Drugs waren al nooit onschuldige hippie-handel
Ruim twintig jaar geleden noemde een Franse senator Nederland een ‘narcostaat’ van een soort dat in Europa niet hoorde te bestaan. De Nederlandse woede was groot: het was een schande dat een bevriend EU-land zoiets over ons zei. Nu, 23 jaar later, zeggen Nederlandse autoriteiten het zelf: de drugsmaffia is Nederland boven het hoofd gegroeid. Maar eigenlijk was dat al heel lang zo. We wilden het alleen niet zien.
De fundamenten voor de narcostaat Nederland werd eigenlijk al een kleine halve eeuw geleden gelegd, al ging het toen nog niet zozeer om pillen en cocaïne, als wel om grootschalige smokkelimport van hasjiesj. Niet veel later zond Koos Zwart, zoon van PvdA-minister Irene Vorrink, wekelijks op de radio de ‘beursberichten’ uit over de prijs van Rode of gele Libanon, Maroc of Afghaan.
En in 1976 kondigde Vorrink samen met CDA-minister Dries van Agt het Nederlandse gedoogbeleid af. Er werd een onderscheid gemaakt tussen hard en softdrugs. Die softdrugs konden geen kwaad, was het idee. Alleen harddrugs mochten niet, maar werden vooral als een verslavingsprobleem gezien.
Want dat is het Nederlandse drugsbeleid sinds jaar en dag: een kwestie van volksgezondheid. De hele Nederlandse borstklopperij over het eigen voortreffelijke drugsbeleid is volledig gebaseerd op het idee dat als je voorkomt dat hasj- en wietrokers overgaan op zware, verslavende drugs als (toen) heroïne en (toen ook al) cocaïne er niets aan de hand was. Waarbij aangetekend, dat de Nederwiet in de jaren zeventig nog de onderklasse van de cannabisproducten was: te slap om goed stoned van te worden. Heel anders dan de bovenklasse die exportproduct Nederwiet nu is.
Toen de coffeeshops en de huisdealers vanaf het midden van de jaren zeventig vrij spel kregen en gedogen de norm werd, was Nederland nog volledig in de ban van de jaren zestig. Tot in de hoogste kringen werd het idee omarmd dat Nederland progressief voorop moest gaan in de wereld. Ons land diende gidsland te zijn. Het was slechts een kwestie van tijd dat de rest van de wereld Nederland zou volgen met progressief beleid op het gebied van ontwikkelingshulp, abortus en drugs.
Als in Italië, of Mexico
Als het om drugs gaat heeft die borstklopperij zo ongeveer geduurd tot de moord op Derk Wiersum, advocaat van een klokkenluider van de ‘mocromaffia’ wiens broer ook al is gedood in opdracht van een voortvluchtige Nederlandse maffialeider. Nu pas verschijnen de verhalen dat Nederland misschien wel erger is dan Italië, omdat de Nederlandse bovenwereld verbonden is met de massale geldstromen van de Nederlandse productie van en handel in drugs. Nu pas verschijnen de verhalen dat de martel- en liquidatie-praktijken van de Nederlandse drugsmaffia gelijkenis vertonen met die uit Latijns-Amerika (waarmee nauwe banden bestaan).
In het voorjaar ontkende minister Ferdinand Grapperhaus van Justitie, dat Nederland op weg zou zijn een narcostaat te worden, of dat misschien al zou zijn. Ook na een alarmerend rapport over Amsterdam – waar wordt weggekeken terwijl een groot deel van de economie en een deel van de samenleving aan de drugs is – was de minister nog niet zo ver. Pas na de moord op strafrechtadvocaat Derk Wiersum op 18 september 2019 kwam Grapperhaus tot het oordeel dat een speciale drugseenheid de narcostaat Nederland te lijf diende te gaan.
Al een kwart eeuw narcostaat
Ik schrijf al geruime tijd over dit onderwerp: over Nederland en de drugs, over het wegkijken, over de eenzijdige kijk op de beweerde gezondheidsvoordelen, over de volstrekte blindheid voor het feit dat een klein land zonder echte grenzen en met grote mainports zich helemaal niet kan permitteren om in zijn eentje drugs een beetje luchtig te behandelen als ze in de omringende wereld hard worden aangepakt.
Zo schreef ik in de zomer van het jaar 2000 een omslagverhaal voor weekblad Elsevier, waarin ik de situatie van dat moment beschreef. Ik kan het niet laten enkele passages te citeren.
