Dick Schoof is de juiste man op de juiste plaats: bereid de grenzen van de wet op te zoeken om verandering te realiseren
Na een rechtse verkiezingsoverwinning wordt een partijloze bureaucraat onze nieuwe minister-president. Is dat een affront of een meesterzet?
Het is op het eerste gezicht een taktische meesterzet. De critici klaagden over het lange uitblijven van de naam van de nieuwe regeringsleider en zagen stiekem handenwrijvend uit naar een soort Nederlandse Donald Trump op wie zij helemaal los konden gaan.
En toen bleek de man te luisteren naar de naam van Dick Schoof (67), geen oud-Kamerlid, geen al dan niet rancuneuze oud-bewindsman, maar een topambtenaar die alle krochten en spelonken van Den Haag als nauwelijks een ander kent, een man met gezag, deskundig, zo goed als onomstreden, een nette, slimme man. Geen prijsschieten voor de oppositie dus.
Machtsgreep van de ‘deep state’
Samen met Richard van Zwol kan hij aan de slag om de ministerposten in het extraparlementaire kabinet te verdelen, er namen bij te zoeken en de ploeg op 26 juni op het bordes van Huis ten Bosch te presenteren. Met Schoof aan het hoofd wordt het ongetwijfeld veel gemakkelijker om bekwame mensen bereid te vinden om tot dit kabinet toe te treden.
Maar er is ook kritiek, en die komt opvallend genoeg van rechts, waar sommigen de benoeming van Schoof als een affront ervaren. De Leidse hoogleraar Andreas Kinneging schreef op X dat er sprake is van een machtsgreep van de ‘deep state’ (de vierde macht, de ambtenarij). Na het electorale succes van drie protestpartijen (PVV, NSC, BBB) wordt ‘het vleesgeworden establishment’, een topambtenaar die aan het hoofd van beide geheime diensten (NCTV, AIVD) heeft gestaan, de nieuwe premier – geen man die ‘onbevangen en met frisse blik’ de gevraagde veranderingen gaat doorvoeren.
Honend was de kritiek van Thierry Baudet (FvD): hij noemde Schoof een ‘linkse mainstream guy’, een man die 30 jaar lid is geweest van de PvdA en nooit echt ‘wakker’ is geworden, voor wie Mark Rutte de grote inspiratiebron is, die pro-EU is, pro-NAVO, etc., etc. Geert Wilders, ‘een anti-establishment populist’, won op 22 november 37 zetels en we krijgen nu een man die ‘de belichaming van het establishment’ is. ‘Ongelooflijk. Of was Geert altijd al éigenlijk controlled?’ Het ‘kartel’ heeft opnieuw een succesvol complot gesmeed!
Iets specifieker luidt de vraag dus of Wilders (en Omtzigt en Yesilgöz en Van der Plas) met open ogen in een controlerende machtsgreep van het establishment zijn getrapt, of dat zij een briljante zet hebben gedaan.
Het anti-discriminatiebeginsel als nieuwe totem
Om die vraag te kunnen beantwoorden, is het goed even kort een beetje uit te zoomen. De situatie waarin we nu politiek verkeren, wordt bepaald door de populistische revolte van 2002. Wat toen dreigde was of de chaos van een ‘verweesde samenleving’ (zonder gedeelde waarden, zonder een ‘bezielend verband’) of het regime van een sterke man, de populistische leider, die de chaos wel eens zou bezweren.
Om die impasse te doorbreken heeft de politiek een nieuwe totem opgericht waar we als moderne Papoea’s met z’n allen omheen moesten gaan zitten: het anti-discriminatiebeginsel. Waarover we verder ook van mening verschilden, dit beginsel was het ene, grote gebod dat wij allen zouden gehoorzamen.
Garanties voor de rechtstaat
Dit nieuwe geloofsartikel heeft echter geen einde aan de polarisatie gemaakt. De modieuze uitwerking van dit beginsel heeft zich zelfs tegen zichzelf gekeerd, en heeft in de praktijk de situatie eerder verslechterd dan verbeterd. Het verzet tegen een Haagse ‘elite’ die zich weinig van de alledaagse problemen van gewone mensen bleek aan te trekken, werd dan ook niet minder. Met als gevolg de verkiezingswinst van de PVV in november vorig jaar.
Toen diende zich het probleem aan hoe een nieuwe regering, geleid door een partij die in het verleden in allerlei anti-rechtstatelijke voorstellen had gegrossierd, vorm kon krijgen. Er moest recht worden gedaan aan de verkiezingsuitslag, maar tegelijkertijd moesten er waarborgen komen om een al te populistisch elan te beteugelen. En dus werden er garanties voor de rechtstaat geformuleerd, mocht/kon de leider van de PVV geen premier worden, en moest het nieuwe kabinet extra-parlementair zijn.
Maar hoe kon aan de gerechtvaardigde verlangens die op 22 november aan het licht zijn gekomen, recht worden gedaan, nadat deze waarborgen waren gerealiseerd? Dat kon/kan alleen wanneer er een premier zou worden gevonden die enerzijds garant zou staan voor orde en stabiliteit en anderzijds zich zou gaan inzetten voor de andere koers zoals die in de beleidsvoornemens van het Hoofdlijnenakkoord zijn vastgelegd.
Bij deze zoektocht is Wilders (c.s.) uitgekomen bij Dick Schoof. Heeft Wilders zich in deze keuze vergist of is Dick Schoof in deze fase van de politieke geschiedenis van ons land de juiste man op de juiste plaats?
