Frans misdaadbeleid veel strenger dan het Nederlandse
Sinds 1 maart 1994 beschikt Frankrijk over een nieuw Wetboek van Strafrecht. De oude Code Pénal, die ten tijde van Napoleon met veel wijzigingen nog steeds gangbaar was, werd compleet vervangen. Dat betekende ook een einde aan het systeem van minimumstraffen, dat sedert 1810 een wezenlijk kenmerk vormde van het Franse sanctiestelsel. Tot dan toe hadden verdachten, bij bewijsverklaring van het delict, de zekerheid dat ze bestraft zouden worden.
In plaats van minimumstraffen introduceerde de Franse wetgever een systeem dat in veel opzichten vergelijkbaar is met dat van Nederland. In de nieuwe Code Pénal zijn bij tal van strafbare feiten de maximumstraffen aanzienlijk verhoogd, ook zijn de toepassingscriteria voor strafverhoging bij recidive verruimd en zijn nieuwe delictsomschrijvingen of delictkwalificaties ingevoerd die primair op afschrikking zijn gericht. Artikel 131-1 vormt echter nog een uitzondering op het einde van het systeem van minimumstraffen, want de lengte van peines criminelles (straffen op zware criminaliteit) is nog altijd tenminste tien jaar. De mogelijkheid blijft bestaan op een vrijheidsstraf, een geldboete of een combinatie van beide.
Hoge straffen op drugs en snelheidsovertredingen
Frankrijk voert een zeer repressief beleid met betrekking tot het bezit en het gebruik van drugs. Daarbij wordt formeel geen onderscheid gemaakt tussen soft- en harddrugs, ook niet tussen het gebruik in het openbaar of in de privésfeer. Elk drugsgebruik is volgens de Franse wet een misdrijf.
De Franse drugswetten gelden als de strengste van heel Europa. De Franse justitie en politie kent weinig mededogen met personen die zich schuldig maken aan drugsdelicten. Het voert een zeer hard en repressief beleid met hoge straffen voor drugsgebruik en -handel. Wie in Frankrijk in het openbaar een joint opsteekt riskeert een jaar in de gevangenis of een boete van 3.750 euro. Een handelaar komt al gauw in aanmerking voor een straf van maximaal tien jaar en een boete tot maximaal 7,5 miljoen euro.
Mei 1968
De gebeurtenissen van mei 1968 hebben volgens de socioloog Alain Ehrenberg een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de strenge drugswetgeving in 1970. De jongeren die in 1968 in opstand kwamen tegen het heersende gezag werden beschouwd als non-conformistisch, waartegen hard moest worden opgetreden. Kleine gebruikers van cannabis kwamen er in de regel vanaf met een waarschuwing, maar bij de gebruikers van heroïne of cocaïne was het Openbaar Ministerie aanmerkelijk strenger. In alle gevallen wordt een proces-verbaal opgemaakt.
De nadruk op repressie bij de misdaadbestrijding komt ook op andere terreinen tot uiting. In Frankrijk zijn de pakkans en de boetes op snelheidsovertredingen hoog, zoals ook veel Nederlandse vakantiegangers hebben kunnen vaststellen. Bekeuringen worden naar Nederland doorgestuurd. Sinds 2018 mogen particuliere bedrijven de overheid helpen bij het constateren van snelheids-overtredingen. Daarbij worden ook snelle en onopvallende ‘radar-auto’s’ ingezet.
De Fransen kennen bij verkeersovertredingen een puntensysteem. Bij elke verkeersovertreding worden één of meerdere punten afgetrokken van het maximum aantal van 12 punten. Herstel is mogelijk als iemand binnen een bepaalde periode geen verkeersovertreding heeft begaan. Bij zware verkeers-overtredingen kunnen meteen gerechtelijke maatregelen volgen, zoals schorsing van het rijbewijs. Wordt binnen een bepaalde periode de stand van nul bereikt, dan kan het rijbewijs worden ingenomen en zelfs beslag worden gelegd op de auto.
Veel kritiek op Nederland
Sinds halverwege de jaren negentig kreeg het Nederlandse drugsbeleid van Franse zijde ook veel kritiek. De Franse president Jacques Chirac noemde Nederland in zijn gesprekken met onze toenmalige premiers Lubbers en Kok ‘Narcostaat nummer één in Europa’. Die kritiek hield in dat de grensover-schrijdende drugshandel en drugsproductie, met name van nederwiet en xtc, het gevolg was van ons liberale beleid.
