Een zakenkabinet? Juist door technocratisch bestuur is de afstand tussen overheid en burger steeds groter geworden
Door Feike Reitsma*
Sinds Pim Fortuyn in 1994 ‘Het zakenkabinet Fortuyn’ publiceerde, komen pleidooien voor een zakenkabinet regelmatig terug. Tijdens de lange kabinetsformatie, die voorafging aan Rutte IV laaide de discussie weer even op. Onlangs pleitte Pieter Omtzigt in Buitenhof weer voor een zakenkabinet. Maar wat wordt daarmee bedoeld?
Kenmerken van een zakenkabinet
In de discussie over een zakenkabinet spelen verschillende (soms tegenstrijdige) elementen een rol:
- In een zakenkabinet wordt de nadruk gelegd op efficiency, effectiviteit en het behalen van resultaten op basis van bedrijfsmatige principes. In zo’n kabinet zitten vooral managers en mensen uit het bedrijfsleven.
- Anderen leggen weer de nadruk op een kabinet op basis van een regeerakkoord op hoofdlijnen met experts en vakministers zonder partijpolitieke binding. In dat geval zou je van een extraparlementair kabinet kunnen spreken.
- Een zakenkabinet kan ook een minderheidskabinet zijn. Dat zou zo’n kabinet de vrijheid geven om beleid door te voeren met wisselende meerderheden, dus ook met een meerderheid die tot stand komt met leden van de oppositie.
Het is overigens opmerkelijk dat het begrip zakenkabinet typisch Nederlands is. In de Engelstalige politicologie bestaat er wel een ‘caretaker’-kabinet, maar dan wordt gedacht aan een demissionair kabinet, dat alleen de lopende zaken afhandelt of van een voorlopige regering, die verkiezingen organiseert en dan de macht overdraagt.
Sinds 1848 kent Nederland kabinetten, die toen vooral uit vakministers bestonden: een militair op het ministerie van Oorlog en Marine, een diplomaat op Buitenlandse Zaken en een ingenieur op Waterstaat. Pas na 1888, toen er vierjaarlijkse verkiezingen kwamen, en er ook partijen waren ontstaan, kregen kabinetten een duidelijke politieke kleur.
Pure zakenkabinetten komen in de moderne parlementaire geschiedenis van Nederland niet voor. We zien wel dat vanaf de jaren tachtig bedrijfsmatige principes een steeds grotere rol gaan spelen in zowel de politiek als maatschappelijke instituties. Veel ministers zijn opgeleid als manager of bedrijfseconoom en hebben een loopbaan als beroepsbestuurder achter de rug. Zij hebben niet al te veel inhoudelijke betrokkenheid met hun vakdepartement en verhuizen makkelijk van het ene departement naar het andere. Via hun netwerk vinden ze na hun ministerschap ook snel weer een baan als manager of bestuurder van een organisatie of bedrijf.
Begrijpelijk pleidooi
Door deze zakelijke kabinetten is een overheid ontstaan die de burger als consument of als calculerende burger beschouwt. De meeste kabinetten hebben ook wel enkele vakministers, meestal economen op Economische Zaken en Financiën, een jurist op Justitie en een medicus op Volksgezondheid. Dat er juist nu gepleit wordt voor meer vakministers is gezien de samenstelling van het huidige demissionaire kabinet Rutte IV zeer begrijpelijk: op enkele ministers na zit vrijwel niemand op de juiste plek.
Tenslotte kent de Nederlandse parlementaire geschiedenis meerdere minderheidskabinetten, maar die kunnen alleen goed functioneren als ze door een meerderheid van de Tweede Kamer op zijn minst gedoogd worden.
Rampscenario’s
Experts zitten vaak niet zelf in het kabinet, maar worden wel vaak ingeschakeld voor beleidsadvies of om een wetenschappelijke onderbouwing van het beleid te geven. Welke experts worden ingeschakeld en vooral welke niet is meestal een politieke keuze.
Achteraf zijn de meesten het er wel over eens dat het Outbreak Management Team (OMT) zeer eenzijdig was samengesteld en dat een meer multidisciplinair team voor een evenwichtiger beleid had gezorgd. Een ‘worst case scenario’ van de experts van het RIVM werd gebruikt om de lockdown van 18 december 2021 te rechtvaardigen.
De Wetenschappelijke Klimaatraad (WKR) was nog maar net door minister Jetten ingesteld of ze kwamen al met een brandbrief met de dringende boodschap ‘de ambitie voor klimaatbeleid’ te verhogen. In oktober kwam het KNMI met nieuwe rampscenario’s.
