste cijfers. Reden voor het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om het niveau van toetsing tijdelijk te verlagen. En nog een jaar eerder maakte dagblad Trouw melding van de negatieve economische gevolgen van de toen reeds afnemende belangstelling voor en beheersing van het Frans en het Duits.
Mond vol tanden
En zo doemt het volgende schrikbeeld op: een land waar over een paar decennia iedereen zich uitdrukt in kreupel Engels en/of nauwelijks minder kreupel Nederlands. En tegelijk een land met oogkleppen op en een mond vol tanden waar het zijn directe omgeving betreft. Ja, wat er uit Hollywood, Disneyland en Washington DC op ons afkomt, dát volgen we op de voet, dát wordt gulzig opgeslurpt. Maar vraag ons alsjeblieft niets over Parijs of Berlijn, en liever ook maar niets over Brussel of Keulen … Sorry, niemand thuis, het licht is uit. Leider sehr schade. Dommage, tant pis.
Hans Aniba is historicus en ondernemer; oud-secretaris van de Vereniging Taleninstituten Nederland; taaltrainer NT1 en NT2 sinds 1983.
Wynia’s Week verschijnt altijd, drie keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!