Noord-Frankrijk werd in die tijd bevoorraad door agressieve Franse drugsrunners, die hun soft- en harddrugs inkochten in Rotterdam of in Nederlandse grensplaatsen. Frankrijk vroeg Nederland de coffeeshops te sluiten. Dat leidde tot afwijzende reacties van Nederlandse zijde, met veel uitleg over het hoe en waarom. Om de gemoederen wat te bedaren, werd halverwege de jaren negentig de Rotterdamse korpschef Rob Hessing naar Frankrijk gestuurd als ambassaderaad voor politie en veiligheid. Nederland is wel actiever met Frankrijk gaan samenwerken in de bestrijding van de drugshandel.
Minimale steun voor decriminalisering druggebruik
Ondanks deze repressieve aanpak is het percentage Franse jongeren dat cannabis gebruikt aanmerkelijk hoger dan in Nederland, namelijk 12,7 procent. In Nederland is dat 5,34 procent. De Franse jongeren, vaak van Noord-Afrikaanse of Caraïbische afkomst, gelden als fanatieke blowers.
De kosten van de repressieve aanpak zijn ook zeer hoog. De totale sociale kosten, waaronder de sterfgevallen als gevolg van het gebruik van cannabis en coke, de repressie en preventie en ziekenhuiszorg worden geschat op jaarlijks 919 miljoen euro, inclusief de 500 miljoen door politieactiviteiten bij de bestrijding van de drugscriminaliteit. De Franse Federatie voor Verslaving heeft zich in haar Witboek van 2011 uitgesproken voor decriminalisering van het drugsgebruik in de privéomgeving. De steun hiervoor vanuit de samenleving is echter minimaal. In Frankrijk is liberalisering van softdrugs nog steeds een zeer groot taboe.
Drugsoorlog in de Franse voorsteden
Het drugsgebruik en de drugshandel vindt vooral plaats onder Franse Noord-Afrikaanse, West-Afrikaanse en Caraïbische jongeren, tweede- of derdegeneratiejongeren die woonachtig zijn in de grote voorsteden, de banlieues. In Parijs, Lille, Roubaix, Lyon en Marseille is het drugsgebruik onder deze jongeren wijd verbreid. De drugshandel, vooral in cannabis en cocaïne, is ook niet nieuw.
In Marseille, de quartiers nords in het bijzonder, zijn er ruim 150 bij de politie bekende verkooppunten van drugs, die samen voor 10 tot 15 miljoen euro per maand omzetten. Al deze verkooppunten worden bemand door dealers en jongens die op de uitkijk staan, veelal langs de betonnen blokkades of het schroot van uitgebrande auto’s. Hun taak is heel hard ‘Arah!, Arah!, Arah!’ te roepen als zij agenten in burger in de buurt signaleren. De pakkans van de dealers wordt hiermee gereduceerd, maar de machtige cannabisbaronnen, veelal van Marokkaanse afkomst, blijven in de regel buiten schot.
Er vindt ook veel geweld plaats. De beschietingen over en weer zijn meestal het gevolg van territoriumconflicten tussen elkaar bestrijdende drugsbendes. Met enige regelmaat worden lichamen doorboord met kogels gevonden in de achterbak van een verkoolde auto, doelwit van een afrekening of wraakmoord. Een ‘barbecue’ noemen ze dat daar.
Gevangenisstraf in Frankrijk
Nederland had halverwege de jaren zeventig nog een van de laagste detentiecijfers van West-Europa, maar daar is verandering in gekomen met name door de vele drugsdelicten in de jaren tachtig en negentig. Het aantal gedetineerden in ons land is sindsdien weer teruggelopen van 78 per 100.000 personen in 2007 tot 54 per 100.000 personen in 2018; dit aantal is vergelijkbaar met dat van de Scandinavische landen. In Frankrijk was het aantal gevangenen in 2013 120 per 100.000 personen. In 2018 is dat cijfer gedaald tot 105, nog altijd twee keer hoog als in Nederland (WODC-rapport, Cahier 2021-22. Criminaliteit en rechtshandhaving 2020. Ontwikkelingen en samenhangen, p.117).
