Er bestaat ook ontwikkelingshulp waar niemand het over heeft
Onlangs verscheen het World Migration Report 2024 van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Dit rapport, dat de wereldwijde migratietrends en -data zichtbaar maakt, vermeldt ook hoeveel geld (arbeids)migranten jaarlijks betalen aan familieleden en/of vrienden in hun land van herkomst, de zogenoemde ‘remittances’.
En wat blijkt? Vanuit ons land maakten migranten in 2022 maar liefst 15 miljard euro over naar hun thuislanden. Een flinke geldstroom die niet valt onder ontwikkelingshulp en die veelal onderbelicht is.
Het Verwey-Jonker Instituut meldt in een onderzoek, uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Financiën, dat de ‘omvang van remittances naar ontwikkelingslanden groter [is] dan de omvang van directe investeringen en ontwikkelingssamenwerking bij elkaar opgeteld’. Het World Migration Report bevestigt dit beeld: in 2024 bedroeg de totale omvang van internationale remittances zo’n 831 miljard dollar. Ter vergelijking: in 2000 was dit nog 128 miljard dollar; een verzesvoudiging dus in 24 jaar tijd.
Informele kanalen
Van de geldstroom uit Nederland profiteren vooral Marokko (85,5 miljoen euro in 2020), Turkije (84,9) en Suriname (81,7), maar ook China, Spanje en Roemenië behoren tot de toptien-ontvangers. Dit betreft overigens alleen geld dat via formele kanalen is verstuurd, het werkelijke bedrag ligt vele malen hoger. Veel migranten gebruiken namelijk informele kanalen, zoals online-aanbieders of banken die geen vergunning bezitten voor remittances omdat ze niet voldoen aan regels tegen witwassen en terrorismefinanciering. De transactiekosten zijn dan vaak lager en ook kunnen overboekingen zo verborgen worden gehouden voor de Nederlandse overheid.
Dat laatste is uiteraard vooral van belang bij criminele geldstromen. Volgens een recente schatting van het CBS werd in 2021 binnen de Nederlandse grenzen 17 miljard euro verdiend met illegale activiteiten. De meeste verdiensten stroomden naar het buitenland; bij de opbrengsten van cocaïnehandel – waarbij relatief veel migranten zijn betrokken – zelfs bijna 90 procent.
Nog wat extra cijfers: Nederland stond in 2022 op de negende plaats in de toptien van remittance-verzenders, net vóór Frankrijk. Bovenaan de lijst staan de Verenigde Staten. Amerikaanse migranten maakten in totaal zo’n 79 miljard dollar over naar hun landen van herkomst.
Ook de Verenigde Naties spelen in het verhaal een rol. Eén van de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen – de zogeheten Sustainable Development Goals – van de VN is namelijk het terugbrengen van ‘ongelijkheid binnen landen en tússen landen’, zodat ‘sociale, economische en politieke inclusie van alle mensen op aarde’ de maat worden. Onder deze noemer valt ook een doelstelling die betrekking heeft op de transactiekosten voor overboekingen door migranten: die moeten voor 2030 worden teruggedrongen tot minder dan 3 procent. De zogeheten ‘geldovermakingscorridors’ die meer dan 5 procent transactiekosten hanteren, moeten worden afgeschaft. Ook zijn er doelen opgesteld voor snelheid, transparantie en toegankelijkheid van remittances.
Het zijn ambitieuze voorstellen, want op dit moment worden transactiekosten in rekening gebracht die veel hoger liggen dan 3 procent. Het Nederlandse (en ook het Europese) gemiddelde ligt rond de 7 procent: 6,27 procent voor wie geld wil overmaken naar Marokko; 7,17 procent voor Turkije.
Voor Nederland zijn er alleen nadelen
Schieten we in Nederland iets op met de VN-doelstellingen? ‘Reguliere’ ontwikkelingshulp heeft als voordeel dat ‘gevende’ landen zo hun internationale reputatie kunnen opvijzelen: er kan wereldwijd mee worden gepronkt op conferenties, congressen en symposia. Maar wat is het voordeel voor Nederland van nog meer remittances?
Het zou juist in ons belang zijn als geld dat in Nederland is verdiend vaker dan nu het geval is ook in Nederland blijft – en hier wordt uitgegeven of geïnvesteerd. Bovendien zijn remittances hoe dan ook geldtransacties die kosten met zich meebrengen. De Nederlandsche Bank heeft immers bepaald dat de identiteit van bankklanten moet worden gecontroleerd en ook de herkomst van gelden. Ook de partnerorganisatie in het ontvangende land maakt kosten die worden doorberekend naar Nederland. Wat als daar straks inkomsten tegenover staan die niet meer kostendekkend zijn?
Dan zijn voor Nederland aan remittances nóg grotere nadelen verbonden. Of zou dat de bedoeling zijn van de VN met haar getoeter over het terugdringen van ‘ongelijkheid’?
Calvin Schukkink is masterstudent staats- en bestuursrecht aan de universiteit Utrecht. Hij komt uit Enschede en verdiept zich in politiek en filosofie.
Wynia’s Week verschijnt drie keer per week met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!