Eén ding kan RutteVier wel: de rapportenproductie draait op volle toeren
Uit de diverse crises die het kabinet nu teisteren en alle terreinen waarop dit zich compleet vastgedraaid heeft in beleidsfuiken, zou je geneigd zijn te concluderen dat de Nederlandse overheid tot niets meer in staat is. Maar dat is te somber: de productie van rapporten staat als vanouds op een hoog peil, althans kwantitatief.
Op 3 juli gaf D66-klimaatminister Rob Jetten een persconferentie over het nieuwste specimen dat hij naar de Tweede Kamer had laten sturen, het Nationaal Plan Energiesysteem. Beter gezegd: het concept Nationaal Plan Energiesysteem, want nu volgt een half jaar waarin Jetten ‘de dialoog aan gaat met mede-overheden, sectoren, bedrijven, maatschappelijke partijen en burgers om deze keuzes aan te scherpen. Met volle aandacht voor de uitvoering in de praktijk,’ aldus de begeleidende Kamerbrief.
Wensdenken in beleidsnotakoeterwaals
Maar op één been kan de energietransitie niet staan, dus kwam er ook nog een ontwerp-Programma Energiehoofdstructuur uit. Laten we daarbij in herinnering brengen dat in april al de voorloper van deze beide rapporten uitkwam, het Outlook Energiesysteem 2050, dat daardoor met terugwerkende kracht nóg overbodiger wordt. In een vorige column kon u al meegenieten van het oeverloze, tot niets verplichtende, in beleidsnotakoeterwaals gevatte wensdenken waar dit 150 pagina’s tellende rapport bol van stond.
Er is overigens sinds april dit jaar ook nog een Wetenschappelijke Klimaatraad (WKR) actief, die de regering ‘gevraagd en ongevraagd’, zoals dat zo mooi heet, adviseert over klimaatbeleid.
Van deze raad is nog niets vernomen, want ze zijn druk bezig met hun eerste advies, dat gepland staat voor januari 2024. Dat gaat ‘over dilemma’s en richtinggevende keuzes waar Nederland de komende jaren voor staat in de transitie naar klimaatneutraliteit’. Dit moet dienen als input voor het Klimaatplan, dat het kabinet in het najaar van 2024 zal presenteren, en dat ‘de hoofdlijnen van het klimaatbeleid voor de komende jaren beschrijft’.
Moeten we dus concluderen dat het Nationaal Plan Energiesysteem en het Programma Energiehoofdstructuur zich verre houden van ‘dilemma’s en richtinggevende keuzes’ in het klimaatbeleid, en dat energiebeleid geen hoofdlijn van het klimaatbeleid is? Daar is de Klimaatraad immers nog op aan het studeren? Logisch: energiebeleid gaat immers slechts over hoe we Nederland en de economie tot 2050 draaiende houden met afschaffing van alle netto CO2-uitstoot.
Het valt voor de Klimaatraad te vrezen – zelfs als dit kabinet er nog zit in januari 2024 – dat hun eerste advies in dezelfde bureaulade op de stapel komt waar ook Outlook Energiesysteem 2050 nu zacht rust. Is dat erg?
Niet voor de leden van zo’n commissie en hun ondersteunend ambtenarenapparaat. Het produceren van zo’n rapport is een doel op zich. Ongeacht of het enige impact heeft, het houdt je een half jaar of langer van de straat en het is weer een glansrijk item op het cv. Ik heb althans nog nooit gemerkt, dat het commissieleden wordt aangerekend als een rapport doodvalt en geen enkele invloed heeft.
Eindelijk wordt Rob Jetten concreter
Genoeg gemopperd over deze core business van de overheidsbureaucratie. Kán Nederland wat met deze twee recente rapporten over het energiebeleid?
De eerlijkheid gebiedt te zeggen, dat Jettens plannen eindelijk iets concreter worden. Ook in zijn inleidende toespraakje op de persconferentie zei hij een paar verstandige dingen: zoals dat de regering nu de regie van de energietransitie moet pakken, en dat Nederland zoveel mogelijk in de eigen energiebehoefte moet voorzien.
Dit laatste is door de Nederlandse politiek lang weggewuifd als bekrompen en achterhaald, typisch twintigste eeuw, maar de ervaringen met Russisch gas hebben hier blijkbaar enige realiteitszin aangebracht. Het wachten is nu op de crisis die onze politici wakker maakt wat betreft de voedselproductie.
