Einde Persmuseum illustratief voor teloorgang Nederlandse dagbladjournalistiek

TheoJongedijk 26-6-24
Dagblad Het Vaderland. Beeld: Theo Jongedijk

Een paginagrote advertentie was eind mei het noodsignaal van tientallen Nederlandse nieuwsmedia aan het rechtse kabinet in wording om af te zien van een verhoging van het lage naar het hoge btw-tarief op kranten en digitale media. Uitgevers, hoofdredacties en journalisten zien de bui al hangen als medio komend jaar er op hun producten geen 9, maar 21 procent belasting toegevoegde waarde aan de overheid moet worden afgedragen.

Het nieuwe kabinet Dick Schoof, bestaande uit PVV, VVD, NSC en BBB, wil het btw-tarief niet alleen voor media, maar ook voor boeken, cultuur, horeca en sport verhogen. Ook uit die sectoren komen protesten.

Onbetaalbaar

De gevolgen voor dagbladen zouden er niet om liegen. Gevreesd wordt dat mensen met een kleine beurs hun krant niet meer kunnen betalen. Verdiepende journalistiek zou onbetaalbaar kunnen worden waardoor een nieuwskloof ontstaat tussen arm en rijk. Redacties, in het bijzonder van kleinere en regionale titels, zouden in dit scenario met lagere budgetten moeten zien uit te komen.

Mocht het zover komen dan heeft ons land samen met Bulgarije het hoogste btw-tarief van heel Europa. De noodoproep verwoordt: ‘Als het belang van de rechtstaat echt hoog in het vaandel staat, schrap dan deze maatregel.’

De NOS noteerde dat de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) ‘de btw-gifpil niet had zien aankomen. Op haar site staat te lezen dat het stimuleren van de journalistiek juist gewenst is in een tijd dat techbedrijven veel non-informatie verspreiden.’

Dat de Nederlandse gedrukte en digitale media behoorlijk in de stress zijn geschoten door de dreigende belastingverhoging is niet verwonderlijk. Sinds het begin van deze eeuw zijn als gevolg van ongelijke concurrentieverhoudingen met uitgevers in België de eigendomsverhoudingen behoorlijk uit balans geraakt.

Alle grote Nederlandse dagbladen zijn in bezit van twee Belgische uitgevers: te weten De Pers Groep (DPG), bekend van de kranten De Morgen en Het Laatste Nieuws en Mediahuis, uitgever van onder andere De Standaard en Het Nieuwsblad.

DPG slaagde erin het Algemeen Dagblad met al haar regionale bladen, de Volkskrant, Trouw en Het Parool in te lijven. Mediahuis verschalkte de ‘deftige’ NRC en de populaire Telegraaf met de daartoe behorende regionale kranten.

Nieuwe kaalslag dreigt

Dat Belgische courantiers relatief gemakkelijk in ons land konden toeslaan, had als belangrijkste oorzaak belastingfaciliteiten van de eigen overheid van tientallen miljoenen per jaar, met name op het gebied van verspreiding. Een regeling waar Nederlandse uitgevers alleen maar van hebben kunnen dromen.

Mismanagement, abonneeverlies, instortende advertentiemarkten in combinatie met gestegen kosten, brachten de grote krantenuitgevers in ons land letterlijk aan de rand van de afgrond.

Het Financiële Dagblad, de Barneveldse Krant, alsmede het Nederlands Dagblad en het Reformatorisch Dagblad, beide sterk gesponsord door de eigen christelijke lezersachterban, wisten wel hun zelfstandigheid te behouden.

Of de aangekondigde btw-verhoging, mocht deze daadwerkelijk worden ingevoerd, een nieuwe kaalslag onder de dagbladen betekent, valt moeilijk te voorspellen. Het aantal kranten dat sinds medio vorige eeuw het loodje heeft gelegd, is in ieder geval een even treurige als imposante lijst.

Drie dagbladen in Twente

In iedere stad streden meerdere dagbladen destijds vanuit een eigen identiteit om de gunst van de lezer. Als voorbeeld de situatie in Twente, indertijd gezegend met drie florerende krantenbedrijven.

De katholieke Twentsche Courant in Hengelo en twee algemeen georiënteerde kranten: Tubantia in Enschede en het Dagblad van het Oosten in Almelo. De drie dagbladen gingen fasegewijs samen en maken als Twentsche Courant Tubantia sinds 2015 onderdeel uit van de Belgische De Pers Groep.

Een handvol dagbladen in Den Haag

Regeringsmetropool Den Haag had begin tweede helft vorige eeuw een handvol eigen dagbladen. Katholieke inwoners lazen Het Binnenhof, liberale lezers abonneerden zich op Het Vaderland, veruit de grootste krant was de Haagsche Courant.

