EU moet wel zaken blijven doen met China maar hoeft niet alles te accepteren

vERVLOED
Xi Jinping en Emmanuel Macron met echtgenotes, 7 mei. Beeld: francetvinfo.fr.

Het bezoek van Xi Jinping aan Europa (Frankrijk, Servië en Hongarije) heeft de discussie op ons continent doen oplaaien over hoe met China om te gaan. Is China een partner, een concurrent of een ‘systemic rival’?

Deze discussie vindt al langer plaats in de VS. China steekt de VS naar de kroon om welke reden de VS China vooral als een rivaal ziet. De vraag is of de EU hierin mee moet gaan of dat een eigenstandige politiek versus China kan of moet worden gevoerd.

Strategische autonomie

In tegenstelling tot de VS is de EU geen grootmacht. Het is een economische reus, maar – zoals het gezegde luidt – op lemen voeten. Op geopolitiek gebied stelt de EU niets voor. Het heeft geen eigen buitenlandse politiek en geen eigen leger. Om China, zoals in de VS, als een ‘systemic rival’ te zien is derhalve naïef illusiedenken.

Wel bezit de EU een zekere mate van ‘strategische autonomie’ in de relatie met China. De Europese Commissie heeft de communautaire bevoegdheid om handelspolitiek te voeren. Om bijvoorbeeld maatregelen te nemen die de interne markt beschermen tegen oneerlijke praktijken van derde  landen. Als landen valsspelen en zich niet houden aan afgesproken internationale handelsregels, kunnen tegenmaatregelen worden genomen, zoals anti-dumping, importtarieven en specifieke heffingen op producten om weer een level-playing-field te creëren. De EU is met andere woorden een douane-unie, die op economische gebied ‘strategische autonomie’ bezit.

De vraag is dus of de EU het zich kan veroorloven een volledig autonome Chinapolitiek te voeren. Voor onze veiligheid – en, breder geformuleerd, voor onze positie in de wereld – zijn wij afhankelijk van de VS. Zonder de wereldwijde macht van de VS zouden wij niet onbekommerd wereldwijd zaken kunnen doen. Wij zouden overgeleverd zijn aan de luimen van grootmachten die vanuit hun machtspositie ons allerlei regels en voorwaarden opdringen.

Het is derhalve niet verstandig net te doen of afhankelijkheid van de VS niet bestaat en wij een volledig eigen Chinabeleid kunnen voeren. Wij zullen als bottomline in het ‘westerse kamp’ moeten blijven.

Internationale handel

Dat wil niet zeggen dat we de Amerikaanse Chinapolitiek klakkeloos over moeten nemen. In onze relatie met China doen we er weliswaar verstandig aan cruciale belangen van de VS niet te bruskeren. Maar dat wil niet zeggen dat wij geen handel met China kunnen drijven. Internationale handel is in de huidige geglobaliseerde wereld een levensader. Geen enkel land produceert meer volledig de eigen behoeften. En zelfs als die mogelijkheid bestond, zou dat niet slim zijn, want daarmee gooi je het kind met het badwater weg.

Met het verbreken van handelsrelaties met andere landen beroof je jezelf van de voordelen van internationale handel. De bekende wet van de comparatieve kostenvoordelen van Ricardo (het handelsvoordeel dat een land behaalt in een situatie van vrijhandel, wanneer het een bepaald product goedkoper kan produceren dan een handelspartner).

Handelsakkoorden

Je hoeft ook geen vriend te zijn van China om met China zaken te doen. Als we alleen maar handel kunnen drijven met landen wier regime, maatschappijvorm, milieuzorg, dierenwelzijn en mensenrechtenbeleid onze goedkeuring kan wegdragen, blijven er weinig landen over.

Dat geldt voor handel, maar ook voor handelsverdragen. Als de eisen die aan handelsakkoorden worden gesteld te streng zijn, worden er geen handelsakkoorden meer gesloten. Het kan niet zo zijn dat producten uit andere landen niet aan onze fytosanitaire voorwaarden hoeven te voldoen of dat met vervuilende kolencentrales goedkope zonnepanelen op de EU-markt kunnen worden afgezet. Maar eisen dat producten uit derde landen aan alle voorwaarden die in de EU gelden moeten voldoen werkt prohibitief. Het enkele jaren geleden gesloten EU-Canada Comprehensive Economic and Trade Agreement (CETA) is een goed voorbeeld. Daarin is een goede balans afgesproken die met alle veiligheids- en gezondheidseisen rekening houdt.

