Dwing het onderwijs tot kennisoverdracht door een leraar die de baas is in een rustige klas
Zet die schoolbankjes maar weer netjes op een rij, zodat je met je gezicht naar het schoolbord en de leraar zit. Laten we de kennis van gisteren nog eens herhalen. Want pas dan wordt die kennis in je langetermijngeheugen opgeslagen. Kennisoverdracht, blijkt uit wetenschappelijk onderzoek in binnen- en buitenland, moet weer centraal komen te staan in het onderwijs.
Het lijkt een vanzelfsprekende boodschap, maar decennialang was dat niet zo. Kennis was, zoals journalist Maarten Huygen schrijft in zijn belangrijke boek over de deplorabele staat van ons onderwijs, lang ‘uit de mode’. De leerling moest het, als ‘eigenaar van het eigen leerproces’ zelf maar uitzoeken. Progressieve onderwijshervormers dachten dat instructie, herhaling en oefening niet zo nodig waren. Met de docent gedegradeerd tot coach, was ‘ontdekkend leren’ het parool. Met desastreuze gevolgen voor de leesvaardigheid, de rekenvaardigheid, de motivatie van leerlingen en de onderwijskansen van kinderen uit zwakke sociale milieus.
Schoolbesturen hebben vrij spel
Maarten Huygen besloot zijn lange loopbaan bij NRC als redacteur onderwijs. Hij presenteert zijn bevindingen in Nog wat geleerd vandaag?, een boek dat precies op het juiste moment komt. Vergeleken met andere rijke landen zijn de onderwijsprestaties van de Nederlandse leerling de laatste twintig jaar achteruit gehold. Maar liefst een derde van de vijftienjarigen kan niet goed genoeg lezen om zich in de samenleving staande te houden.
Er is een nijpend tekort aan leraren – en zij beschikken bovendien lang niet altijd over voldoende didactische bagage om effectief te kunnen lesgeven. En dan te bedenken dat deze rampzalige toestand is ontstaan ondanks de extra miljarden die het zittende kabinet-Rutte heeft overgemaakt aan de schoolbesturen. Maar dat gebeurde zonder dat daarvoor tegenprestaties werden verlangd. In plaats van het stellen van deugdelijkheidseisen, het afrekenen van besturen op hun wanprestaties en het ingrijpen in de falende lerarenopleidingen bleef de overheid passief de andere kant op kijken. De vrijheid van onderwijs is in de wetgeving nooit absoluut geweest, maar de schoolbesturen hebben tot de dag van vandaag vrij spel om zich te onttrekken aan elke bemoeienis die gericht is op het verbeteren van de schoolresultaten.
Het goede nieuws is dat langzaam begint door te dringen dat het zo niet langer kan. Huygen wijst op onderwijspsychologisch onderzoek dat het vergaren van voorkennis door middel van duidelijke instructie en oefening onmisbaar is om een tekst te begrijpen. Die voorkennis kan net zo goed worden opgedaan in de lessen geschiedenis, biologie en aardrijkskunde als door het lezen van ‘rijke’ literaire teksten.
Als een kind meer dan vijf procent van de begrippen niet kent, blijft de hele tekst onbegrepen. Huygen: ‘Met een kortetermijngeheugen dat maar vier items kan bevatten, neemt een leerling die zelfstandig moet snuffelen in bergen onbekende feiten, niets nieuws op. Een goed gevuld langetermijngeheugen geeft richting aan de nieuwe kennis. Kennis die in duizenden jaren is opgebouwd kan een leerling niet op eigen houtje ontdekken.’
Van prestatiemaatschappij naar standenmaatschappij
Toch was dat laatste de kern van de progressieve ideologie van het zoek-het-zelf-maar-uit-leren dat onder lerarenopleiders, schoolbestuurders en onderwijsbeleidsmakers nog steeds welig tiert. Huygen traceert de oorsprong van dit ‘onderzoekende leren’ in de Verenigde Staten rond het jaar 1900. Het ging er vooral om dat de leerlingen self esteem (zelfrespect) ontwikkelden, ongeacht hun prestaties. Dat daarvoor de lat steeds lager werd gelegd en er steeds hogere cijfers werden gegeven, werd op de koop toegenomen.