De Nieuwe Haagse Courant van christelijke signatuur was de kleinste die later als onderdeel van ‘Het Kwartet’, een aantal gelijkgestemde regionale bladen, op zou gaan in Trouw en er waren landelijke kranten met een Haagse editie, zoals het socialistische Het Vrije Volk.

De residentie moet het anno 2024 doen met alleen nog de Haagsche Courant als kopblad van het AD en De Telegraaf, welke krant van dinsdag tot en met vrijdag een Haagse pagina heeft.

De locatievoorbeelden Twente en Den Haag zijn niet toevallig gekozen. Begin jaren zeventig begon de journalistieke loopbaan van schrijver dezes bij Tubantia. Bewust gekozen, zo ver mogelijk van Den Haag waar mijn vader, Jaap Jongedijk, hoofdredacteur was van Het Vaderland. Bij Tubantia werd ik leerling-journalist, een praktijkopleiding van drie jaar. De School voor de Journalistiek in Utrecht zag omstreeks die tijd het levenslicht, maar de linkse reputatie gaf de doorslag een andere route te kiezen.

Als beginnend verslaggever was het buffelen voor weinig geld. Klagen bij hoofdredacteur De Bode, dat kamerhuur en auto meer kostten dan het werk opbracht, had een averechts effect. ‘Jongedijk, toen ik begon in dit vak moest je geld meenemen om te mógen werken. Draai straks maar een extra avonddienst.’

Beginners werden niet ontzien. De chef Buitenland merkte venijnig op na het eenmalig verwarren van twee Oostbloklanden : ‘Jij hebt de vervelende eigenschap…’. 

Zo vader zo zoon

Mijn krantenloopbaan in vast dienstverband eindigde na 38 dienstjaren op 31 december 2013 bij wat toen nog de Telegraaf Media Groep (TMG) heette. De krant van Wakker Nederland ging van broadsheet, het grote formaat, over naar het kleinere tabloid. Voor dat avontuur kwam ik in goed overleg met mijn 62,5 jaar niet meer in aanmerking.

Het verlies van de vaste baan deed mij terugdenken aan mijn vader die hetzelfde was overkomen toen de spanningen rond de toekomst van Het Vaderland zo hoog opliepen dat het ten koste ging van zijn gezondheid. Hij trad terug als hoofdredacteur en werd freelancer. Op een klus in Finland stierf hij in het harnas; samen met mijn moeder kwam hij om bij een verkeersongeluk.

Levenswerk in de shredder

‘Jaap, wat moeten wij toch met al die plakboeken?’, had ik mijn moeder zo vaak horen zeggen als er weer een extra plank in een kast bijkwam. ‘Bij het grof vuil’, was steevast het sarcastische antwoord, met de ondertoon van ‘waag het niet’. Door het plotselinge overlijden op 9 juni 1977 bleken het profetische woorden.

Het Haagse huurappartement moest van de eigenaar bij het definitief verscheiden van de bewoners op stel en sprong worden ontruimd. Het levenswerk van Jaap Jongedijk, begonnen in 1933 bij het Groninger Dagblad en voortgezet onder andere bij het Agrarisch Nieuwsblad, Trouw, Het Parool en uiteindelijk Het Vaderland, verdween door alle hectiek in de shredder. Geen moment stond ik er in deze donkerste dagen van mijn jonge leven bij stil dat die honderden plakboeken van bijzondere waarde konden zijn.

Een boek over de verdwenen dagbladen

Het besef hoe onbarmhartig ik was omgegaan met de nalatenschap van mijn vader kwam pas later, bladerend door mijn eigen verzameling knipsels. Had ik niet bij het Persmuseum in Amsterdam moeten informeren of daar belangstelling was voor een journalistiek leven vervat in plakboeken?

Ik had er slapeloze nachten van. Daaruit ontstond een idee. Het schrijven van een boek over de in ons land verdwenen dagbladen. Zoals Het Vaderland bijvoorbeeld, ‘de krant van mijn vader’.

In 1972 vond er een samenvoeging plaats met het Algemeen Dagblad en niet met de NRC, waarvoor hij zich hard had gemaakt. Alle drie de kranten waren onderdeel van de toenmalige Nederlandse Dagblad Unie (NDU). Tien jaar later werd Het Vaderland als kopblad van het AD uit de markt genomen, waarmee de transitie van dat abonneebestand was voltooid. Het zat de NDU niet lekker dat De Telegraaf in Den Haag stevig de tweede positie innam, na de Haagsche Courant die er marktleider was.