Tot de misdaadbestrijding behoort ook de wijze waarop de gevangenisstraffen worden uitgevoerd, de bejegening door gevangenenbewaarders en de inrichting van de gevangenissen. Het Franse gevangenissysteem staat bekend als zeer streng en rigide. Nederlanders, onder wie Heinekenontvoerders Cor van Hout en Willem Holleeder, kunnen daar uit eigen ervaring over meepraten. Beide Hollandse criminelen zijn in 1984 in Frankrijk aangehouden, waar ze in afwachting op hun uitlevering moesten verblijven in de 150 jaar oude gevangenis La Santé Prison in Parijs (2.500 gedetineerden; formele capaciteit 920) en later in Fleury-Mérogis (3.800 gevangenen), even buiten Parijs.
Cor van Hout en Willem Holleeder in de Franse bajes
In het honderd jaar bestaande uitleveringsverdrag tussen Nederland en Frankrijk waren de vergrijpen ‘vrijheidsberoving’ en ‘afpersing’ niet opgenomen, zodat de twee ontvoerders alleen konden worden uitgeleverd voor het delict ‘schriftelijke bedreiging’, een goede reden om de beslissing in Frankrijk af te wachten. De periode in de Franse gevangenis viel hierdoor wel langer uit dan men graag had gewild. Als reactie trok Nederland het uitleveringsverdrag in. Uiteindelijk zouden Van Hout en Holleeder het resterende deel van hun straf vanwege vrijheidsberoving en afpersing in Nederland uitzitten.
Cor van Hout zegt de periode als gedetineerde in de Franse bajes te hebben ervaren als een grote verschrikking, zeker in de periode dat hij in afzondering zat. Later zat hij met twee andere gevangenen in een driemanscel, met nauwelijks enige privacy. Er was ook niet de mogelijkheid dat je één keer per maand je vrouw of vriendin in een speciaal kamertje mocht ontvangen. Het eten was ronduit slecht en de douches te vies om aan te raken. En je moest in La Santé vreselijk uitkijken voor de ‘oosterse figuren’. Die waren onberekenbaar. Dan had je ook nog de taalbarrière, die ervoor zorgde dat je jezelf maar moeilijk kunt uiten als iets je niet bevalt.
Veel zelfmoorden
De bezoekuren vinden plaats achter plexiglas, en nooit langer dan drie kwartier. ‘C’est la règle! Monsieur Van Oet’, kreeg Van Hout keer op keer te horen. Een keer in de drie maanden was een open bezoek mogelijk. Van Hout zag er na verloop van tijd ook gelig uit, dit als gevolg van te weinig daglicht. Zijn conditie hield hij op peil door loopoefeningen. De sfeer in La Santé Prison (‘De gezonde gevangenis!’) was zo deprimerend, dat er veel zelfmoorden plaatsvonden. Daarover wordt nauwelijks gecommuniceerd. Het waren, aldus Cor van Hout, meestal eenzame figuren, die geen bezoek of post ontvingen.
De Nederlandse gevangenis was een verademing, zegt Van Hout in zijn persoonlijke relaas opgetekend door misdaadverslaggever Peter R. de Vries. De cellen in Nederland zijn schoon en verwarmd. Er is radio en televisie in de cel en er kan iedere dag gedoucht worden. De bewakers spreken Nederlands en zijn niet, zoals in Frankrijk, humeurig en kortaf. Het avondeten is goed verzorgd en ook nog lekker warm. In de Nederlandse gevangenis zijn ook goede sportfaciliteiten. Eenmaal in Nederland kwam de gedetineerde Cor van Hout binnen één week 2 kilo aan.
Opsporingsonderzoeken
Het aantal overtredingen en strafbare feiten dat opsporingsdiensten in Nederland (Politie, Buitengewone Opsporingsdiensten, e.d.) insturen naar het Openbaar Ministerie (OM) is sinds 2010 met 37 procent afgenomen, tot 313.000 in 2020.Of die afname zich ook in Frankrijk heeft voorgedaan, is mij niet bekend. Frankrijk kent sowieso weinig cijfers over misdaadbestrijding.
De Franse en Nederlandse definities van de begrippen zware en georganiseerde criminaliteit verschillen overigens van elkaar. Indien de twee begripsbeschrijvingen in beide landen bij elkaar worden gevoegd, ontstaat een min of meer gemeenschappelijke begripsdefinitie. Onderzoek naar strafbare feiten gerelateerd aan drugs nemen in beide landen een zeer groot deel van de opsporingscapaciteit in.
