Fossiele energie werd niet gesubsidieerd (maar straks wel!)
Volgens de milieubeweging en linkse politieke partijen subsidieert de Nederlandse overheid fossiele energie met een bedrag van 17,5 miljard euro per jaar. Dit bedrag is afkomstig uit een berekening die voormalig PvdA-Europarlementariër Alman Metten als zelfstandig onderzoeker vorig jaar publiceerde.
Wie de belastingheffing met betrekking tot fossiele energie breder bekijkt, komt tot de conclusie dat van subsidiëring geen sprake is. Integendeel, het belasten van fossiele energie is juist een belangrijke inkomstenbron (en dito beleidsinstrument) voor de overheid. In plaats van 17,5 miljard aan subsidies is sprake van 35 miljard aan belastingopbrengsten.
Pikant: komend jaar wordt fossiele energie voor het eerst wèl ruim gesubsidieerd. Maar dat is dan juist op voorstel van PvdA en GroenLinks…
Hoe komt het dat de beweringen van milieu- en klimaatactivisten zelden worden gefactcheckt door de vaak zelfbenoemde arbiters die wel elke oprisping uit andere kringen meteen van een weerwoord voorzien? Een voorbeeld hiervan zijn de bedragen aan vermeende subsidies op fossiele energie die steeds opnieuw en vanuit diverse hoeken naar voren worden gebracht. Zoals bijvoorbeeld door Milieudefensie dat ook een eigen berekening presenteerde. Terwijl duidelijk is, dat de staat hoge belastingen heft op fossiele brandstoffen en deze elk jaar verder laat stijgen om het gedrag van burgers en bedrijven in de gewenste richting van beperking van het gebruik te sturen.
Hoewel de berekeningen verschillen, waardoor de genoemde subsidiebedragen uiteenlopen, gaat het qua uitkomst altijd om vele miljarden. Het hoogste bedrag van 17,5 miljard euro komt dus uit de koker van Metten, het werd begin 2021 gepubliceerd en leidt sindsdien een hardnekkig leven. En dat niet alleen dankzij organisaties als Extinction Rebellion en GroenLinks. Tijdens de door minister Jetten geëntameerde ‘Klimaatweek’ werd het bedrag regelmatig als hard feit gepresenteerd, onder andere in deze uitzending van EenVandaag.
Minister: zoveel is het niet
Aanleiding voor de berekening van Metten vormde een brief van de minister van EZK van 14 september 2020 aan de Kamer met daarin een overzicht van financiële prikkels voor fossiele brandstoffen in Nederland. Het zou daarbij gaan om een totaal bedrag van 4,5 miljard euro. Hiervoor zijn in hoofdzaak twee posten verantwoordelijk: de belastingvrijstelling voor gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer (2,4 miljard euro) en de belastingvrijstelling van gebruik van diesel en stookolie voor de scheepvaart binnen de EU (1,5 miljard euro). Een aantal andere posten werd wel genoemd, maar viel volgens de minister niet te kwantificeren zoals blijkt uit onderstaande tabel uit de brief.
Metten heeft geprobeerd om een cijfermatige invulling te geven aan de vier posten waarvoor de brief geen kwantificering geeft. Opgeteld bij de eerdergenoemde 4,5 miljard euro komt Metten zo op een totaalbedrag van 17,5 miljard euro per jaar aan subsidies voor fossiele energie.
Elders ben ik meer in detail ingegaan op de totstandkoming van deze berekeningen. Wie er kritisch naar kijkt, ziet dat er het nodige op valt aan te merken. Zo kiest Metten bij het degressieve tarief in de energiebelasting, waarbij grootverbruikers vanaf een bepaald niveau een lager tarief betalen dan kleinverbruikers, voor een harmonisatie naar het hoogste belastingniveau.
Dit impliceert een niet door Metten genoemde forse belastingstijging, waar het voor neutraliteit van de analyse voor de hand ligt de totale belastingopbrengst gelijk te houden en die opnieuw te verdelen over de verschillende belastingplichtigen.
Geen dubbele belasting
Verder zit er wel degelijk logica in de raffinagevrijstelling en de vrijstelling voor elektriciteitsopwekking. De geleverde fossiele brandstoffen zijn al belast bij de aanbieder via de mijnbouwheffingen. Het belasten van dezelfde grondstof bij zowel de leverancier als de afnemer zou betekenen dat sprake is van dubbele belastingheffing.
Ook is het verschil in belastingheffing tussen benzine en diesel geen subsidie. Zowel benzine als diesel wordt fors belast door de overheid. Voordat de huidige tijdelijke verlaging inging was de accijns op één liter benzine 83,2 cent en op één liter diesel 53,6 cent. Daar komt nog het BTW-tarief van 21 procent bij. Van de totale benzineprijs bestond circa 55 procent uit belastingen en bij diesel is dit circa 45 procent. Bij zulke hoge percentages kan men moeilijk volhouden dat het verschil tussen de twee een subsidie is.
Het voornaamste bezwaar tegen de analyse van Metten is het partiële karakter ervan. Zo focust hij uitsluitend op verschillen die er bestaan binnen de genoemde belastingregelingen, maar blijven de totale opbrengsten van deze regelingen buiten beschouwing.
De belastingheffing op fossiel levert de staat 35 miljard op
In 2022 gaat het volgens de bijlage van de Miljoenennota om verwachte opbrengsten van 7 miljard euro voor brandstofaccijnzen en respectievelijk 0,7 miljard euro en 11,6 miljard euro aan indirecte en directe energiebelastingen (deze bedragen zijn exclusief de huidige tijdelijke compensatiemaatregelen).
Verder kunnen ook de autobelastingen, zoals de BPM (1,5 miljard euro) en de motorrijtuigenbelasting (4,3 miljard euro), als belasting op fossiele energie worden gezien, gezien de vrijstellingen voor andere energiedragers binnen deze regelingen. De verwachte belastinginkomsten op fossiele energie in 2022 bedragen in totaal circa 25 miljard euro (p. 307).
Daarnaast is de winning van fossiele brandstoffen in Nederland geenszins belastingvrij. Volgens een recente brief van de minister van EZK leidt de combinatie van vennootschapsbelasting en mijnbouwheffingen er toe dat 70 procent van de winst van de productiemaatschappijen is belast. De uit deze belastingheffing resulterende zogenaamde aardgasbaten bedragen dit jaar naar verwachting circa 11,5 miljard euro en behoren tot de collectieve lastendruk.
In totaal brengen heffingen op fossiele energie dus opgeteld meer dan 35 miljard euro per jaar in het laadje voor de overheid.
De berekening die ten grondslag ligt aan de bewering dat in Nederland jaarlijks sprake is van 17,5 miljard euro aan fossiele subsidies berust dus op drijfzand. Wie vanuit een wat breder perspectief naar de cijfers kijkt, moet concluderen dat fossiele energiebronnen de belastingheffing niet ontspringen. Dergelijke belastingen vormen een belangrijke inkomstenbron voor de overheid, die de hoogte ook nog eens gebruikt om het gedrag van burgers en bedrijven te sturen.
Ironisch is dat bij de huidige koopkrachtmaatregelen om de energiekosten voor huishoudens in Nederland te beperken juist wel sprake is van een forse subsidiering van fossiele energie. Pikant daarbij is dat de aanjagers van deze compensatiemaatregelen niet in de laatste plaats partijen als GroenLinks en PvdA zijn, die zich graag vooral als anti-fossiele energie partijen profileren.
Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. Ons online magazine wordt volledig mogelijk gemaakt door de bijdragen van de donateurs. Doet u mee? Hartelijk dank!