Dienders moeten niet debatteren, maar boeven vangen. Snapt de nieuwe korpschef dat wel?

WW Werdmölder 20 juli 2024
Janny Knol, de nieuwe korpschef van de Nationale Politie. Foto: Wikipedia

In februari werd Janny Knol (54) geïnstalleerd als de nieuwe korpschef. Voor het eerst kreeg de Nationale Politie een vrouw aan het roer.

Bij het mannenbolwerk van de politie hoorden vroeger de namen van fameuze hoofdcommissarissen als Eric Nordholt (Amsterdam), Jan Wiarda (Utrecht, Den Haag) en Bernhard Welten (Amsterdam). Dat waren mannetjesputters die er niet voor terugdeinsden hun mening te verkondigen. In hun ogen had de politie ook en vooral een maatschappelijke taak, in die zin dat zij er was om urgente problemen in de samenleving te signaleren en om zo nodig te bemiddelen.

De politie was in deze visie niet alleen handhaver, maar ook bruggenbouwer. ‘De vrede in de stad bewaren’, luidde toen nog de missie van het Amsterdamse korps en in advertenties profileerde de politie zich als ‘je beste kameraad’. Eric Nordholt – die naast de landelijke politieacademie ook een universitaire studie sociologie had gevolgd – was een groot voorstander van de wijkagent en de wijkpolitie.

Een nieuw tijdperk in de onderwereld

Dat was een ander Nederland, dat inmiddels niet meer bestaat. In de criminele onderwereld brak een nieuw tijdperk aan. De oude penoze maakte geleidelijk plaats voor een nieuwe elite van criminelen, de poldermaffia. Een van hen was de criminele ondernemer Klaas Bruinsma. Als gevolg van de grootschalige import van soft en later hard drugs, was sprake van een enorme verharding. Bruinsma, alias ‘de dominee’ of ‘de lange’, was een van de eersten die het loodje legde. Hij werd op 27 juni 1991 geliquideerd voor het Hilton Hotel in Amsterdam.

Twee jaar later barstte de IRT-affaire los, inclusief onthullingen over het gecontroleerd doorlaten van drugs onder regie van politie en justitie. Vanaf eind jaren negentig was er bovendien sprake van een golf van liquidaties in de Amsterdamse onderwereld, crimineel gedrag waar de politie in het geheel geen greep op had.

In 2024 is de Nationale Politie met 65.000 medewerkers de grootste werkgever van Nederland. Wat zouden de ambities zijn van de nieuwe korpschef Janny Knol?

Onlangs gaf ze een interview aan NRC Handelsblad. Ik verwachtte iets te lezen over het oplossen van de reeks aanslagen met zwaar vuurwerk op woningen, winkels en panden van ondernemers. Vorig jaar waren er 465 van zulke aanslagen, meer dan een keer zoveel als in 2022.

Ook verwachtte ik dat Knol iets zou zeggen over de vloed van plofkraken op geldautomaten in Duitsland, gepleegd door een ploeg van jonge Utrechtse criminelen van Marokkaanse afkomst. Weliswaar is sprake van intensieve samenwerking met de Duitse politie, maar de inspanningen van de Nederlandse politie zijn nog altijd niet optimaal.

Discriminatie en racisme

Maar in haar interview met NRC heeft Knol het daar niet over. Wel spreekt ze haar afkeuring uit over incidenten waarbij agenten zich ‘discriminerend en racistisch uitlieten over burgers of over collega’s met een migratieachtergrond’ en maakt ze een groot punt van het respecteren van het recht op demonstratie. ‘Of het nou gaat om demonstraties tegen Zwarte Piet, voor het klimaat, een boerenprotest of om een conflict elders in de wereld: het komt erop aan hoe wij handelen. Het is heel belangrijk dat de politie het grondrecht om te demonstreren beschermt.’

Ook ziet de nieuwe korpschef een taak voor haar organisatie om nadrukkelijker deel te namen aan het publieke debat. ‘Om te signaleren welke onderwerpen op de politiek-bestuurlijke agenda moeten komen.’ Tegelijkertijd klaagt zij steen en been over het feit dat de politie steeds moet opdraven bij meldingen over mensen met verward gedrag. Dat kost de politie handenvol werk en een hoop tijd.

In de ogen van Knol moet de politie ‘waakzaam en dienstbaar’ zijn. Haar bevindingen en plannen, zo lezen we, heeft ze genoteerd in de zestien pagina’s tellende, interne notitie: Stevig Staan, tussen samenleving en rechtsstaat.

Tja, alweer die rechtsstaat die kennelijk voortdurend onder druk staat. Zou dat wellicht ook komen omdat 80 procent van de aangiftes door de politie niet wordt opgepakt of opgelost? Rinus Otte, hoogleraar en als voorzitter van het College van procureurs-generaal de hoogste baas van het Openbaar Ministerie, suggereert in zijn nieuwe boek De troost van gebrekkig strafrecht dat het interessant zou zijn om te achterhalen of de niet behandelde aangiftes mogelijk vooral afkomstig zijn van burgers in achterstandswijken. Misschien, schrijft hij, versterkt het huidige opsporings- en vervolgingsbeleid de tweedeling in de samenleving.

De Politiewet is duidelijk

Niks doen met aangiftes, jarenlang slechte cijfers krijgen over de opsporing van strafbare feiten en tegelijkertijd een grote mond opzetten over de politie die nadrukkelijker zou moeten participeren in het publieke debat: lef kunnen we Knol niet ontzeggen. Maar moet de diender, in plaats van te ‘verbinden’, niet gewoon zijn of haar werk doen?

Het is daarom goed nog eens te kijken naar de Politiewet van 2012. ‘De politie,’ zo vermeldt artikel 3, ‘heeft tot taak in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels te zorgen voor de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven’. De politie dient dus vooral op te treden tegen overtredingen en misdrijven. Daarnaast verleent zij hulp aan burgers die dat nodig hebben. En in acute noodsituaties grijpt de politie dwingend in, zonder aanziens des persoons. 

Ook Knol noemt in NRC artikel 3 van de Politiewet. Toch legt ze haar oor kennelijk liever te luisteren bij politiek correcte bestuurders en wetenschappers. De politie doet de samenleving tekort, niet omdat dienders niet genoeg deelnemen aan het publieke debat, maar omdat ze er onvoldoende in slagen daders van delicten op te sporen.

Hans Werdmölder is auteur van het boek ‘De zaak Ridouan T. De loopbaan van een topcrimineel’.

Wynia’s Week verschijnt 104 keer per jaar met even onafhankelijke als broodnodige berichtgeving. De donateurs maken dat mogelijk. Doet u mee? Hartelijk dank!