Een afrekening met het beeld van de Middeleeuwen als duister intermezzo tussen Oudheid en Renaissance
Letterlijk en figuurlijk begonnen de Hoge Middeleeuwen eind twaalfde eeuw rond de metropool van die jaren: Parijs. Suger, de abt van Saint-Denis, paste een revolutionaire nieuwe techniek toe: het kruisribgewelf. Deze lichte dakconstructie maakte het mogelijk de eerste gotische kathedraal te bouwen – hoog, maar vooral licht door het slopen van zware steunmuren en donkere kapellen.
God is licht, was de religieuze boodschap die de ondernemende abt wilde uitdragen. Door de gebrandschilderde ramen werd het koor ‘het brandpunt van het licht, de plaats van de meest verblindende nabijheid tot God’. Suger mobiliseerde alle architectonische mogelijkheden om zijn kathedraal, en daarmee de suprematie van de Kerk over de wereld, gestalte te geven.
Klassiek meesterwerk
De kathedralen rond Parijs, maar vanaf de dertiende eeuw ook in het toenmalige Italië, Spanje en Groot-Brittannië, konden alleen maar tot bloei komen in een nieuwe economische, sociale en politieke context. Dat wil zeggen: relatieve vrede na de rooftochten van de Noormannen en een precair machtsevenwicht tussen vorst, vazallen, paus, bisschoppen en de opkomende burgerij in de steden.
Hoe dit alles in zijn werk ging werd een halve eeuw geleden door de Franse historicus Georges Duby uit de doeken gedaan in zijn klassiek geworden meesterwerk De Kathedralenbouwers. Ger Groot maakte een nieuwe vertaling op basis van de Pléiade-editie van Duby’s Oeuvres uit 2019.
De oorspronkelijke uitgave bevatte 36 slordig gedrukte zwart-wit afbeeldingen. De nieuwe Nederlandse editie van uitgeverij Noordhoek heeft er meer dan driehonderd, in kleur en op groot formaat. De bijschriften vertellen de religieuze, maar ook de kunsthistorische betekenis van het getoonde kunstwerk.
Georges Duby behoorde tot de beroemde Franse school van Annales-historici. Hun ambitie was integrale geschiedschrijving: de gebeurtenissen van alle dag en de uitingen van hoge cultuur konden pas echt worden begrepen uit wat Karl Marx de onderbouw noemde. Denk aan het klimaat, aan migratie, verstedelijking, nieuwe technieken in de landbouw, industrie en handel. Denk vervolgens aan de interactie tussen de rivaliserende sociale groepen en machthebbers.
Een religieuze aristocratie
Duby zegt het zo: ‘Een kathedraal is per definitie een bisschopskerk, dus een kerk in de stad; kathedralenkunst betekende in Europa dan ook allereerst een renaissance van de steden (…) Hoe stedelijk ook, de kathedralenkunst voedde zich voor haar bloei vooral met de opbrengst van de dichtbij gelegen velden; het was aan het zwoegen van ontelbare pioniers, ontginners, wijnboeren, slotengravers en dijkenbouwers te danken, aan het succes van de enorme ontwikkelingen in de landbouw, dat zij tot haar hoogtepunt kon komen.’
Maar de door het werk van de boeren gerealiseerde rijkdom moest niet langer door de aristocratie worden aangewend voor destructieve militaire campagnes en verkwistende feesten. Duby spreekt van een ‘religieuze, liturgische aristocratie die haar rijkdom in de meest letterlijke betekenis van het woord heiligde door deze aan te wenden voor de verheerlijking van God’.
Uiteindelijk emancipeerde zich een nieuwe sociale groep van kunstenaars en ambachtslieden die naast de religieus georiënteerde opdrachtgevers ook een markt van seculiere burgers zou aanboren. Maar dan zijn we inmiddels in de vroegmoderne tijd beland.
Hoewel Duby oog heeft voor oorlogen en rampen als de pestepidemie van 1348-1350, is zijn verhaal een afrekening met het beeld uit onze schoolboekjes van de Middeleeuwen als duister intermezzo tussen de glorie van de Oudheid en de Renaissance van de Italiaanse vijftiende eeuw. De nieuwe editie van De kathedralenbouwers repareert dat beeld effectief voor de niet historisch onderlegde lezer. Al moet die wel enig uithoudingsvermogen hebben om zich niet te laten ontmoedigen door de vele zijpaden die Duby inslaat om zijn stellingen te illustreren.
Georges Duby: De kathedralenbouwers, Noordboek, 448 pagina’s,
€ 49,90.
Hans Wansink is historicus en journalist en publiceert over boeken in Wynia’s Week. Hij was redacteur van NRC Handelsblad, Intermediair en de Volkskrant.
Wynia’s Week verschijnt ook dit jaar 104 keer met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. Plus video’s en podcasts. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!