De Wokegids van Groningse universiteit sluit mensen buiten
De Rijksuniversiteit Groningen (RUG) heeft een nieuwe ‘Stijlgids Inclusieve Taal’ gepubliceerd. Dit twintig pagina’s tellende document is ontwikkeld door de ‘Diversity and Inclusion Office’ van de universiteit. Het doel van deze voornamelijk Engelstalige gids is het ‘verbeteren van de inclusiviteit van communicatie’ van docenten.
De Groningse taalpolitie zal u voortaan op de volgende punten beoordelen. U dient te zeggen (1) ‘hij is transgender’ in plaats van ‘hij is een transgender’, (2) ‘zij is cisgender’ in plaats van ‘ze is een biologische vrouw’, (3) ‘toen hij zich presenteerde als vrouw’ in plaats van (a) ‘voordat hij een jongen werd’, (b) ‘toen hij een meisje was’ of (c) ‘geslachtsverandering’ en (4) ‘alle ouders en beschermers’ in plaats van ‘alle moeders en vaders’.
U dient te spreken volgens de rules
In plaats van ‘geprefereerde voornaamwoorden’ (pronouns) dient u te spreken van ‘voornaamwoorden’ vanuit de gedachte dat deze woorden niet gekozen worden maar bij iemand horen of niet. Een transgender is ‘born this way’, zo lijkt de gedachte bij al deze voorbeelden te zijn. De transgender is niet veranderd, maar altijd al geweest wat hij of zij is, en is nu wellicht in transitie daar naartoe.
De stijlgids hanteert ook regels (rules) voor het gebruik van de woorden ‘they/them’ (‘hen/hun’ wordt in het Nederlands gehanteerd) voor personen wiens genderidentiteit ‘onbekend of onbelangrijk is in de context’. Zinnen als ‘Jordy en de voetballers zitten te wachten. Iedereen zal een pakket naar hen sturen’ worden verwarrend wanneer ‘hen’ niet op ‘Jordy en de voetballers’ slaat, maar een pronoun van ‘Jordy’ als transgender betreft. In de stijlgids wordt echter geadviseerd om deze voornaamwoorden te blijven hanteren en om desgewenst uw zinnen om te bouwen als er taaltechnische problemen door ontstaan.
Er wordt aan docenten en bestuurders geadviseerd om actief te vragen wat de pronouns van mensen zijn. Daarbij dienen niet slechts vooraf bedachte opties (hij/zij/hen) te worden geboden, maar moet er een vrij invulveld zijn, zodat iedereen zelf een eigen pronoun mag bepalen. Ik denk zelf aan ‘zijne hoogheid’.
De taalgids legt uit dat u ‘identity-first’-taalgebruik dient te gebruiken, in plaats van ‘person-first’-taalgebruik. In een zogenaamd inclusieve wereld staan personen namelijk niet centraal, maar hun identiteiten. ‘Many disabled people and neurodiverse people — especially younger people — prefer to use identity-first language because they see their disability or neurodiversity as a key part of their identity.’ En identiteit is allesbepalend voor deze mensen.
Daarom dient u niet te spreken van ‘een persoon met autisme’ maar van ‘een autistisch persoon’; de identiteit komt eerst. Maar u mag niet zeggen: ‘hij is een autist’ of ‘hij heeft autisme’. Hoewel autisme hier ogenschijnlijk nog prominenter als kenmerk wordt benoemd, waarschuwt de gids dat hiermee eigenlijk gesteld wordt dat het ‘ongelukkig’ is dat de persoon autistisch is. Daarom mag ook niet worden gesteld dat iemand aan een ziekte of aandoening ‘lijdt’.
Als oude teksten ongewenste woorden bevatten, zoals het woord ‘neger’, dan wordt het beter geacht om dat woord te verhullen – bijvoorbeeld door van het ‘n-woord’ te spreken – en het dient zeker niet in de mond genomen te worden bij een bespreking van die teksten in de les, zo leert de stijlgids.
Kritische vragen afgedaan als drogredenen
De publicatie van de stijlgids leidde tot haatmails, zo meldt auteur Finn Oltmann in de U-krant. In het artikel laat hij universitaire medewerkers en transgender- en non-binaire studenten aan het woord om de stijlgids te verdedigen. Communicatiemedewerker Emi Howard vertelde: ‘Ik denk dat veel mensen doorhebben dat er ontwikkelingen gaande zijn op taalgebied en willen weten hoe ze daarop moeten reageren. En als universiteit moeten we daarin voorop lopen.’
Een transgender studente vertelt over mensen die kritische vragen stellen over transgenderschap: ‘Nemen ze het echt serieus? Of proberen ze er een debat van te maken terwijl het eigenlijk geen debat is?’ Onder het artikel verschenen 55 reacties, veelal van mensen met zulke kritische vragen.
Hoogleraar boos over kritiek op de wokegids
Hoogleraar Casper Albers kreeg hoofdpijn van die reacties en schreef er een artikel over. Albers noemt deze critici ‘strijders voor het vrije woord’, wat hij zo te zien sarcastisch of minachtend bedoelt. Albers klaagt over het niveau van de reacties die vol met drogredenen zouden zitten, maar hij noemt er geen voorbeelden van. Wel stelt hij: ‘Wellicht zijn al die vijftig reacties wel geschreven door dezelfde boze reaguurder (m/v/x) die vanaf een zolderkamertje onder verschillende alter ego’s loopt te Wierddukken.’
Wat heeft journalist Wierd Duk hiermee te maken? De lezer komt het niet te weten. Kennelijk meent Albers dat Duk overal ongefundeerde of op drogredenen gebaseerde reacties bij plaatst. Maar als iemand zich hier schuldig aan maakt is het Albers.
Aan het einde van zijn artikel roept Albers op om het debat te stoppen: ‘Zolang de tegenstanders van woke niet met academisch meer steekhoudende argumenten komen, doe je er het beste aan om het debat maar gewoon te mijden.’
Die oproep is gevaarlijk, want waartoe zal dat leiden? Als mensen niet meer met elkaar in debat gaan over punten waarover ze fundamenteel van mening verschillen, dan zal er geen enkel wederzijds begrip overblijven. Mensen zullen zich onbegrepen en onrechtvaardig bejegend voelen. Gaat dat niet leiden tot radicalisering en. in zijn uiterste vorm, tot geweld?
Brengt Woke juist geen schade toe?
Maar moet het daarnaast niet omgekeerd zijn? Woke wil veranderen, want niet-woke is kennelijk nog steeds de standaard. Daarom moet woke met steekhoudende argumenten komen en die worden niet geboden. De stijlgids en het artikel erover komen niet verder dan dat mensen gekwetst kunnen raken door het gebruik van een verkeerd (voornaam)woord.
In plaats van actief een zogenaamde inclusieve taalgids te promoten zou de RUG er goed aan doen om te reflecteren over of wokeness wel wat bijdraagt; over of woke niet juist schade toebrengt aan de samenleving.
Bart Collard is criminoloog en publiceert regelmatig in Wynia’s Week.
De donateurs maken Wynia’s Week mogelijk. Doneren kan op verschillende manieren. Kijk HIER. Hartelijk dank!