Het was een elitair project, dat soms succes had bij scholen met hoogopgeleide en betrokken ouders. De tragiek van de hele onderwijsvernieuwingsbeweging is dan ook dat die de ongelijkheid tussen leerlingen alleen maar groter heeft gemaakt. Huygen: ‘Zo maakt de ‘prestatiemaatschappij’ plaats voor de ‘standenmaatschappij’, waarin ieder in diens eigen sociale positie moet berusten.’
Bijles is onmisbaar geworden
Kennisintensief onderwijs door middel van wat in het jargon heet ‘expliciete directe instructie’ van een docent die de baas is in een rustige klas, is juist voor kinderen uit kansarme milieus en/of probleemgezinnen van het grootste belang. Vandaar dat islamitische basisscholen, vanwege hun ouderwetse didactische aanpak, relatief goed presteren – een feit dat weinig bekend is (en ook niet door Huygen wordt vermeld).
Logisch vloeit uit het betoog van Huygen voort dat bijles (door de betrokken docenten zelf liever ‘aanvullend onderwijs’ genoemd) tegen wil en dank onmisbaar is geworden. Bijlesdocenten worden veel strenger geselecteerd op hun kennis en vermogen effectief les te geven dan ‘gewone’ leerkrachten. Ze worden immers afgerekend op verbetering van de resultaten van hun klanten.
In de beeldvorming zijn het vooral rijke ouders die investeren in hun kinderen, maar in de praktijk huren veel scholen bijlesdocenten in om hun eigen niveau op te krikken. Niet minder dan een derde van de leerlingen in het voortgezet onderwijs en een kwart van de basisschoolleerlingen krijgt op enig moment bijles. De helft daarvan wordt door de ouders betaald.
Huygen wijst erop dat de bijlesinstellingen onderwijswetenschappers in huis hebben die op de hoogte zijn van de didactiek om kennisintensief les te geven. Die methodes worden op lerarenopleidingen vaak niet gegeven. Vandaar dat Huygen een pleidooi houdt voor een grondige hervorming van deze opleidingen. Ook hier moet kennis centraal komen te staan. Intussen is, zoals Huygen het noemt, ‘bijles voor leraren’ die nu voor de klas staan noodzakelijk om het tij te keren.
Zet onderwijsbonzen onder hogedrukspuit
Maarten Huygen is kritisch, maar heel summier, over het functioneren van de onderwijsinspectie, de verzelfstandigde schoolbesturen en het ministerie van Onderwijs. ‘Er moet heel wat fout gaan voordat een school als ‘zwak’ wordt bestempeld. Er is weinig invloed op de gebruikte lesmethodieken’, stelt hij vast.
Je kan ook hardop zeggen dat de onderwijsbonzen onder de hogedrukspuit gezet moeten worden om ze te doordringen van de urgentie om het roer om te gooien. De vrijheid van onderwijs is ontaard in vrijblijvendheid. Daar kan de huidige politieke constellatie, met het CDA – van oudsher de politieke tak van het bijzonder onderwijs – als te verwaarlozen splinterpartijtje, eindelijk korte metten mee maken.
Het kind moet niet langer centraal staan, maar de behoefte van onze maatschappij aan knappe koppen, vakmensen en zelfredzame burgers. Dat vereist van de nieuwe regering de ‘expliciete directe instructie’ die in de klas zolang taboe was.
Maarten Huygen, Nog wat geleerd vandaag? Hoe kennis terugkeert in het onderwijs. Boom; 312 pagina’s; € 29,95.
Wynia’s Week is jarig! Bent u al donateur? Dan hopen wij dat u ook het komend jaar weer meedoet. Kwam het er nog niet van, maar wilt u wel Wynia’s Week mogelijk maken? Dan hopen we dat u nu ook de stap zet. Doneren kan op verschillende manieren en zowel met een éénmalig bedrag als met een maandelijkse bijdrage. Hartelijk dank!