Drie keer raden wie Het Grote Spenden gaat betalen
We gaan bijzondere tijden tegemoet. Alle kans dat het er op termijn niet beter op wordt, schrijft Roland Tichy, hoofdredacteur van Tichys Einblick.
De Europese Unie is definitief een schuldenunie geworden. Rente bestaat nauwelijks meer, overheden geven ongeremd geld uit. Wie dat allemaal gaat betalen? Drie keer raden. En als de luchtbel echt uiteenspat, betalen de burgers nog een keer de schade.
Wat vaccinaties betreft is het in Europa nog ‘ieder voor zich en God voor ons allen’. Maar met de schulden ligt dat anders, want die hebben we nu gezamenlijk: Italië ontvangt ongeveer 200 miljard euro uit het corona-herstelfonds van 750 miljard euro, waaraan Duitsland ongeveer een kwart en Nederland zo’n 6 procent meebetaalt.
Maar van die 200 miljard gaan de Italianen volgens krantenberichten nog geen 10% daadwerkelijk aan medicijnen en coronazorg besteden. Van de rest kunnen Italianen bonussen krijgen van soms wel 110 procent, bijvoorbeeld op de aanschaf van een kachel, of subsidies van 2000 tot 6000 euro bij de aankoop van een nieuwe auto.
Klimaatafspraken spelen daarbij geen rol, want elke auto is goed: een elektrische, maar ook eentje op benzine of diesel. De Noord-Europese belastingbetaler betaalt in Italië zelfs mee aan fietsen. De Italiaanse bureaucratie zal verder groeien en de Italiaanse ambtenaren zullen nog beter betaald krijgen.
Geen zorgen om de staatsschuld
Italië heeft een torenhoge staatsschuld, maar maakt zich daar niet druk om. De linkse politici in Italië weten het zeker: ‘Er is genoeg geld.’ En dat is ook zo. Alleen: voor wie is dat geld, waar is het voor bedoeld en wie gaat er uiteindelijk betalen? Het antwoord komt van de New Monetary Policy waar de EU nu mee dweept.
De essentie van dat beleid is: staatsinkomsten spelen geen rol meer – alles kan betaald worden uit schulden die de centrale bank financiert. Een staat die dit beleid hanteert, kan als hij maar groot genoeg is en zijn eigen centrale bank volledig onder controle heeft, naar eigen inzicht geld uitgeven, belasting heffen en geld lenen.
Simpel gezegd: geen zorgen om de staatsschuld – die blijft gewoon groeien. En die hoge schuld kost de staat niets, want de rentetarieven zijn sowieso nul. En heeft de staat meer geld nodig, dan kan die gewoon de geldpers aanzetten, zoals dat vroeger heette.
Geldpers en schulden
Tegenwoordig komt dat virtuele kunstgeld niet eens meer uit de geldpers. Het wordt met een druk op de knop door de Europese Centrale Bank gecreëerd. Zo lijkt het of we in een soort economisch Luilekkerland terecht zijn gekomen. Alles loopt gesmeerd, in heel Europa.
Heeft er soms iemand in Duitsland of Nederland honger vanwege die 200 miljard euro die naar Italië zijn gegaan? Nee hè? Loopt onze begroting erdoor in het honderd? We tellen dat bedrag gewoon niet mee. Deze nieuwe schuld wordt niet op de nationale begrotingen bijgeschreven. Het is een EU-schuld. Niet hier bij ons. Nee, helemaal in Brussel.
Oncontroleerbaar, niemand houdt hem in de gaten, het Europese Parlement doet niet lastig, want dat is geen echt parlement, het is voornamelijk uit op meer macht voor zichzelf. En bij dat streven komen zulke schulden goed van pas, want als er problemen zijn… tja, dan zijn de natiestaten verantwoordelijk. En als die in moeilijkheden raken? Dan krijgen de EU en haar marionettenparlement meer macht. Alles is dus goed geregeld.