‘Nederland is in een kwart eeuw het meest prominente drugsland van Europa geworden. De productie, handel en doorvoer van drugs vormen een ontzagwekkende – en nog steeds groeiende – illegale bedrijfstak. Er gaan jaarlijks miljarden guldens in om – alleen de coffeeshops zetten al ruim twee miljard om; en als de uitzaaiingen naar andere delen van de economie worden meegeteld mogelijk tientallen miljarden. Tienduizenden Nederlanders zijn erbij betrokken. Voor de internationale, georganiseerde criminaliteit is Nederland een favoriet land. Dat geldt ook voor de honderdduizenden buitenlandse ‘drugstoeristen’ die Amsterdam en de grenssteden aandoen.’
‘In de ogen van de wereld is het land van Rembrandt, windmolens, klompen en tulpen inmiddels het land geworden van steden vol coffeeshops – steden waar een penetrante drugswalm hangt. Dat imago is schadelijk omdat het de onderhandelingspositie van Nederland binnen de Europese Unie stelselmatig verzwakt.’
‘De schade aan de Nederlandse samenleving zelf is nog groter. Die dreigt permanent te worden ondermijnd. In de immense bedrijfstak drugs heerst rechteloosheid. Gijzelingen, martelingen en liquidaties zijn er aan de orde van de dag.’
Het zal de oplettende lezer opvallen dat deze passages een opvallende overeenkomst vertonen met de rapportages die anno 2019 opduiken. Er zijn maar twee verschillen: de guldens zijn euro’s geworden en de uitvoerende hoofdrol is nu voor allochtone (Marokkaanse, met name) medelanders, niet zozeer voor de Bruinsma’s en de Holleeders – legendarische namen uit de misdaad van de jaren tachtig, negentig en verder.
Wie het zegt is een landverrader
Toen ik dat verhaal voor Elsevier schreef, was er al een muur van weerstand aan het Binnenhof en omgeving. Als je schreef zoals het zat, werd je zo’n beetje als een landverrader gezien – zelfs bij partijen als het CDA die van alle coffeeshops af wil. Want drugs in Holland, dat was tegen beter weten in een soort vredig exportproduct uit de tijd van de bloemenkinderen en andere hippies. Dat gold al helemaal in Amsterdam, dat er tot op de dag van vandaag een soort alternatief imago koestert, maar daarmee tevens de drugsmaffia faciliteert.
Er was in de jaren negentig een merkwaardige reflex in de houding van de Nederlandse autoriteiten geslopen. Een man als Wim Kok, de premier van die dagen, had privé echt helemaal niets met drugs, maar werd internationaal voortdurend in de verdediging gedrongen over het Nederlandse gedoogbeleid. Van de weeromstuit werd Kok een verdediger van een soft drugsbeleid.
Een speciale rol was in dat verband weggelegd voor de pas overleden Franse president Jacques Chirac. Wat diens motieven waren is nooit helemaal opgehelderd, maar het is aannemelijk dat die van zowel persoonlijke als politieke aard waren. Ook toen al deed de campagne van Chirac tegen drugs (uit Holland) het electoraal goed in de concurrentie met het Front National. Maar ook overleed Chiracs schoonzoon op jonge leeftijd, vermoedelijk aan een overdosis – ene gegeven dat pook in verband wordt gebracht met de houding van de president.
Hoe dan ook Chirac was gedreven en vasthoudend: drugs dienden hard aangepakt, zowel de producenten en de handelaars als de gebruikers. En Nederland was in zijn ogen het kwaad, want daar kwamen die drugs vandaan en het moest maar eens afgelopen zijn met al dat gedoog.
Chirac: grenzen sluiten
Al meteen bij zijn aantreden in juni 1995 dreigde Chirac Kok – bij een diner in het presidentiële Elysée-paleis , te midden van de andere Europese leiders – ‘de grenzen dicht te gooien’. En zo geschiedde, in die zin dat de voorgenomen opheffing van de grenscontroles met België werden geschrapt, omdat dat de route voor jonge Fransen was om aan Hollandse drugs te komen. Het waren de dagen dat Rotterdamse drugsrunners al bij de Belgisch-Nederlandse grens klaar stonden om de Fransen op te vangen.
Chirac ging maar door. Hij bedacht dat er een Europees beleid moest komen waarmee in de Nederlanders in een door hem gedicteerd Europees harnas zouden worden gestopt. Naar iedere Europese top waar Chirac was ging de Nederlandse delegatie met trillende benen omdat Chirac wel weer een plotse aanval op het Nederlandse drugsbeleid zou doen.
