Een record aantal asielzoekers, maar het kabinet kijkt als een konijn in de koplampen

HansRoodenburg 29-4-23
Asielsmokkelboot op de Middellandse Zee (Beeld: pixabay.com)

Nog nooit kwamen er zoveel asielzoekers naar Nederland als er dit jaar worden verwacht. Nederland laat bovendien veel meer asielzoekers blijven dan andere landen. Daar kan het kabinet best wat aan doen, maar uit niets blijkt dat er ook werk van wordt gemaakt.

Ondertussen doet premier Rutte wel of hij in Brussel werkt aan de asielmigratie, maar uit niets blijkt dat het ook opschiet. Rutte heeft toch al een bedenkelijke reputatie bij het opkomen voor het Nederlands belang in Brussel: even nee zeggen en dan gauw ja doen. Hans Roodenburg stelt de diagnose en komt met een behandelplan.

Het hoogste cijfer ooit

De Haagse politiek, die al maanden in de ban is van ‘stikstof’, werd half april even opgeschrikt door een uit het ambtelijke circuit gelekt cijfer van 76 duizend asielzoekers die dit jaar in Nederland zouden komen. Hierin zijn niet meegeteld de 48 duizend extra Oekraïners die hier ook worden verwacht.

Dat uitgelekte cijfer van 76 duizend asielzoekers zou veruit het hoogste jaarcijfer ooit zijn. Welke asielverzoeken in dit cijfer zijn meegeteld is vooralsnog niet duidelijk. Aannemende dat het gaat om eerste asielverzoeken komen we tot de volgende vergelijking met het verleden. In 2015, het topjaar van Wir schaffen das, kwam het aantal eerste asielverzoeken uit op ‘slechts’ 43 duizend.

In het eerste coronajaar liep de instroom terug tot 14 duizend, om daarna een stijgende lijn in te zetten tot 36 duizend vorig jaar. Als de verwachting uitkomt krijgen we dit jaar dus te maken met ongeveer een verdubbeling ten opzichte van vorig jaar. Het cijfer van 76 duizend betreft het hoge scenario, dat in de methodiek van de IND – een combinatie van expert opinion en kansrekening – nog steeds een kans van 12,5 procent heeft om door de werkelijke ontwikkeling te worden overtroffen.

Intussen gaat politiek Den Haag, alsof er niets aan de hand is, gewoon door met delibereren over stikstof. Dat leidt in ieder geval af van het uit de hand lopen van de immigratie. Er waren wel reacties van coalitiegezinde politici en dito media, maar die beperkten zich meestal tot de capaciteitsproblemen in de opvang, en vooral het schrikbeeld van asielzoekers die in de open lucht moeten bivakkeren.

Waar het echt om gaat, namelijk de gevolgen voor de samenleving lijkt in de gedachtewereld van betrokkenen nauwelijks een rol te spelen. Slechts een enkeling legde een link met de schreeuwende woningnood waaronder dit land gebukt gaat.

Premier Rutte kan geen resultaten melden uit de Europese Raad

Eind vorig jaar, toen de spreidingswet (minder eufemistisch ook wel aangeduid als ‘asieldwangwet’) door de Tweede Kamer geloodst moest worden kwam premier Rutte ineens in actie rond het thema asiel: hij nam op zich om stappen te zetten die zouden moeten leiden tot beperking van de uit de hand lopende asielinstroom.

De premier stelde de asielkwestie aan de orde in Brussel en in gesprekken met Europese leiders, culminerend in een tête-à-tête met zijn temperamentvolle Italiaanse collega Giorgia Meloni. Die internationale contacten leverden weliswaar een nu reeds iconische foto op, maar afgezien van dit PR-moment geen concrete resultaten. Na het overleg in de Europese Raad gaf premier Rutte dit ook met zoveel woorden toe.

Beperking van de asielinstroom kan niet in één zo’n vergadering worden geregeld; daarvoor is meer tijd nodig, aldus de premier. Dat mag zo zijn, maar wil je in Brussel iets bereiken dan zul je er niet voor moeten terugschrikken om met de vuist op tafel te slaan. Mark Rutte lijkt daar niet de juiste persoon voor. Die heeft zich – zo lijkt het – met lege handen laten wegsturen.

Instroom Nederland internationaal vergeleken

Hoe verhoudt zich de instroom van asielzoekers hier in vergelijking met de landen om ons heen? De grafiek hieronder, gebaseerd op gegevens van het EU-statistiekbureau Eurostat, geeft een beeld over de afgelopen tien jaar. Voor de overzichtelijkheid zijn alleen landen opgenomen die in absolute zin een hoge instroom kennen. Nederland zit iets onder het EU-gemiddelde, evenals de mediterrane landen Spanje, Italië en Frankrijk.