Steeds hogere schulden voor de lidstaten
Maar de EU-lidstaten hebben heus wel met die schulden te maken. Onlangs heeft bijvoorbeeld de Duitse regering besloten dat de schuldenlast in Duitsland in 2021 met bijna 180 miljard euro zal groeien. 96 miljard was gepland, en daar is nu nog eens 84 miljard bijgekomen.
Onvoorstelbare cijfers. In plaats van ongeveer 1000 euro extra schuld per hoofd van de Duitse bevolking, betekent dat 2000 euro, van baby’s tot bejaarden. Vergelijk dat eens met de schuldenlast na de geldverslindende eenwording van Duitsland: in 1996 groeide de schuld met maar 40 miljard euro, ongeveer een vijfde van de huidige cijfers. Destijds moest er natuurlijk nog wel rente betaald worden.
Rente naar 0%
Sindsdien is er veel veranderd, in het voordeel van de staat. Tegenwoordig worden de staten gefinancierd door de Europese Centrale Bank. Die heeft de rentetarieven tot nul verlaagd, zodat de EU-landen renteloos kunnen lenen. Vroeger kwam de overheid met bezuinigingsmaatregelen; vandaag verklaren hoogleraren in de economie dat de staatsschuld nooit hoeft te worden terugbetaald.
Het grootste verschil met vroeger is echter dat alle schulden die Duitsland of Nederland niet maakt, nu door de EU of door een andere lidstaat worden gemaakt. Het gaat er alleen nog om wie de schuld aangaat en wie ervan profiteert. De uitkeringen in het ene land zijn de schulden van het andere.
En al die schulden zijn nog niet genoeg. En dus krijgen de burgers nieuwe en hogere belastingen voor hun kiezen. Hogere btw-tarieven, hogere premies voor ziektekostenverzekeringen; de klimaatafspraken maken brandstof, gas en verwarming duurder. In tijden van corona wordt het allemaal voor zoete koek geslikt. Alle commentatoren en parlementariërs knikken begrijpend. De staat heeft meer geld nodig – en dan moeten de burgers schuiven! Wie anders?
Welkom bij de EU-woongroep
Met de invoering van het coronabeleid heeft de EU haar karakter fundamenteel gewijzigd: ze functioneert nu als een soort centrale staat met eigen inkomsten en schulden. De EU-begroting bedraagt in totaal 1,8 biljoen euro. Dat is 1800 miljard. De EU is een woongroep waarvan alle leden de ijskast leegeten, maar niemand doet boodschappen. Of maakt zelfs maar schoon.
Woorden als ‘nieuw’ en ‘historisch’ zijn inderdaad van toepassing op het herstelfonds van 750 miljard euro. Want nieuw en historisch is het: voor het eerst in haar geschiedenis lanceert de EU een door schulden gefinancierd economisch stimuleringspakket. De Commissie is gemachtigd om obligaties uit te geven op de financiële markten en om een veelvoud aan schulden aan te gaan. Die kunnen ze dan in financiële producten steken, om ze op die manier te vermenigvuldigen. Dat zal geweldig werken. De verschillende lidstaten zijn aansprakelijk voor de schulden van de hele Unie naar rato van hun aandeel in de EU-begroting.
Jarenlang vochten Duitsland en Nederland tegen de eurobonds, de gemeenschappelijke obligaties van de EU-lidstaten. Nu zijn deze bonds er toch gekomen, ook al heten ze dan anders. En Duitsland en Nederland zijn nu dus (deels) aansprakelijk voor de schulden van de EU en haar lidstaten. Niet langer hebben wij zelf de controle over de begroting. Dat soevereine recht hebben we overgedragen aan de Commissie in Brussel.
Het Duitse Federale Constitutionele Hof ging er in mei tegen in beroep, maar dat beroep werd door Berlijn en Brussel afgeserveerd. Voortaan gaan de Europese Commissie en Centrale Bank over ons geld. Afgelopen november werden de zogenaamd ‘tijdelijke’ noodmaatregelen uit de tijd van de financiële crisis omgezet in permanente. Daarmee verdwijnen de Duitse en Nederlandse inkomsten voortaan in de grote soeppan van de gemeenschappelijke EU-begroting. Nu draait het er alleen nog om wie de grootste soeplepel heeft.