Wat niet hielp, is dat Nederland in die dagen Nederland wereldwijd te kijk stond, omdat uit de IRT-affaire was gebleken dat politie en justitie om hasjhandelaren op te kunnen pakken zelf grootschalig – honderden tonnen – in de hasjhandel was gegaan. Het leidde onder meer tot het aftreden van de minister van Justitie (Hirsch Ballin) en Binnenlandse Zaken (Van Thijn). Het zou niet het laatste aftreden van bewindslieden zijn in relatie met drugsbeleid. Men denke aan Opstelten en Teeven (2015) en Van der Steur (2017) die allen verstrikt raakten in een justitiedeal met een drugshandelaar.
De Franse senator
Uiteindelijk heeft Kok de ergste Frans-Nederlandse crisis in de zomer van 1998 weten te bezweren met een geheime visite aan het Elysée. Maar toen was er in 1996 al een door Chirac bij zijn partijgenoot-senator Paul Masson geschreven rapport, waarin Nederland te kijk werd gezet als ‘narcostaat’.
In plaats van dat werd gekeken of die Masson misschien gelijk had, sloot de Nederlandse oester zich. Het was een schande, zo ging je niet met elkaar om. En voort ging het, met het borstklopperig uitventen van de eigen voortreffelijkheid, want de scheiding tussen soft- en harddrugs en de gedoogde coffeeshops zou juist een voorbeeld voor de wereld zijn.
Nu pas, een kleine kwart eeuw verder, dringt het – en hoe diep het gaat moet nog blijken – tot de hoogsten in rang in de samenleving door dat Nederland allerminst een voorbeeld voor de wereld is. Nederland kan zich helemaal niet permitteren om de drugsindustrie niet keihard aan te pakken, omdat de misdadige drugsindustrie anders Nederland over neemt – als het al niet zo ver is: economisch, moreel, rechtsstatelijk.
Nederland heeft een prima infrastructuur om ‘zaken’ te doen
Te lang heeft Nederland zich bedwelmd met zelffelicitaties, met onze voortreffelijkheid en het geringe aantal zware verslaafden. Maar feit is, dat Nederland het zich als klein open land helemaal niet kan permitteren om de productie en de handel van wereldwijd illegale drugs maar een beetje te laten begaan, met gedogen, met pappen en nathouden. Nederland heeft een halve eeuw lang niet over de dijken gekeken als het om de drugsaanpak ging.
We dachten dat het een kwestie van tijd was tot de wereld onze aanpak zouden overnemen. Terwijl in de tijd van Chirac er al nauwelijks een Europese leider was die Wim Kok steunde. En ondertussen wist de misdaad Nederland prima te vinden: gedoogd, getolereerd, lage pakkans, lage straffen en een prima infrastructuur om zaken te doen. Zo werd Nederland de narcostaat die Nederland eigenlijk al een halve eeuw is.
Op 3 oktober 2019 interviewde De Volkskrant de hoogste baas van de Nederlandse politie, Erik Akerboom. Die vertelde dat nu al ‘enkele tientallen personen extra worden beveiligd’ en dat daarvoor ‘honderden mensen uit de politie-eenheden’ worden gehaald. Hij voorzag ‘een situatie waarin je hele groepen onderbrengt op locaties waar mensen moeten verblijven voor hun veiligheid’. Zo ver is het dus al gekomen – ‘Italiaanse toestanden’. Maar beter gezegd: zo ver waren we al, alleen werd dat tot de moord op advocaat Derk Wiersum onvoldoende beseft.
Akerboom vertelde ook, dat hij zelf ook nogal laat het licht had gezien, namelijk in april 2018. ‘Toen organiseerden wij een internationale drugsconferentie. Andere landen schilderden ons af als bijna een narcostaat. Dan schaam je je kapot. In witwassen is Nederland kampioen.’
Weer waren er dus buitenlanders voor nodig om zelfs de hoogste politiebaas van Nederland te laten inzien dat ons drugsbeleid begon met bloemenkinderen, maar verworden is tot en maffiawereld. En nog was het niet genoeg. De talrijke moorden waren er al. Maar pas toen een advocaat werd vermoord ging het lichtje echt branden.
Ik sprak over de hyperactuele geschiedenis van de Narcostaat Nederland ook op de podcast ‘Beste Stuurlui’ bij BNR Nieuwsradio. Luister hier: https://www.bnr.nl/podcast/debestestuurlui/10391331/nederland-is-een-narcostaat