Een land vol machteloze kiezers
In Nederland wordt alsmaar doorgeregeerd alsof verkiezingen en zelfs nieuwe kabinetten er niet toe doen. Het is koekkoek-éénzang: voor diversiteit, voor duurzaamheid en wie kritiek op Brussel heeft is een populist. Waar kan een kiezer anno 2019 nog terecht?
Het oogt zo mooi, het ministerschap. Een dienstauto met chauffeur, een heel ministerie dat doet wat jij zegt. En op vrijdag samen naar de Trèveszaal, de mooiste vergaderzaal van het land. Maar heeft zo’n minister eigenlijk wel wat te vertellen?
Neem nu het kabinet RutteDrie. De meeste ministers kwamen pas in beeld toen het regeerakkoord na zeven maanden eindelijk klaar was. Dat akkoord dienden ze uit te voeren, terwijl ze er part noch deel aan hadden gehad. Alleen premier Mark Rutte (VVD), minister van Landbouw Carola Schouten (ChristenUnie) en minister van Sociale Zaken Wouter Koolmees (D66), zaten er bij toen het regeerakkoord werd geschreven – Schouten en Koolmees eigenlijk ook nog tweede rang.
Maar Hugo de Jonge van het CDA? Hij mag dan vice-premier zijn, maar hij heeft maar heel gewoon het regeerakkoord uit te voeren. Of staatssecretaris Menno Snel? Hij was nog niet eens van D66 toen hij gevraagd werd om staatssecretaris van Financiën te worden. En toen hij het werd moest hij de afschaffing van de dividendbelasting verdedigen, zonder dat hij daar ook maar iets mee te maken had gehad. En toen de dividendbelasting toch bleef, had ‘ie dat weer te verdedigen.
Het regeercontract
Toch zijn er nog treuriger politici. Dat zijn de talloze Kamerleden van regeringspartijen die zich binden aan datzelfde regeerakkoord, doorgaans ook zonder er maar enige invloed op te hebben gehad. Want dat is zo’n regeerakkoord: een contract waarin Kamerleden zich verplichten een hele kabinetsperiode steun te verlenen aan beleid, dat uitgevoerd wordt door bewindslieden die er ook al weinig over te vertellen hebben.
Toch kan het nog meelijwekkende. Daarvoor moet je een Nederlands staatsburger zijn. Dan heb je weliswaar stemrecht, maar heb je geen idee wat er met die stem gebeurt. Er is hooguit een redelijke kans, dat de partij die de meeste stemmen haalt de minister-president mag leveren. Sinds 1981 is dat bijvoorbeeld steeds zo geweest. Maar met wie die premier dan regeert en welk beleid dat wordt – het is altijd maar afwachten.
Ik sprak onlangs een voormalige politicus, die het in zijn tijd als minister was opgevallen dat het beleid van de Nederlandse overheid zo weinig wordt beroerd door verkiezingen en het aantreden van nieuwe kabinetten. Je wordt minister en je doet wat er van je verwacht wordt en dat verschilt niet zo bijster veel van wat er van je voorgangers verwacht werd.
Vroeger: de verzuiling
Zo gaat dat al heel lang. Vroeger had je de verzuiling. De burgers waren nog katholiek, socialist, hervormd of gereformeerd en dan stond zo’n beetje al vast wat je stemde. De politieke leiders deden alsof ze het heel erg met elkaar oneens waren, maar ondertussen deden de rooms-rode kabinetten uit de jaren vijftig het niet zo gek veel anders dan de kabinetten met de VVD uit de jaren zestig.
En nu: maakt het werkelijk wat uit wie er met Mark Rutte regeert? De kabinetten-Rutte worden sinds 2010 gesteund door VVD, CDA, PvdA, D66, ChristenUnie en SGP (en ook nog even door de PVV). Ondanks de vele opgewonden tafereeltjes in de Tweede Kamer is er eigenlijk een brede consensus in het politieke bedrijf over wat er moet gebeuren. Zelfs als de Nederlandse bevolking laat weten – zoals in 2005 per referendum gebeurde – niet op een groter en machtiger Europa te zitten wachten, steunen Nederlandse ministers, de premier incluis – soms na wat steunen en kreunen – toch altijd de route naar een groter, duurder en machtiger Europa.
Of neem nou het mondiaal ‘migratiepact’, dat van Marrakesh. In België viel het kabinet er over. In Nederland beweerden de regeringspartijen dat er niets in stond, of dat het juist heel nuttig was. Uiteindelijk ging er een inlegvelletje in, waar niemand meer wat van zal horen. Tot het Marrakesh-beleid dat opgesteld is in New York, Genève en Brussel door Nederlandse en internationale rechters tot staand beleid wordt verklaard en niemand meer weet wie daar in Nederland verantwoordelijk voor was. Het was de Haagse Consensus.
Koploper willen zijn
Met het klimaatbeleid van hetzelfde laken en pak. Tijdens de eerste Rutte-kabinetten wilde Nederland koploper van Europa zijn met zuinig beleid, om zo andere landen de maat te kunnen nemen met de begrotingstekorten aldaar. Dat het beleid de crisis in Nederland verergerde en de koopkracht verlaagde was kennelijk van ondergeschikt belang.