Verschillen in het sociale vangnet
Nog altijd zijn er binnen de EU grote verschillen tussen de sociale uitkeringen per lidstaat. In 2019 wilde Macron de pensioengerechtigde leeftijd in Frankrijk verhogen van 62 naar 64 jaar. Dat plan werd zonder meer van tafel geveegd door de Fransen. In Duitsland en Nederland gaan we pas op of tegen ons 67ste met pensioen.
In Frankrijk gaat 15 procent van het bruto nationaal product naar de pensioenen, in Duitsland maar 10 procent. De AOW in Nederland voor alleenstaanden bedraagt in 2021 1292,50 euro per maand. Het basispensioen in Duitsland is 1264 euro, in Frankrijk 1638 euro en Italië stopt zijn bejaarden 1724 euro per maand toe. Duitsland en Nederland hebben de grootste soeplepel bij het vullen van de pan, maar de kleinste bij het afromen.
Schuldenquote per lidstaat
Vóór de corona-inflatie van de staatsschuld zat de Nederlandse schuldquote (de staatsschuld als percentage van het bruto binnenlands product) nog netjes onder de binnen de EU afgesproken drempel van 60 procent. In Duitsland zat hij toen al op 71 procent; in Italië op 132 procent en in Griekenland, ondanks verschillende schuldverlagingen, op 176 procent. Studenten in Athene krijgen drie gratis maaltijden per dag, in Berlijn en Amsterdam moeten studenten hun eten wel betalen. En de schuldeisers van Griekenland weten: gaat het fout dan komen de rijke landen over de brug. Zo is het leven goed.
Zelfs nu de staatsschuld door de coronacrisis gigantisch gegroeid is, is hij voor Duitsland en Nederland nog best hanteerbaar, ook bij een trage economische groei. Maar nu ook de Franse en Italiaanse schulden op de Noord-Europese schouders gaan drukken, wordt de situatie penibel: het gevaar zit hem niet in de eigen schulden, maar in die van de regeringen in Parijs en Rome, waar Duitsland en Nederland ook garant voor moeten staan. Erger nog: juist omdat de politici in Parijs en Rome dat heel goed weten, verhogen ze hun schuldenlast.
Waarom zou Frankrijk de pensioengerechtigde leeftijd ook naar 67 jaar verhogen, als Nederland en Duitsland de AOW voor de Fransen toch wel financieren? Geen president gaat graag de strijd aan met vechtlustige vakbonden, en dat hoeft ook niet zolang Duitsland en Nederland de Franse bejaarden mede-onderhouden. Waarom de gele hesjes tegen de haren in strijken? Waarom zou Italië zijn chaotische belastingdienst moeten moderniseren als Nederland en Duitsland alle sores met nieuwe leningen verdoezelen?
Maar als begrotingsdiscipline ver te zoeken is en economische hervormingen mislukken, wat gebeurt er dan? De geschiedenis leert dat inflatie dan de uitweg is. In Duitsland is haast iedereen de hyperinflatie vergeten die bijna honderd jaar geleden heeft bijgedragen aan de vernietiging van de Weimarrepubliek. Dat historisch besef is verdwenen. De ECB beschouwt elke toename van de inflatie als een overwinning: inflatie verkleint immers de schulden van de overheid en werkt voor de burgers als een extra belasting op inkomen en vermogen. De officiële inflatiecijfers zijn nog steeds heel laag.
In de supermarkt merken we niet veel van prijsstijgingen. Een smartphone en een televisie worden zelfs steeds goedkoper. Maar o wee, als je een huis wilt kopen om die televisie in te zetten. De huizenprijzen rijzen ook in de coronacrisis de pan uit. Starters op de woningmarkt zien het inflatiespook wel degelijk op hun pad.