Dat Italië, land van aankomst van de meeste migranten die de Middellandse Zee oversteken, nog onder het EU-gemiddelde – en ook lager dan Nederland – uitkomt is opmerkelijk. Het is vooral een doorvoerland voor migranten, meestal in noordelijke richting. Dit vindt zijn weerslag in de hoge cijfers voor Zwitserland en Oostenrijk. Laatstgenoemd land ondervindt bovendien de gevolgen van zijn ongunstige ligging aan de Balkanroute.

Griekenland is land van aankomst van migranten zowel over zee als over land. Anders dan Italië heeft het geen gemeenschappelijke landgrens met de rest van de Schengenzone en dat zien we terug in een veel hoger cijfer.

Dat Nederland qua instroom in de buurt zit van het gemiddelde in de EU is overigens, zoals hierna zal blijken, geen reden om opgelucht adem te halen.

Ingewilligde asielverzoeken: Nederland in de Europese kopgroep

In hoeverre de instroom leidt tot immigratie valt af te lezen uit het deel van de asielaanvragen dat uiteindelijk wordt ingewilligd en dus resulteert in een verblijfsvergunning. Het beeld dat uit de cijfers in de onderstaande grafiek opdoemt is dat Nederland, in vergelijking met andere lidstaten van de Europese Unie, een relatief ruimhartig beleid voert waar het gaat om het inwilligen van asielverzoeken.  Nederland zit in de Europese kopgroep. Circa driekwart van de asielaanvragen wordt hier – eventueel na een beroepsprocedure – gehonoreerd met een verblijfsvergunning. Ter vergelijking: in bijvoorbeeld Frankrijk is dat maar half zo veel.

Terzijde: zowel in Nederland als gemiddeld in de EU wordt ongeveer de helft van de verblijfsvergunningen voor asielzoekers verleend op grond van het VN-vluchtelingenverdrag. De rest heeft betrekking op subsidiaire bescherming (zie hierna) en om humanitaire redenen.

Hoe krijgen we het inwilligingspercentage omlaag?

Dat relatief hoge inwilligingspercentage maakt Nederland aantrekkelijk als bestemming van asielzoekers. Als we erin zouden slagen dat percentage omlaag te krijgen kan dat leiden tot minder instroom en zo snijdt het mes aan twee kanten. Hiervoor zijn verschillende mogelijkheden die niet meteen een aanpassing van het internationale juridische kader vereisen.

De IND is een ambtelijke organisatie die de indruk wekt de eigen productie primair af te meten aan het aantal afgehandelde dossiers. Vooral als door de hoge instroom achterstanden ontstaan gaat dit al gauw ten koste van het doorvragen om er achter te komen of aanvragers wel recht hebben op asiel. Zo bleek onlangs – tot ongenoegen van de Tweede Kamer – dat verhoren van asielzoekers die als kansrijk worden beschouwd omdat zij zeggen afkomstig te zijn uit landen als Syrië, Jemen en Turkije, sinds enige tijd schriftelijk worden afgedaan.

Het is dan natuurlijk de vraag of langs die weg nog kan worden vastgesteld of zij inderdaad komen uit het land waarvan zij beweren afkomstig te zijn, nota bene hét cruciale gegeven voor de beslissing over hun verblijfsvergunning.

Van asielzoekers uit dergelijke landen wordt doorgaans niet getoetst of ze in aanmerking komen voor asiel op grond van het VN-Vluchtelingenverdrag. Hun verblijfsvergunning wordt afgegeven omdat zij op grond van hun land van herkomst in aanmerking komen voor subsidiaire bescherming.

Op de gezinshereniging voor deze groep kunnen, krachtens internationale afspraken, strengere voorwaarden en een tweejarige wachttijd worden toegepast. Maar omdat de huidige vreemdelingenwet slechts één verblijfsvergunning voor asiel kent, en dus beide groepen op één hoop gooit, kan deze beleidsruimte in Nederland niet worden benut. Omdat andere landen dit onderscheid wel maken is Nederland ook om deze reden een aantrekkelijke bestemming voor asielzoekers, en daar bovenop komt dan nog de extra volgmigratie.

Het is niet verwonderlijk dat een Syriër onlangs op de Nederlandse televisie verklaarde zijn zinnen te hebben gezet op asiel in Nederland omdat gezinshereniging hier zo snel en gemakkelijk kan worden gerealiseerd. Dit werpt meteen een nader licht op de verklaring die Den Haag geeft voor het hoge inwilligingspercentage in Nederland: dat zou komen doordat ons land in trek is bij asielzoekers uit landen die als onveilig worden beschouwd, zoals Syrië.