Met ingang van RutteDrie heet Nederland ‘sterker uit de crisis’ te zijn gekomen en is het nu tijd voor Nederland als koploper op klimaatgebied. Geen enkel land ter wereld – een enkel Scandinavisch land daargelaten, maar daar hebben ze ook waterkracht en veel ruimte bovendien – heeft zulke scherpe klimaatdoelstellingen voor zichzelf geformuleerd als Nederland onder RutteDrie. En weer lijkt het belang van de burgers niet te tellen. Als we maar koploper zijn.
Zo bestaat de Haagse Consensus nu vooral uit zulke zaken als het Klimaatakkoord, de Klimaatwet en het gasverbod. De Klimaatwet – van origine van GroenLinks en PvdA – wordt gesteund door de linkse ‘oppositiepartijen’ èn de vier regeringspartijen. Het gasverbod dat Nederlandse burgers tegen hoge kosten van het gas af dwingt zonder dat het klimaat daar iets beter van wordt – eerder slechter – wordt gesteund door bijna alle partijen in de Tweede Kamer.
Eén-partijstaat
In maart zijn er weer provinciale verkiezingen en in mei zijn er Europese verkiezingen. In maart is het klimaatbeleid het belangrijkste thema, in mei de vraag of Nederlandse kiezers wel zo blij zijn met het meer-Europa-beleid dat Nederland onder de Rutte-kabinetten voert.
Bij de VVD zien ze de bui hangen, want de VVD is sinds 2010 doorgaans dan wel de grootste, maar de steun brokkelt steeds verder af. Vandaar dat VVD-fractievoorzitter Klaas Dijkhoff plotseling lelijk gaat doen over het klimaatbeleid, dat zijn partij overigens volledig steunt. Vandaar dat het CDA plotseling premier Rutte aanvalt op zijn Europa-beleid, dat niet kritisch genoeg zou zijn over landen als Italië. Het zijn – en kiezers weten dat – tafereeltjes voor de bühne.
In 1990 karakteriseerde de historicus J. W. Oerlemans Nederland als een ‘één-partijstaat’. Dat was toen zeker zo. De regerende partijen hadden geen ideologisch anker meer en acteerden alleen tegenstellingen om zich bij verkiezingen te kunnen profileren. Bij diverse verkiezingen sinds 1994 hebben veel kiezers met hun stem op achtereenvolgens ouderenpartijen, LPF, SP en PVV laten blijken daar genoeg van te hebben.
Maar structureel gezien heeft het weinig uitgehaald. De Haagse Consensus regeert. Zelden is de burger van Nederland daarbij een doorslaggevende factor van belang. Die burger, die is zo mogelijk een nog treuriger figuur dan de politicus die blind regeerakkoorden moet onderschrijven.
En dus, zo denk ik te mogen concluderen, worden veel Nederlandse burgers geveld door twijfel. Ook als je vindt dat er best wat aan de uitstoot van broeikasgassen mag worden gedaan, kun je nog heel goed van mening zijn dat het onzinnig is dat Nederland zich hier opwerpt als gidsland en daarbij ook nog eens onzinnige maatregelen als het gasverbod doorvoert. En ook als je vindt dat samenwerking op het Europese continent best nuttig is, dan moet je toch ook kunnen vinden dat de huidige route naar de Europese Transferunie de dood in de pot is?
Stem weggegooid?
Maar, zegt die alleszins redelijke burger dan: moet ik dan werkelijk mijn stem naar Wilders of Baudet brengen als ik dat voorop lopen met het klimaat onzinnig vindt en geen Brusselse transferunie wil? Die vraag drukt niet alleen op mensen die eerder VVD of CDA stemden, maar evenzeer op wie eerder PvdA of D66 stemden. Ik ken ze, u kent ze, misschien herkent u zichzelf.
Het antwoord luidt: het heeft er inderdaad alle schijn van, dat wie niet de Haagse Consensus wil volgen op het gebied van migratie, klimaat en Europese integratie heel weinig andere keus heeft dan Wilders of Baudet – al is die keuze voor sommigen dan weer een deur te ver.
Maar daar houdt de twijfel niet op. Want is zo’n stem niet weggegooid, als ze in Den Haag toch maar doorgaan met hun klimaathype, met het eeuwige gemier over diversiteit en diversiteit en het wegzetten als ‘populisten’ van iedereen die het nu wel genoeg vindt met de macht van Brussel? Het is een dilemma – het valt niet te ontkennen.
Als je thuis blijft is je stem sowieso verloren. Als je op de partijen van de Haagse Consensus stemt, weet je niet wat er nu weer gebeurt wat je niet wilt – maar wel weer met jouw steun. En als je een tegenstem laat horen, is er het vooruitzicht dat die keer op keer overstemd wordt. Nederland is een land met machteloze kiezers. Zelfs een minister heeft nog meer te vertellen – zelfs al voert die ook maar gewoon het regeerakkoord uit.