Na de lockdown
Hoe zal dat gaan als de lockdown straks eindigt? Want op een dag zijn we weer vrij. De investment bankers van Goldman Sachs dromen van een terugkeer van de Roaring Twenties: toen de Eerste Wereldoorlog en de Spaanse griep voorbij waren, werd iedereen uitzinnig. De mensen hunkerden naar het leven, maar ook wetenschap en ondernemerszin bloeiden op. Het is dus best mogelijk dat als de deuren eindelijk weer opengaan, de mensen hun bankrekeningen gaan plunderen en iedereen inhaalt wat hij tekort is gekomen aan consumptie, reizen en plezier.
Misschien dat dan concerten, evenementen en cultuur weer overal terugkomen. Zou zomaar kunnen. Maar ja, wat schrijft Christopher Clark in Prisoners of Time, zijn beschouwing van de recente geschiedenis? ‘Het valt nog te bezien of we in staat zijn om een deels bevroren wereldeconomie weer te ontdooien en nieuw leven in te blazen. De mensheid heeft nog nooit op dit kruispunt gestaan.’
De Roaring Twenties
Maar als we gevangenen van de tijd zijn, dan beloven die Roaring Twenties niet veel goeds. We herinneren ons nu niet zozeer de welvaart uit die tijd, maar vooral de hyperinflatie in Duitsland. Bankbiljetten waren handig om het vuur aan te steken, een andere waarde vertegenwoordigden ze niet meer. De aanzet tot die hyperinflatie werd en wordt graag gezocht bij de vijand: de wereldoorlog was verloren en het vredesverdrag van Versailles bepaalde dat Duitsland enorme herstelbetalingen moest doen aan de overwinnaars. Dat waren inderdaad enorme lasten, maar die verklaren toch niet de enorme inflatie die toen volgde.
Die moet eerder gezocht worden in het politieke beleid van die tijd. De eerste democratisch gekozen regeringen van het Duitse rijk, aanvankelijk geleid door de SPD, daarna voortgezet door andere sociaaldemocratisch georiënteerde partijen, beschouwden zichzelf als bijzonder sociaal en arbeidersvriendelijk, met in hun achterhoofd de dreiging van opstanden en een bolsjewistische revolutie.
Er kwam een achturige werkdag, de vakbonden mochten voortaan meepraten, er kwamen steeds meer sociale uitkeringen, via de belastingen werd een grootschalig herverdelingsbeleid ingevoerd, er werden oorlogsbelastingen geheven op inkomen en eigendom, en ook erfbelasting, en voor een extra noodfonds kreeg iedereen met een vermogen vanaf 5000 mark te maken met een eenmalige eigendomsheffing, die begon bij 10% en opliep naar 65% voor vermogens van meer dan 2 miljoen mark.
Inflatie ontplofte een eeuw geleden ook door overheidsuitgaven
In de meeste historische en daardoor veelal economisch slecht onderbouwde analyses valt te lezen dat de hyperinflatie helaas niet had kunnen worden voorkomen. Vrij zelden constateert iemand dat die inflatie een extra vlucht nam door de hoge overheidsuitgaven in die tijd: de werkloosheid bleef in de naoorlogse periode hoog en bedrijven berekenden de hogere belastingen door aan hun klanten.
Het resultaat was een gigantische kapitaalvlucht. En dat niet alleen. De bourgeoisie vreesde haar welvaart te verliezen, de armere klassen zagen door inflatie hun loon verdampen, en beide groepen radicaliseerden. Ondertussen hoopte de rijkdom zich op in de handen van een paar bedrijven die de inflatie in hun voordeel hadden weten om te zetten: zo ontstonden er reusachtige ondernemingen, zoals Siemens en AEG.
Tegelijkertijd begonnen de bloedige en bloeddorstige jaren van een geradicaliseerd binnenlands politiek conflict, dat eindigde in de machtsovername door Adolf Hitler.
Weimar is lang geleden. Er waren allerlei oorzaken voor de ineenstorting van die republiek. Zeker ook de ellende en verarming van grote delen van de bevolking.