Frans OM ontwikkelt geen beleid
Het Openbaar Ministerie in Frankrijk is, in tegenstelling tot Nederland, nauwelijks betrokken bij de beleidsontwikkeling op het gebied van de zware en georganiseerde criminaliteit. In Frankrijk vindt beleidsontwikkeling op nationaal niveau plaats door het ministerie van Justitie. Bij de politie is de uitvoering van de opsporing in handen van de Direction Centrale de la Police Judiciaire (DCPJ). Er zijn divisies gevormd die te vergelijken zijn met de Nederlandse kernteams van de recherche. De officier van justitie heeft ook geen rol bij de beslissing over de inzet van recherchecapaciteit, zoals dat in Nederland gebeurt in het lokale driehoeksoverleg.
In Nederland heeft het OM, in casu de officier van justitie, de regie in het vooronderzoek bij strafzaken volledig in handen. In Frankrijk is de officier van justitie niet betrokken bij het verkennend onderzoek (enquête préliminaire) en de activiteiten van de Criminele Inlichtingen Dienst (CID) van de politie. Het Openbaar Ministerie beslist bij kennisname van een misdrijf, zoals door de gerechtelijke politie is vastgesteld, om een gerechtelijk vooronderzoek te starten.
Als het gaat om criminele zaken is in Frankrijk de inschakeling van de onderzoeksrechter verplicht. Hij of zij wordt aangesteld, voor onbepaalde duur, door een decreet van de president van de republiek, op voorstel van de minister van Justitie. De rechter-commissaris oftewel de onderzoeksrechter (de juge d’instruction; nog een creatie uit de tijd van Napoleon) leidt het gerechtelijk vooronderzoek, stuurt de politie aan en beslist over al dan niet rechtsvervolging. Bij complexe zaken is de inzet van meerdere onderzoeksrechters mogelijk. In Nederland sluit de rechter-commissaris het vooronderzoek af, maar hij of zij beslist niet over rechtsvervolging. Dat is de taak van het OM.
In Frankrijk komt de officier van justitie, als ‘agent van de uitvoerende macht’, pas in beeld bij het vervolgingsonderzoek (enquête de flagrance; het onderzoek naar strafbare feiten op heterdaad). De officier van justitie en de rechter-commissaris spelen in Frankrijk een duidelijk van elkaar gescheiden rol. De rechter beslist uiteindelijk over de schuld of onschuld van de verdachte. In het kader van de anti-terroristische wetgeving kent Frankrijk ook de kroonge-tuigeregeling, waarbij het Openbaar Ministerie deals kan sluiten met verdachten en/of veroordeelden. Sinds eind 1987 is dit ook mogelijk bij grote en complexe drugszaken.
Zware straffen voor hasjtransporten
Het feit dat grote opsporingsonderzoeken in strafzaken, zowel in Frankrijk als in Nederland, worden gestart zegt overigens niets over de omvang van de georganiseerde criminaliteit. De verrichte opsporingsonderzoeken geven immers eerder een indicatie van de personele capaciteit die wordt ingezet voor bepaalde prioriteiten, dan van de werkelijke omvang van bepaalde problemen. De aard van de criminaliteit geeft wel informatie over wie de daders zijn, hoe zij te werk gaan, op welke manier zij inspelen op de mogelijkheden die hun omgeving hun bieden, de wijze waarop zij zich afschermen van de risico’s en hun verdiensten.
Er zijn niet veel opsporingsonderzoeken bekend waarbij zowel Franse als Nederlandse verdachten zijn betrokken, dit vanwege de taalbarrière. Wel zijn Nederlanders tot relatief hoge celstraffen en boetes veroordeeld vanwege grootschalige hasjtransporten op Frans grondgebied. Dit is aflevering 8 van een serie waarin criminoloog Hans Werdmölder onderzoekt of de Nederlandse misdaadbestrijding wel werkt.
Wynia’s Week stelt de vragen bij het nieuws. Steunt u deze broodnodige, onafhankelijke berichtgeving? Doneren voor Wynia’s Week kan via de bankrekening van Wynia’s Week NL94 INGB 0006 3945 08 of HIER. Hartelijk dank!