Dat statushouders die subsidiair bescherming genieten in de Vreemdelingenwet geen aparte categorie vormen werd destijds gemotiveerd vanuit de vrees voor overbelasting van de rechtspraak vanwege doorprocederen om de hoogste asielstatus te verkrijgen. Daar zit wat in, maar mijns inziens kan het geen geldige reden zijn om de immigratiekraan verder open te draaien, want daar komt de gekozen constructie natuurlijk wel op neer.

Alleenreizende minderjarige vreemdelingen (Amv)

Vorig jaar kwamen ruim 4 duizend alleenreizende minderjarige asielzoekers, tegenwoordig aangeduid als Amv’ers, naar Nederland. Dat is twee keer zo veel als in het voorafgaande jaar, een veel sterkere stijging dan van het aantal asielzoekers in het algemeen.

Omdat de Dublin-conventie op deze groep niet van toepassing is, maken Amv’ers die via Italië naar Nederland komen hier direct aanspraak op asiel, en kunnen zij – met een beroep op gezinshereniging – ook hun familieleden naar Nederland laten komen. ‘Daardoor is het dus aantrekkelijker om kinderen vooruit te sturen’, aldus een topambtenaar in De Telegraaf. Het komt volgens hem zelfs voor dat ouders ergens op de route naar Nederland wachten tot ze naar Nederland kunnen komen omdat hun kind als vooruitgeschoven post in ons land vraagt om gezinshereniging.

Nederland lijkt daardoor voor Amv’ers relatief aantrekkelijk. In veel andere EU-landen moet de aanvraag voor gezinshereniging door de nareizigers worden gedaan in het land van herkomst. In Nederland doet de ‘vooruitreiziger’ dat. Steeds vaker is dat een kind. Alle reden om hier over te stappen op een regeling als die in andere landen.

Achterstallig onderhoud

Er zijn verschillende mogelijkheden om Nederland minder aantrekkelijk te maken voor asielzoekers. Gelet op het voorgaande in ieder geval deze drie: (1) een minder soepele beoordeling door de IND (met het daarvoor benodigde extra personeel), (2) een aparte status in de Vreemdelingenwet voor personen die subsidiaire bescherming genieten, en (3) de regelgeving inzake gezinshereniging voor Amv’ers in lijn brengen met die in andere landen. Er valt dus nog heel wat achterstallig onderhoud uit te voeren aan het asielsysteem. Het kabinet kan meteen aan de slag.

Maar vroeg of laat zullen de grenzen gesteld door het internationale juridische kader in zicht komen. En die grenzen zullen op de schop moeten willen we de instroom van asielzoekers binnen de perken houden. Om dat te bereiken hebben we een ambitieuze regeringsploeg nodig en vooral een minister-president die in de Europese Raad en andere internationale gremia spijkers met koppen kan slaan. Maar we kunnen het ons ook niet permitteren om te wachten tot Mark Rutte een functie elders heeft en Nederland een kabinet zonder D66 en ChristenUnie.

Gemeenschappelijk Europees asielsysteem (CEAS)

Want intussen wordt in de EU gewerkt aan het Common European Asylum System (CEAS). En dat gaat ongetwijfeld uitdraaien op minder zeggenschap en meer regels waar we niet meer vanaf kunnen. Dat zou nog niet zo erg zijn als tenminste werk wordt gemaakt van beperking van de instroom: offshore processing van asielverzoeken en opvang in de regio. Maar te vrezen valt dat de nadruk vooral zal komen te liggen op spreiding van de instroom over de lidstaten.

Besluiten over het CEAS worden in de Europese Raad genomen met gekwalificeerde meerderheid. Dit betekent dat de Nederlandse premier aan de bak zal moeten en bondgenoten zal moeten vinden om dat CEAS in de gewenste richting bij te sturen en zo nodig te blokkeren. Met premier Mark Rutte, die een track record heeft wat betreft het instemmen met voor Nederland nadelige EU-voorstellen (eurobonds!), gaat dat lastig worden.

Hans Roodenburg is econoom en gaf bij het Centraal Planbureau leiding aan onderzoek naar de economische gevolgen van immigratie. Hij publiceert sinds maart 2021 in Wynia’s Week over het Nederlandse immigratiebeleid.

Wynia’s Week volgt het Nederlandse bevolkingsbeleid kritisch en op de voet. Steunt u deze broodnodige berichtgeving? Graag! Doneren kan HIER. Hartelijk dank!