Geen politiek profiel
Er zijn punten te noemen die in het nadeel van Schoof uitvallen. Die vlekjes op zijn blazoen zijn de afgelopen dagen al met enige gretigheid aangewezen. Hij zou zich ten onrechte hebben bemoeid met de conclusies van het MH17-onderzoek, burgers op sociale media via anonieme nepaccounts hebben laten volgen en was in 2017 niet succesvol bij de invoering van de Nationale Politie.
Daar staat het een en ander tegenover. Dat betreft in de eerste plaats zijn politieke profiel, of beter: het ontbreken daarvan. Schoof was weliswaar lange tijd lid van de PvdA, maar zegde zijn lidmaatschap op 1 januari 2021 op omdat hij zich niet langer ‘verwant’ voelde met deze partij. Altijd goed, een ‘liberal’ die zich door de realiteit heeft laten corrigeren.
Niet bang voor rechtse coalitie
Schoof geldt bovendien als loyaal, en heeft zeer veel ervaring: als hoofddirecteur van de IND (1999-2003), als hoofd van de NCTV (2013-2018), als directeur-generaal van de AIVD (2018-2020) en als hoogste ambtenaar op het ministerie van Justitie en Veiligheid. Zijn expertise betreft dus veiligheid en asiel, twee onderwerpen die in het Hoofdlijnenakkoord van de huidige coalitie van groot belang zijn, in ieder geval voor Wilders.
Hij is niet bang voor deze rechtse coalitie. De uitslag van november vorig jaar was volgens Schoof (in een interview met de Groene Amsterdammer van 6 maart 2024) het bewijs ‘dat veel mensen geen vertrouwen hebben in het oplossend vermogen van de overheid en misschien ook niet in elkaar’. Over de ‘ruk naar rechts’ zei hij: ‘Het is natuurlijk niet zo dat als een kwart van de mensen op de PVV stemt, dat dan ineens een kwart het verkeerd heeft gezien’.
Met de angst dat de rechtstaat met de overwinning van de PVV zou omvallen en de democratie zou worden aangetast, had hij helemaal niets. Die uitspraken staan in een aangenaam contrast met de zure angtzaaierij waarmee het progressieve deel der natie zich de afgelopen maanden heeft uitgesloofd.
Oog voor salafistische indoctrinatie
Schoof blijkt ook oog te hebben voor elementen binnen bepaalde stromingen van de islam die niet inpasbaar zijn in een liberale democratie. Zo waarschuwde hij, als directeur van de AIVD, in 2019 voor salafistische indoctrinatie op islamitische scholen. Het toezicht op informeel onderwijs dat zich tegen de waarden van onze vrije samenleving verzet, staat als gevolg daarvan hoog op het prioriteitenlijstje van deze coalitie.
En Schoof kent Wilders persoonlijk goed. Hij voerde de gesprekken met Wilders over diens veiligheidssituatie, en wist daarbij het vertrouwen van Wilders te winnen. ‘Wilders weet dat hij op Dick kan bouwen’, zei een betrokkene in het Parool.
Wat tot slot vooral ook van belang is: Schoof gelooft in de noodzaak van verandering en is bereid de grenzen van de wet op te zoeken om die te realiseren. ‘Ik geloof nog steeds in de veranderkracht. Misschien naïef, maar ik denk dat we als overheid echt iets kunnen betekenen voor deze samenleving.’
De conclusie lijkt dan ook gerechtvaardigd dat Wilders c.s. zich niet in de keuze voor deze man hebben vergist of zich door het establishment hebben laten inpakken. Ondanks of mede dankzij zijn verleden als bureaucraat belichaamt Schoof enkele politieke deugden die nu nodig en relevant zijn.
Onderling vertrouwen
Max Weber (1864-1920), de grote socioloog die als geen ander de relatie tussen bureaucratie en politiek heeft geanalyseerd, sprak zich in zijn dagen helder en duidelijk uit tegen de overstap van topambtenaren naar het ministerschap en de teloorgang van het parlement die daarvan het gevolg was. Wat nodig was, waren politici met een zeker charisma, die leiding durfden te nemen, verantwoorde politiek wilden bedrijven en onafhankelijke keuzes maken, binnen de kaders van de rechtstaat. Schoof lijkt deze metamorfose van bureaucraat naar dit type politicus in zichzelf te kunnen voltrekken.
Als alles naar verwachting gaat, en Schoof een ministersploeg weet samen te stellen, dan is nu al duidelijk wat het politieke spel van de komende tijd gaat worden. Schoof moet een hechte ploeg samenstellen met genoeg onderling vertrouwen om een Hoofdlijnenakkoord uit te gaan werken en elkaar in het debat met de Kamer vast te houden. En vooral: hij moet als ‘slimme man met een ragfijn politiek gevoel’, die gewend is autonoom en zelfstandig te opereren, samenwerken met een politiek leider van wie dat minstens in dezelfde mate geldt. De uitkomst daarvan bepaalt de toekomst van deze coalitie.
Bart Jan Spruyt is historicus en journalist. Zijn columns over politiek en samenleving verschijnen iedere zaterdag in Wynia’s Week.
Wynia’s Week verschijnt altijd, twee keer per week. Het zijn de donateurs die dat mogelijk maken. Nog geen donateur? Kijk HIER. Hartelijk dank!