Handel drijven en handelsakkoorden met derde landen wil dus niet zeggen dat we alles maar moeten accepteren. Als China goederen op de EU-markt dumpt (onder de kostprijs verkoopt) en/of met ongeoorloofde staatssteun Europese firma’s van de markt probeert te verdringen, is het de plicht van de Europese Commissie om in te grijpen. Dat geschiedt momenteel met een onderzoek naar de prijszetting van Chinese elektrische auto’s (EV’s) die op de EU-markt worden afgezet. Als het onderzoek ongeoorloofde praktijken uitwijst, zal naar alle waarschijnlijkheid een importtarief (van 20 à 30 procent) worden ingesteld.

Dat zou overigens de winstmarge van de Chinese BYD en andere autofabrikanten niet volledig wegnemen. Ze zouden kunnen overleven totdat ze over de EU-tolmuren heenspringen. In casu met een EV-autofabriek in Hongarije. Dat is de reden dat Xi Jinping dat land als een van zijn drie bestemmingen in Europa uitkoos. Zijn bezoek aan Hongarije past in het Chinese streven om Europese landen tegen elkaar uit te spelen en op die manier te voorkomen dat de EU als eenheid tegen zijn land optreedt, de ‘strategische autonomie’ van de EU op economisch gebied tegen zijn land inzet.

Bezoek aan Servië en Frankrijk

De tweede bestemming van Xi Jinping is Servië, een land waarmee China eveneens intensieve economische betrekkingen onderhoudt. Hoewel (nog) geen EU-lid past Servië eveneens in het ‘tegen elkaar uitspelen’ van EU-lidstaten. Een van de projecten die tijdens het bezoek van Xi Jinping werd aangekondigd is een corridor van Belgrado naar Boedapest, als onderdeel van het Chinese Belt & Road project.

Een aanleiding voor het bezoek aan Servië was dat het exact 25 jaar geleden was dat de NAVO de Chinese ambassade in Belgrado bombardeerde. Dat gebeurde in het kader van de NAVO-interventie om onafhankelijkheid van Kosovo af te dwingen. Of de Chinese ambassade daarbij doelwit was, omdat de Chinezen de Serviërs hielpen of – zoals door de Amerkanen beweerd – een vergissing, een nabij gelegen militair object zou het doel zijn, is nooit opgehelderd.

Het derde land was Frankrijk. In tegenstelling tot Duitsland dat graag goede relaties met China onderhoudt vanwege de intense samenwerking op economisch gebied (omvangrijke Duitse export naar en investeringen in China) stelt Frankrijk zich kritisch op. Het verkoopt weliswaar graag Airbussen, maar wil ook de eigen industrie beschermen tegen Chinese concurrentie. Macron diende derhalve te worden geappaiseerd.

Wees niet afhankelijk van een leverancier

Welke de intenties van China zijn is één ding, de beantwoording van de vraag ‘hoe met China om te gaan’, hoe de EU en de lidstaten, waaronder Nederland zelf hun China-beleid invulling geven is een ander ding. De beste benadering zoals ik die zie is ‘de-risking’ en niet zoals de Amerikanen doen ‘decoupling’.

Het is in ons belang om de handelsbetrekkingen met China niet te verbreken. Een volledige verbreking, decoupling, zou betekenen dat veel producten die nu goedkoop in China worden geproduceerd, veel duurder worden voor de Europese consument. Een zelf veroorzaakt welvaartsverlies dus. Beter is een selectief handelsbeleid. In die zin dat we ons niet volledig afhankelijk maken van één leverancier. We zagen in de coronatijd hoe gevaarlijk dat is. Op een gegeven moment waren er geen mondkapjes en geen medicijnen meer. Dergelijke cruciale producten moet je zelf willen produceren of in ieder geval niet uit één land laten komen: de-risking.

De globalisering kent veel voordelen, maar ook nadelen. Zo verdween veel industrie uit de westerse wereld naar goedkope productielanden, met als gevolg werkloosheid en in bepaalde gebieden zelfs grootschalige verpaupering. Wallonië en Noord-Frankrijk zijn voorbeelden van wat er gebeurt als de zware industrie verdwijnt. In de VS is het bekendste voorbeeld de omgeving van Detroit, het voormalig economisch en industrieel centrum van de Verenigde Staten, thans de Rust Belt geheten.