Een kenner van de dagbladwereld komt tot de volgende verklaring voor alle fusies: ‘De geschiedenis van de kranten is vooral “een geschiedenis van ijzer”. De familiebedrijven hadden eenvoudigweg niet het geld om een drukpers te vervangen als de oude op z’n eind liep.’

Met het idee een boek te schrijven over de ten onder gegane dagbladen in Nederland klopte ik aan bij het Persmuseum. De directie was meteen enthousiast, temeer daar een door mij benaderde uitgever er wel oren naar had. Bovendien had ik een deel-financier. Mijn broer Piet, succesvol ondernemer, zegde toe garant te staan voor de helft van de kosten. Hij is inmiddels overleden.

Nauwelijks drie maanden aan de slag in Amsterdam kwam er een e-mail dat het museum ging sluiten. De directie was al ontbonden en medewerkers en vrijwilligers stonden op non-actief.

Mediamuseum

We weten nu hoe dat afliep. Het Persmuseum verloor haar zelfstandigheid en werd ondergebracht bij Beeld & Geluid in Hilversum, dat later in de naamgeving het woord ‘mediamuseum’ zou toevoegen.

Archiefstukken uit die tijd maken duidelijk dat de Raad van Cultuur als belangrijkste subsidieadviseur indirect de animator was van het samengaan dat uiteindelijk een overname werd, ondanks dat hiertegen ernstige bezwaren werden geuit door de toenmalige voorzitter van het bestuur van het Persmuseum, hoofdredacteur Pieter Broertjes van de Volkskrant, die later burgemeester van Hilversum zou worden.

Reddingsboei

Het Persmuseum zou op grond van toezeggingen niet zomaar overgaan naar Beeld & Geluid. Het moest een uitbreiding worden. Jan Müller, toenmalig directeur van Beeld & Geluid in een interview destijds: ‘We hebben onderwerpen als erfgoed en persvrijheid heel bewust in onze meerjarenplannen opgenomen. Media en journalistiek zijn van nature verbonden en bij Beeld en Geluid zal dat heel goed zichtbaar worden. We zullen laten zien dat we het snappen en kunnen.’

‘Natuurlijk kennen we het sentiment dat de papieren kranten in Amsterdam thuishoren, maar de realiteit is dat we nooit hulp uit de Amsterdamse achterban hebben gekregen om het Persmuseum te redden, tot frustratie van de directie. Er was domweg geen steun. Beeld en Geluid is nu de reddingsboei.’

Politici uit de Binnenhof-stolp waren destijds betrokken bij de besluitvorming rondom het al dan niet voortbestaan van het Persmuseum, zoals minister Ronald Plasterk, recent nog even in beeld als beoogd premier. Hij poogde rust te brengen met een tienjarenprogramma dat echter onder staatssecretaris Halbe Zijlstra werd teruggedraaid. Burgemeester Eberhard van der Laan stak ook nog even zijn nek uit, vooral vanwege het Amsterdamse belang van vestiging, maar dat mocht niet meer baten.

Het kunnen elimineren van een niet rendabel geacht klein museum op basis van te gering veronderstelde publieke belangstelling, in combinatie met een te gunstig afgeschilderde toekomst binnen de muren van Beeld & Geluid, deed het Persmuseum uiteindelijk de das om.

Een ontwikkeling die nu een vervolg krijgt door de opheffing aan het eind van deze junimaand van het museum voor Communicatie aan de Zeestraat in Den Haag. Deze dependance van Beeld & Geluid had Nieuws en Journalistiek als belangrijkste thema’s. Strategisch was het een prima locatie, in het centrum van de politieke macht.

Zelfstandig persmuseum lijkt utopie

De geschiedenis herhaalt zich. Net als bij de eliminatie van het Persmuseum is de ophef in de media over het einde van het museum voor Communicatie relatief gering. Het wapen van de pen van de journalistiek blijkt tandeloos tegenover de harde wet van bezoekersaantallen.

De grote Nederlandse dagbladuitgevers lieten het destijds afweten toen het Persmuseum in nood was. Een terugblik straks in een zelfstandig persmuseum op verdwenen kranten lijkt met alleen Belgische uitgeverij-eigenaren en een mogelijke btw-verhoging een utopie.

Van een boek over de teloorgang in de Nederlandse dagbladjournalistiek is het niet meer gekomen. Beeld & Geluid gaf tot op de dag van vandaag geen enkele reactie op mijn bij het Persmuseum destijds zo enthousiast ontvangen idee. Wie pakt het op?

Theo Jongedijk is journalist.

Wynia’s Week verschijnt altijd, twee keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!