Door Nederland erkende en bekostigde imamopleiding moet ondenkbaar zijn

collard
Biddende mannen in moskee. Beeld: al-yaqeen.

Op 7 februari schreef de staatssecretaris voor Participatie en Integratie, Jurgen Nobel, een brief aan de Tweede Kamer, waarin hij de Kamer informeert over zijn Actieagenda Integratie en de Open en Vrije Samenleving. De staatssecretaris wil dat voor nieuwkomers duidelijk is wat de gangbare normen en waarden van de Nederlandse samenleving zijn. Dat wij in onze open samenleving staan voor een zo ruim mogelijke vrijheid, die beperkt wordt waar de vrijheid van een ander wordt verstoord. Er staan een aantal prima voorstellen in het plan, maar hier ga ik in op een kwalijk voorstel: de herinvoering van de imamopleiding.

In de brief van de staatssecretaris worden allerlei ongewenste praktijken opgesomd: eergerelateerd geweld, vrouwelijke genitale verminking (over jongensbesnijdenis wordt echter niet gerept), het beperken van de uitgaansmogelijkheden van meisjes en vrouwen, het opleggen van kledingvoorschriften aan meisjes en vrouwen, het beperken van seks voor het huwelijk, uithuwelijking, het beperken van de mogelijkheid van vrouwen om te werken of om over hun eigen geld te beschikken en het bestaan van versterkte gebedsoproepen in de publieke ruimte.

Het woord ‘islam’ valt niet één keer

Grote delen van de twaalf pagina’s lange brief lijken te doelen op islamitische migranten of praktijken, maar het woord islam valt niet één keer. Er wordt gesproken over ‘sommige burgers’ en over geloofsgemeenschappen. Het woord ‘moslim’ komt slechts voor in een korte alinea over het herinvoeren van de imamopleiding, vermoedelijk omdat het woord ‘imam’ geen mogelijkheid geeft om in het midden te laten over welke burgers of gemeenschap het gaat. Wellicht speelt mee dat een aantal moskeeën eind 2024 aangifte deden tegen de staatssecretaris nadat hij had gesproken over een integratieprobleem omdat ‘een groot deel van de islamitische jongeren’ de normen en waarden van Nederland niet omarmt.

Het kabinet heeft het plan gevat om opnieuw een imamopleiding te erkennen en te bekostigen. De reden daartoe is volgens de brief van staatssecretaris Nobel:

‘Het is belangrijk dat mensen die hier wonen, niet afhankelijk zijn van andere landen als zij hun geloof belijden. In Nederland zijn moslimgemeenschappen momenteel namelijk grotendeels afhankelijk van imams uit het buitenland die vaak de Nederlandse taal niet spreken en onbekend zijn met onze Nederlandse samenleving.’

Twee problemen

Hieruit vloeien twee problemen voort die de staatssecretaris wil oplossen. In de eerste plaats: ‘Hierdoor is er onvoldoende aansluiting bij de behoeften en leefwereld van onze Nederlandse moslims.’ Mijns inziens zou dat een private zaak moeten zijn. Een imam is niet anders dan een tafeltennisleraar. Mensen kunnen ze inhuren en wellicht iets van ze leren. Of de kennis van de imam of de tafeltennisleraar aan hun wensen voldoet is geen staatsaangelegenheid.

In de tweede plaats wordt volgens de staatssecretaris onvoldoende aangesloten bij ‘onze Nederlandse normen en waarden’. Ik vind dat de vraag in hoeverre dat problematisch is en in hoeverre de staat hier iets van moet vinden, twee verschillende kwesties zijn. Een imam hoeft geen Nederlandse normen en waarden te leren; evenmin als een tafeltennisleraar dat dient te doen. Een imam kan en mag ook gedrag bepleiten dat conflicteert met de Nederlandse normen. Als de imam vindt dat Nederlanders te punctueel in de tijd zijn met het verschijnen bij afspraken of dat moslims geen varkensvlees zouden moeten eten, dan mag hij dat benoemen en bepleiten. Ook dit vereist geen staatsbemoeienis.

Geen noodzaak voor officiële status

Dat ligt anders wanneer een buitenlandse imam in Nederland zou oproepen tot gedrag dat de Nederlandse liberale rechtsstaat bedreigt, zoals het doden van homoseksuelen, van ex-moslims of van mensen die de islam bekritiseren. Dan kan die betreffende imam wellicht geweerd worden uit Nederland of er kan een preventieve aanpak worden gestart op de imam en diens actieve volgers. Dit is echter geen reden waarom de overheid zich zou moeten inlaten met een nieuwe imamopleiding.

Zonder erkende status ‘krijgen opleidingsinstituten [geen geld van de overheid voor hun opleidingen] en kunnen studenten ook geen studiefinanciering aanvragen’, zo legt WNL uit. In het geval van een imamopleiding is dat een goede zaak. Het worden van imam moet worden gezien als een vrijetijdsaangelegenheid, als een hobby, die geen maatschappelijk nut beoogt. Dat hoeft – of dient – de overheid niet te stimuleren.

Onterechte kritiek

Overigens klinken ook vanuit de islamitische gemeenschap kritische reacties op het plan van de regering om een nieuwe imamopleiding te accrediteren. Het plan wordt dan gezien als onterechte kritiek op de integratie van moslims in Nederland. Islam Omroep stelt: ‘Eerder flopte[n] initiatieven om dit te realiseren omdat de moskeeën – die afnemers zouden moeten worden van de afgestudeerde imams – niet of nauwelijks betrokken werden bij de oprichting van deze opleiding.’

Er zijn voor de staat een aantal opties mogelijk van hoe de staat met religieuze zaken omgaat. Paul Cliteur noemt in Moord op Spinoza het politiek atheïsme, de theocratie, de staatsgodsdienst, het multiculturalisme en de laïcité. Met de eerste drie varianten heeft het herinvoeren van de imamopleiding weinig van doen. Maar ik meen dat het ook geen multiculturalistische beweging is; eerder een pragmatische wanhoopsdaad.

Wellicht denkt men op de ministeries een probleem in de islam te kunnen oplossen door seculiere imams op te leiden, die een soort ‘Albert-Heijn-islam’ voorstaan. De staat zou een onverschillige positie ten opzichte van religies moeten innemen zolang die religies geen schade toebrengen (laïcité).

Geen overheidsgeld naar imamopleiding

Misschien is dat wat er op het ministerie is gebeurd. Wellicht dacht men daar: de islam brengt schade toe, dus we moeten sturen op de aangeleerde inhoud ervan. Toch is dat geen juiste toepassing van die laïcité. De staat moet zich niet inhoudelijk bezighouden met hoe een bepaalde religie zichzelf moet identificeren. En er moet al helemaal geen overheidsgeld naar zulke opleidingen gaan. Financiering voor private trainingen mag uit de islamitische gemeenschap komen, maar een door Nederland erkende en bekostigde imamopleiding zou ondenkbaar moeten zijn.

Van Bart Collard verscheen in 2023 ‘Het recht op misinformatie’. Het boek is overal te koop en te bestellen, ook in de winkel van Wynia’s Week. KijkHIER.

Wynia’s Week verschijnt drie keer per week, 156 keer per jaar, met even onafhankelijke als broodnodige artikelen en columns, video’s en podcasts. U maakt dat samen met de andere donateurs mogelijk. Doet u weer mee, ook in het nieuwe jaar 2025? Kijk HIER. Hartelijk dank!