Het tegenargument is dat andere industrieën of economische activiteiten opkomen en het verlies van de zware industrie voor wat betreft  werkgelegenheid compenseren en door innovatie en hogere arbeidsproductiviteit zelfs meer welvaart creëren. Het destructieve karakter van internationale concurrentie heeft dus ook heilzame effecten. Een pleidooi voor de-risking is dan ook geen pleidooi voor de-globalisering. Het roept slechts op tot meer selectiviteit in de handelsbetrekkingen met vooral een grotere spreiding van risico’s.

Spreiding van investeringen

Voor buitenlandse investeringen vanuit de EU geldt min of meer hetzelfde. Ook die dienen over meerdere landen te worden verspreid en daarmee het risico te verminderen dat als één markt om wat voor reden ook wegvalt er alternatieve productie overblijft. We zien dit ook al plaatsvinden. Vanwege het verslechterende klimaat voor buitenlandse investeringen in China verkassen veel buitenlandse bedrijven hun activiteiten naar landen als Vietnam, Indonesië en de Filipijnen.

Omgekeerd worden de Chinese investeringen in de EU met argusogen bekeken. Niet dus in Hongarije (en Griekenland, waar de haven van Piraeus volledig in Chinese handen is gekomen), maar wel in de meeste andere lidstdaten van de EU. Bang als men is ook qua productie in eigen land te afhankelijk van China te worden. Bovendien worden ook veiligheidsrisico’s gezien, zeker in high tech-industrieën en in infrastructurele projecten.

Lidstaten niet op een lijn

Zoals gezegd probeert China de EU-landen tegen elkaar uit te spelen. Het is niet in het Chinese belang dat de EU als eenheid optreedt. Verdeel-en-heers in hun devies. Dat lijkt ook aardig te lukken. De lidstaten van de EU zitten niet op een lijn. De Duitse auto-industrie zit bijvoorbeeld niet te wachten op Brusselse straftarieven voor Chinese autofabrikanten, bevreesd als ze is voor tegenmaatregelen. Los daarvan exporteren Duitse autobedrijven zelf ook vanuit China naar Europa, zodat ze langs die weg ook geraakt zouden worden door nieuwe Europese invoerheffingen.

Bondskanselier Scholz, die onlangs China bezocht, is dan ook voorzichtig met de Chinezen voor het hoofd te stoten. Ook Frankrijk neemt het dreigement van China serieus dat er een hoog invoertarief komt voor Franse cognac als de Europese Commissie haar plan doorzet om de Chinese stekkerauto’s te trakteren op een invoertarief van 30 procent.

Maar Frankrijk heeft geen grote autofabrieken in China zoals Duitsland dat wel heeft. De Franse automerken zijn veel minder afhankelijk van de Chinese markt dan Duitse merken als Volkswagen, BMW en Mercedes-Benz. Zij zien de goedkope, sterk gesubsidieerde Chinese elektrische auto’s juist als een rechtstreekse concurrent voor hun eigen kleine elektrische modellen. Terwijl Duitsland veel te verliezen heeft op de cruciale Chinese markt, is Frankrijk minder afhankelijk van China voor productie en verkoop. Frankrijk lijkt daarom minder terughoudend om strenge importmaatregelen tegen China te steunen dan Duitsland.

De Europese Commissie zal rekening moeten houden met zowel de Duitse als de Franse belangen. Ze zal vermoedelijk wel iets doen, maar een hard tarief van 30 procent lijkt niet in de rede te liggen. Een tarief van 20 procent (tussen de huidige 10 en de harde 30 procent) ligt voor de hand.

Nederland gebaat bij vrijhandel

Voor Nederland als handelsland is vrijhandel van groot belang. Wij hebben ook geen industrie meer die bescherming behoeft. Met de haven van Rotterdam en Schiphol, als Gateway to Europe, profiteren wij juist van de Chinese export naar de EU. Nu telt de stem van Duitsland en Frankrijk zwaarder dan die van Nederland, maar ook met het Nederlandse belang dient de Commissie rekening te houden.

Oneerlijke concurrentie van derde landen op de EU-markt kan de Commissie echter niet toestaan. De EU is weliswaar geen speler op het wereldtoneel, maar een volledig open speelveld, waar onze demissionaire minister-president nog niet zo lang geleden voor waarschuwde, is de EU evenmin.

Johannes Vervloed was gedurende bijna vier decennia verbonden aan het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken, met als standplaatsen onder meer Jakarta, Sint-Petersburg en Parijs. 

Wynia’s Week verschijnt twee keer per week, 104 keer per jaar. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!