Europese Rekenkamer: windmolens op zee schaden het milieu
Een kritisch Europees rapport geeft munitie aan de critici van windenergie op zee. Met het oog op de beoogde klimaatneutraliteit tegen 2050 zet de EU al enkele jaren zwaar in op de productie van offshore hernieuwbare energie. Paradoxaal genoeg kan deze blauwe energie zelf ook schadelijk zijn voor het milieu, zo blijkt. Bovendien is het huidige EU-beleid ook onrealistisch ambitieus.
Twee jaar geleden stelde de Europese Commissie haar Fit for 55-pakket voor. Dat bevatte een uitgebreid arsenaal aan nieuwe wetgeving om het gehele Europese klimaat- en energiekader tegen 2030 te herzien. Cruciaal daarin: het aandeel hernieuwbare energie in het totale energieverbruik van de EU tegen 2030 verhogen van 32 naar minimaal 40 procent.
‘Blauwe’ energie
In die energietransitie speelt de massale overschakeling op zogenaamde blauwe energie een kapitale rol. Het gaat dan over verschillende vormen van hernieuwbare energie op zee. In de eerste plaats windmolens, maar net zo goed getijdenenergie of drijvende installaties met zonnepanelen. Dat er de voorbije jaren al een smak Europees geld in die sector werd geïnvesteerd, is nog een eufemisme.
In de periode 2007-2022 ging het om 2,2 miljard euro uit de EU-begroting. Daarnaast trok de Europese Investeringsbank de voorbije 15 jaar ook al 14,4 miljard euro uit – via leningen en investeringen in aandelen – om de ontwikkeling van hernieuwbare offshore-energie te versnellen. Last but not least kunnen alle lidstaten sinds kort ook aanspraak maken op het zogenaamde Herstel- én Veerkrachtmechanisme, zeg maar het coronafonds. Dat werd onder meer in het leven geroepen om de groene transitie te bevorderen.
In een bijzonder lijvig rapport stelt de Europese Rekenkamer nu vast dat de ontwikkeling van die hernieuwbare offshore-energie niet enkel veel trager loopt dan bedoeld, er rijzen ook flink wat vragen bij de ecologische impact van al die ‘groene’ projecten op zee.
‘De toename van hernieuwbare offshore-energie brengt zijn eigen groene dilemma met zich mee’, concluderen de auditors van de Rekenkamer. ‘De ontwikkeling ervan kan paradoxaal genoeg ook schadelijk zijn voor het zeemilieu.’ En hoewel de officiële Europese strategie er op gericht is om hernieuwbare offshore-energie af te stemmen op de biodiversiteit, blijkt de Europese Commissie geen inschatting gemaakt te hebben van de mogelijke effecten op het milieu. In concreto gaat het dan bijvoorbeeld om de verplaatsing van vispopulaties, om de beschikbaarheid van voedsel of om migratiepatronen. Bovendien leiden nieuwe projecten vaak tot conflicten met de lokale visserij, die doorgaans onopgelost blijven.
Ook kritiek op versnipperde aanpak
De vrees bestaat dus dat een verdere uitbreiding van hernieuwbare offshore-energie in Europa schade zal toebrengen aan het zeemilieu, zowel onder als boven de zeespiegel. Ook de versnipperde aanpak botst op kritiek: EU-landen die dezelfde wateren delen, plannen zelden gemeenschappelijke projecten. Daardoor laten ze ook kansen liggen om de schaarse maritieme ruimte efficiënter te gebruiken.
De blauwe revolutie in de EU mag niet ten koste van alles gaan, vindt de Europese Rekenkamer. ‘Hernieuwbare offshore-energie mag niet leiden tot grote sociale of milieuschade.’
Een ander pijnpunt bij de verdere uitrol van groene energieprojecten op zee vormt de beperkte beschikbaarheid van cruciale grondstoffen. Zo zijn we voor de productie van nieuwe en efficiëntere windturbines bijvoorbeeld sterk afhankelijk van Chinese grondstoffen. In het licht van de huidige geopolitieke spanningen kan dat op termijn tot problemen leiden.
Anno 2023 bedraagt de totale geïnstalleerde capaciteit op zee 16 gigawatt, terwijl het streefcijfer voor 2030 op 61 gigawatt ligt en voor 2050 zelfs op 340 gigawatt. Er zal dus meer dan één tandje moeten worden bijgestoken. Daarvoor is niet enkel veel ruimte op zee nodig, volgens de Europese Rekenkamer moet er de komende jaren ook zowat 800 miljard extra in de sector worden geïnvesteerd. ‘Een bedrag dat wellicht moeilijk haalbaar is’, luidt de conclusie.
49.618 door de EU gefinancierde projecten
Opgesplitst naar de verschillende lidstaten toe, is Duitsland vandaag Europees koploper in de productie van groene energie op zee, met een totale capaciteit van 8,1 gigawatt. Nederland, Denemarken en België volgen op ruime afstand van de Duitsers. Met de vaak zeer lange nationale goedkeuringsprocedures van nieuwe installaties in het achterhoofd – in Frankrijk lopen die zelfs op tot 11 jaar – is de kans dat de EU de ambitieuze doelstellingen tegen 2030 haalt dus eerder klein.
Op de koop toe stelden de onderzoekers ook vast dat er tot vandaag geen centraal register bestaat van door de EU gefinancierde projecten voor groene offshore-energie. Dergelijke informatie zit verspreid over verschillende databanken. De auditors gingen dan maar zelf op onderzoek en identificeerden zomaar eventjes 49.618 door de EU gefinancierde projecten. Allesbehalve een gestroomlijnd beleid dus.
Filip Michiels publiceerde dit artikel op 19 september op Doorbraak.be www.doorbraak.be.
Wynia’s Week is er het hele jaar door, twee keer per week. De donateurs maken dat mogelijk. Bent u ook supporter van Wynia’s Week? Doneren kan HIER Hartelijk dank!