In Nieuwsuur werd nog eens extra benadrukt dat vooral jongeren hiermee te maken krijgen. En dat terwijl al bekend was dat jongeren hier gevoelig voor zijn: ‘Een op de vijf jonge mensen zegt regelmatig tot vaak stress te voelen als ze aan de klimaatcrisis denken. Ze voelen zich moedeloos, machteloos, piekeren er over of slapen slecht.’
Het zijn ook juist de experts die hun beleidsadviezen verpakken in wiskundige modellen. Pieter Omtzigt zei daarover in zijn lezing ‘Modellen regeren Den Haag’ (24 februari 2021): ‘Om modellen te gebruiken, moeten we begrijpen hoe ze werken en de tekortkomingen in het oog houden. Doen we dat niet, dan krijgen we beleid dat op papier weliswaar een succes is, maar in werkelijkheid de situatie verergert. En dat is precies wat er de afgelopen jaren mis is gegaan op vele beleidsterreinen. Wij zijn ons gaan fixeren op de modelwerkelijkheid. De echte werkelijkheid is steeds verder uit beeld geraakt.’
Wankele machtsbasis
Juist door bedrijfsmatig en technocratisch bestuur is de afstand tussen overheid en burger steeds groter geworden. Het is dan ook niet vreemd dat de PVV van Geert Wilders op 22 november op overtuigende manier de Tweede Kamerverkiezingen heeft gewonnen. Voorheen was het nog vooral ‘afgehaakt Nederland’ – veelal lager opgeleide autochtone Nederlanders – dat op de PVV stemde. Uit kiezersonderzoek blijkt dat bij de recente verkiezingen de meeste PVV-stemmers middelbaar opgeleid zijn.
Maar de PVV is een reus op lemen voeten: qua leden is de PVV de kleinste partij van Nederland, namelijk een eenmanspartij zonder partijbestuur, zonder jongerenorganisatie, zonder wetenschappelijke bureau en met beperkte scholingsfaciliteiten. Dat maakt dat de PVV een wankele machtsbasis heeft.
Weinig bestuurservaring
Waar haalt de PVV dan de ministers vandaan? Onder de ‘vrienden van de PVV’ bevinden zich weinig mensen met bestuurservaring en de PVV heeft nauwelijks genoeg mensen om 37 Kamerzetels te vervullen. Verschillende nieuw gekozen PVV-Kamerleden dachten dat ze ‘op een veilige plek’ stonden en werden tot hun verbazing toch gekozen.
NSC heeft als nieuwe partij ook geen bestuurservaring, al zijn er wel leden die dat wel hebben en ook de BBB is een vrij jonge partij met beperkte bestuurlijke ervaring.
Uit kiezersonderzoek blijkt dat een meerderheid van de kiezers van NSC, BBB en VVD het acceptabel vindt als hun eigen partij in een regering stapt met PVV in de regering. Je hebt dan een ruime meerderheid van 88 zetels. Maar sommige vertegenwoordigers van de ‘zittende macht’ denken daar anders over. Zo zat voormalig VVD-politicus Ed Nijpels op 3 december aan tafel bij BNR Nieuwsradio en volgens hem kan er prima een regering komen zonder de PVV. In dat geval zou een optie met PvdA-GroenLinks mogelijk zijn.
Op het moment van schrijven van dit artikel zijn de gesprekken van verkenner Ronald Plasterk net afgerond en is alleen bekend dat de gesprekken in een ‘constructieve sfeer’ gevoerd zijn.
Kamermeerderheid lastig te vinden
Ondertussen regeert het demissionaire kabinet Rutte IV gewoon door. Minister De Jonge (Binnenlandse Zaken, Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening) is druk bezig met ‘urgente keuzes’ op het gebied van energie, natuur, woningbouw, landbouw, economie en infrastructuur. In de onlangs verschenen Klimaatnota 2023 wordt aangegeven dat het kabinet voortvarend aan de slag is gegaan met de uitwerking van het klimaatbeleid en dat het hieraan blijft werken in zijn demissionaire periode.
Het zal echter voor het demissionaire kabinet steeds moeilijker worden om voor lastige politieke keuzes een Kamermeerderheid te vinden met nog maar 41 zetels voor de huidige regeringspartijen .
*Feike Reitsma was arbeidsmarktonderzoeker en beleidsmedewerker op gebied van arbeidsmarktbeleid en overheidspersoneelsbeleid.
Wynia’s Week wordt mogelijk gemaakt door de vrijwillig betaalde abonnementen van de lezers, kijkers en luisteraars. Doet u al mee? Doneren aan Wynia’s Week kan HIER. Hartelijk dank!