De huidige ideeën over vermogensheffingen en herverdeling doen zeker vrezen voor een herhaling van de geschiedenis. Zijn er nog meer parallellen? In de jaren twintig van de vorige eeuw waren het oorlogsschulden en herstelbetalingen die zwaar op de economie en de samenleving drukten. In onze tijd stevenen we af op een radicale herstructurering vanwege het klimaatbeleid. Dat beleid moet steeds sneller tot resultaten leiden. Groene partijen in Nederland en Duitsland pleiten voor een steeds snellere reductie van de broeikasgassenuitstoot. Andere partijen gaan daarin mee: de CO2-uitstoot moet in 2050, nee in 2030 met 60 procent zijn teruggebracht.
Eén ding is duidelijk: al die doelstellingen zijn heel ambitieus en leiden al tot bezorgdheid bij industrie en investeerders. Dat kan dan weer tot werkloosheid en productieverlies leiden. De klimaatpartijen sturen aan op een veel actiever industriebeleid van de overheid, en ze willen ook de staatsschuld best laten oplopen. Ook staan ze voor een belastingsysteem op basis van ideologische principes, met veel hogere lasten voor de rijken.
Wegvluchten uit de euro
Dat klinkt allemaal behoorlijk ambitieus: coronabelasting, klimaatbelasting. De begrotingstekorten die ontstaan door het EU-, corona- en klimaatbeleid lokken dan weer nieuwe belastingen uit, nieuwe regels, nieuwe plannen van de overheid. Natuurlijk leven we nu in andere tijden dan in de Roaring Twenties. Toch reageren de handige jongens net zo snel op de situatie als honderd jaar geleden: ze zoeken hun toevlucht in goud, onroerend goed, aandelen en andere al dan niet stabiele investeringen buiten de nationale munteenheid om.
De belangrijkste cryptocurrency, bitcoin, is het meest in waarde gestegen. Aan het begin van 2020 was die virtuele munt 5000 euro waard, in december al meer dan 25.000 euro. Dat is ook inflatie, al is het dan in een nog onbeduidende sector. De aanjager van die inflatie is er wel degelijk: de enorme hoeveelheid geld die de Europese Centrale Bank in de economie pompt.
Dat extra geld staat nog grotendeels op bankrekeningen. Maar een klein vonkje is genoeg om de inflatievrees aan te wakkeren. Als die schrik opvlamt zal iedereen snel van zijn geld op de bank afwillen, het geld zal steeds sneller gaan circuleren. Wie euro’s heeft, wisselt ze in: liever dollars, goud, bitcoins, franken of de Chinese munteenheid die nu aan de horizon verschijnt.
New Monetary Policy spat uiteen
De euro zal dan devalueren, de Europese burgers worden armer, Europese producten en bedrijven gaan in de rest van de wereld voor spotprijzen over de toonbank, en de verzorgingsstaat wordt onbetaalbaar. De inflatie komt op stoom. Maar dit betekent ook dat er een eind komt aan het nieuwe monetaire beleid van de EU, met zijn schulden en geldpers.
De mensen ontdoen zich van het kunstmatige geld dat daarachter zit. Ineens zijn staatsschulden weer schulden waar niemand garant voor wil staan. Tegen de tijd dat de belastingen de staatskas bereiken, heeft de inflatie ze al waardeloos gemaakt. Op het hoogtepunt van de inflatie in 1923 was 95 procent van de overheidsuitgaven afkomstig van de op volle snelheid werkende drukpers.
De New Monetary Theory, het idee dat je gewoon geld kunt bijdrukken en torenhoge schulden kunt opbouwen, blijkt uiteindelijk gigantische misleiding te zijn: zolang iedereen erin gelooft, werken theorie en praktijk. Maar als het vertrouwen wegvalt, stort het luchtkasteel in. Daar wordt in de theorie ook wel rekening mee gehouden, want die eist totale controle over alle monetaire zaken. Contant geld moeten we afschaffen, alleen elektronisch betaalverkeer blijft over. Degene die dat verkeer beheerst en echt elke transactie kan volgen, kan ook voorkomen dat de burgers dit drukpersgeld omzeilen en ervoor wegvluchten om hun welvaart te redden.
Dit artikel van Roland Tichy verscheen eerder op 11 januari 2021 (in het Duits) op Tichys Einblick. Vertaling en bewerking: Willy Hemelrijk.