Onveranderd is de nadruk op wind en zee
Ook het Nationaal Plan Energiesysteem grossiert weer in de vreselijkste dooddoeners (‘Energie is een basisvoorziening en een noodzakelijke voorwaarde voor economische en maatschappelijke activiteiten. Om die reden moeten consumenten en bedrijven hun energiegebruik kunnen betalen.’ – denkt Jetten dat we achterlijk zijn?), dus net als de Outlook had het rapport met behoud van inhoud zeker drie keer korter gekund.
Onveranderd is de nadruk op wind op zee, die in Jettens visie het leeuwendeel van onze energie moet gaan leveren. En omdat dit pieken en dalen in de elektriciteitsproductie van tientallen gigawatts met zich mee brengt, moet er ook een enorme capaciteit voor elektrolyse opgebouwd worden.
Elektrolyse van water met stroom uit windturbines produceert ‘groene’ waterstof, die kan worden opgeslagen en zo de energievoorziening stabiliseert. Bovendien is veel waterstof nodig om grote industriële uitstoters, zoals Tata-steel, te vergroenen. Opmerkelijk is, dat in het Programma Energiehoofdstructuur zelfs de zorg wordt uitgesproken, dat bij zoveel elektrolyse gebrek aan water kan ontstaan!
Het besef, hoeveel waterstof nodig is om de wild fluctuerende stroomproductie van de gigawindparken op zee in goede banen te leiden, lijkt bij niet-specialisten nog nauwelijks ingedaald. Volgens het Programma Energiehoofdstructuur moeten in heel Nederland zogeheten zoutcavernes gereed gemaakt worden voor waterstof-opslag. Dit zijn ondergrondse holtes in zoutlagen met volumes van miljoenen kubieke meters, waar dan onder hoge druk waterstofgas in geperst wordt. Gegeven de gevoeligheden rond het Groningse aardgas, zal hier nog een fors acceptatieprobleem opduiken zodra dit tot de burger doordringt.
De grote winst van het Nationaal Plan Energiesysteem ten opzichte van de Outlook is, dat hier tenminste zonder ideologische oogkleppen op naar kernenergie gekeken wordt. Twee grote nieuwe kerncentrales in Borssele zijn in het Plan een vaststaand feit, die vanaf 2035 samen drie gigawatt stroom gaan leveren.
Zonder kernenergie lukt het niet
Ook erkent het Plan, dat ‘basislastvoorziening’ nog steeds belangrijk is: om het hele systeem te stabiliseren, moet je ook een substantiële stroombron te hebben die altijd aan staat, zoals kernenergie. Zeloten van zon- en windenergie probeerden ons namelijk wijs te maken dat een elektriciteitsnet gebaseerd op wild en onvoorspelbaar fluctuerende energiebronnen geen basislastvoorziening meer nodig heeft.
Los van alle details, is dat het belangrijkste wat in dit rapport staat. De erkenning dat kernenergie zeer geschikt is om de nog steeds onontbeerlijke basislast aan elektriciteit te leveren, opent de geest van de politiek voor een flink groter aandeel kernenergie in 2035 en zeker in 2050.
Met zes grote kerncentrales (twee in Borssele, twee op de Maasvlakte en twee in de Eemshaven) zou circa 20 gigawatt minder aan windmolens op zee nodig zijn, en zo’n 10 gigawatt minder aan elektrolyse-capaciteit en bijbehorende waterstof-opslag. Dit zou de hele energietransitie enorm vereenvoudigen en minder duur en onzeker maken.
Over geld wordt angstvallig gezwegen
Want ja, die energietransitie naar netto nul CO2-uitstoot in 2050 mag wat kosten, maar mogen we in het volgende rapport misschien ook een kostenraming zien? Want ondanks alle dooddoeners over dat het betaalbaar moet blijven en dat iedereen mee moet kunnen, wordt in beide rapporten over geld angstvallig gezwegen. Bezwerende taal over kostenefficiëntie staat er genoeg, maar bedragen, ho maar.
Hoeveel miljard investeert de overheid, hoeveel het bedrijfsleven, wat kost een kilowattuur de burger in 2035? Ik heb een duister vermoeden, dat we die harde waarheden ook in het eerste advies van de Klimaatraad in januari 2024 níet gaan aantreffen.
Wetenschapsjournalist Arnout Jaspers is schrijver van de bestseller ‘De Stikstoffuik’. Zijn columns verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.
Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving, die vrij beschikbaar is voor iedereen. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!